EG-graanmarktordening en de dreigende brokken...
Demonstratie erf- en
kavelpadverharding
Bouw eerste gemaal in
ruilverkaveling Lopikerwaard
Basiskursus struweelbehandeling
Het dreigt fout te gaan met het Europese graanbeleid. Deze konstate-
ring doet de heer drs. Willem Oosterhuis, tot 1 augustus sekretaris van
de hoofdafdeling Akkerbouw van het Landbouwschap. Na een paar vrij
redelijke oogstjaren krijgt de akkerbouwer de komende jaren een paar
bittere pillen te slikken en dat is volgens hem nooit de bedoeling
geweest van de uit 1975 daterende EG-graanmarktordening. Ooster
huis baseert de sombere vooruitzichten op de huidige marktsituatie en
de beperkingen, die de Gemeenschap zich heeft opgelegd voor de EG-
export van tarwe. Volgens Oosterhuis probeert de Europese Kommissie
(het dagelijks bestuur van de Gemeenschap) nu door middel van
kunstgrepen de graanmarktordening overeind te houden. Dit leidt er
volgens hem toe, dat de graantelers het risiko lopen, dat ze op korte
termijn te maken krijgen met een versnelde aanpassing c.q. verlaging
van de graanprijzen in de Gemeenschap. "Als de Gemeenschap zich zo
blijft opstellen, dan zal de akkerbouwsektor het erg moeilijk krijgen",
aldus de pessimistische Oosterhuis.
drs. Willem Oosterhuis
De kern van de problematiek zit, zo
licht hij toe, enerzijds in de verslech
terende relatie tussen de Verenigde
Staten en de Europese Gemeenschap
op agrarisch gebied en anderzijds in
de enorme produktiviteitsstijging
zowel in de EG als in de VS. Berich
ten over een sluimerend handels-
konflikt tussen beide handelsgroot
machten en een dreigende eskalatie
daarvan zijn wat op de achtergrond
geraakt. Oosterhuis: "De ruzie tus
sen de EG en de VS spitst zich toe op
de onderlinge konkurrentie op de
wereldgraanmarkt en met name de
afzetmarkt voor tarwe. De Amerika
nen vinden dat de EG met behulp
van exportrestituties hun traditionele
afzetmarkten afsnoept. De EG moet
volgens hen een pas op de plaats
maken. De Europese Kommissie is
nu voor een deel aan hun wensen
tegemoet gekomen door de toezeg
ging te doen, dat de EG dit jaar van
de oogst 1982 niet meer tarwe zal
exporteren dan in het voorgaande
jaar (12.3 miljoen ton). En daar be
gint de ellende".
Redelijke marktprijs
De EG-graanmarktordening werkt
met een uniforme interventieprijs
voor zowel tarwe als voor mais, rogge
en gerst. De zogenaamde richtprijs
(oftewel streefprijs) ligt voor tarwe
aanzienlijk hoger dan voor de andere
produkten (mais, rogge en gerst, die
qua voederwaarde in de juiste vol
gorde moeten staan). Bedoeling van
de marktordening is dat er voor alle
granen, dus ook voor bakwaardige
en voertarwe een redelijke markt
prijs uit de bus kan komen. De prijs
voor bakwaardige tarwe wordt
voorts nog ondersteund doordat een
referentieprijs is ingebouwd.
De sekretaris van de hoofdafdeling
Akkerbouw is van mening, dat de
EG-marktordening alleen naar wens
kan funktioneren als. er sprake is van
een redelijk schone markt. Dit moet
worden bereikt door voor een goed
evenwicht te zorgen tussen vraag en
aanbod. Daarbij moét op de eerste
plaats rekening worden gehouden
met de produktie en import van
granen en de import van graanver-
vangende produkten. En tevens
moet daarbij worden betrokken de
vraag van de gebruikers (menselijke
konsumptie en diervoeding). Een
eventueel overschot moet dan wor
den geëxporteerd. "Het exportbeleid
is het mechanisme, waarmee de EG
de marktordening goed moet laten
funktioneren. Dat is de sleutel voor
een deugdelijk beleid.
Welnu, dat exportbeleid ontwikkelt
zich de laatste jaren steeds moei
lijker. De gevolgen: oplopende EG-
voorraden en prijzen die flink onder
druk komen te staan en steeds vaker
onder het minimum-garantieniveau
van de Gemeenschap duiken".
N etto-exportereiid
De EG is pas sinds twee a driejaar op
het gebied van de granen netto-ex
porterend. Die export is echter dit
jaar strikt gelimiteerd waardoor een
overgangsvoorraad boven de markt
komt te hangen die veel te groot
dreigt te worden. Het is trouwens
zeer de vraag of er voor de komende
oogst in de EG voldoende opslagka-
paciteit beschikbaar is. De Europese
Kommissie doet nu een poging om
door middel van een systeem van
mengpremies meer tarwe kwijt te
raken bij de mengvoederindustrie.
Oosterhuis: "Die kunstgreep past in
feite niet in de huidige marktorde
ning. Hierdoor wordt zeer bewust het
risiko genomen, dat andere produk
ten zoals gerst uit het mengvoeder
worden verdrongen. We moeten
naar andere oplossingen uitzien".
Graanvervangers
Het Landbouwschap heeft zich vorig
jaar op het standpunt gesteld dat er
gestreefd dient te worden naar een
stabilisatie van de invoer van graan-
vervangende produkten zoals tapio-
ka, graanzemelen, maisgluten en ci-
truspulp. Daaraan is de voorwaarde
gekoppeld dat het graanbeleid intakt
gelaten moest worden. Een vermin
dering van de invoer achtte het be
stuur toen niet verantwoord met het
oog op de grote belangen van de
veehouderij en een reeks handelspo
litieke argumenten. Oosterhuis: "Als
de EG nu echter beperkingen wil
doorvoeren in het graanbeleid dan
gaat het niet aan om via een zeer
terughoudend marktbeleid, met als
gevolg steeds lagere graanprijzen, de
graantelers als het ware uit de
graanteelt te drukken. Nee, dan zal
met de instandhouding van een goed
graanbeleid een aanvullend beleid
opgezet moeten worden waarmee de
telers alternatieve teeltmogelijkhe
den worden geboden. Te denken valt
bijvoorbeeld aan versterking van het
beleid om alternatieve gewassen te
kunnen produceren zoals erwten en
bonen als eiwitbron voor diervoe
ding. Ook meer aandacht voor de
mogelijkheden van plantaardige
produktie als grondstofleverancier
voor bepaalde industriën (denk aan
de papiersektor) is gewenst".
Het feit dat de Europese graantelers
op de gevarenzone afkoersen moet
worden gekoppeld aan de vraag of
het terecht is, dat de EG haar tar-
weafzet aan banden heeft gelegd.
Oosterhuis vin^t dat die vraag met
de grootst mogelijke nadruk negatief
moet worden beantwoord. Hij ver
klaart zich nader: "De Amerikanen
schermen met het argument dat zij
een kwart van de grond uit produktie
(zogenaamde "set-aside" program
ma) hebben genomen. We moeten
echter ook eens bekijken hoe de
graanproduktie zich in de VS en in
de EG heeft ontwikkeld".
De cijfers van de produktieontwik-
keling van tarwe zijn veelzeggend: in
1969 bedroeg die produktie in de VS
39,3 miljoen ton en in de EG 37,2
miljoen ton. In 1981 waren die cijfers
respektievelijk 76.0 en 54.1 miljoen
ton. Dat houdt in een groei in de VS
van 93% en in de EG van 45%. De
exportcijfers van tarwe inklusief
bloem vertonen hetzelfde beeld: in
1968/69 was dat voor de VS 14,7
miljoen ton en voor de EG 5,1 mil
joen ton. In 1981/82 exporteerden de
VS maar liefst 49 miljoen ton tegen
de EG 14 miljoen ton. In verhouding
skoren de VS ook hier het best.
"Het is goed de cijfers in het achter
hoofd te houden wanneer de Ameri
kanen weer eens een voetzoeker los
laten in de EG-gelederen. Niemand
heeft nu enig idee, waar we met het
EG-graanbeleid straks uitkomen.
Een visie voor het beleid op wat lan
gere termijn ontbreekt. Aan een paar
duidelijke keuzes valt niet te ontko
men, want anders komen er brokken
van", zo besluit Oosterhuis.
(Uit: standpunten Landbouwschap)
voegd om de betonspecie verwerk
baar te maken. Hoe meer water, des
te gemakkelijker is de beton te ver
werken. Meer water toevoegen bete
kent echter vermindering van de
kwaliteit van het beton. Vooral bij
verwerking met de hand wordt al
gauw teveel water toegevoegd. Bij
machinale aanleg kan een "stijvere"
beton verwerkt worden. Sinds een
aantal jaren is het mogelijk om een
betonspecie toe te passen, die ge
makkelijk te verwerken is en toch
weinig water bevat. Door toevoeging
van zogenaamde superplastificeer-
ders blijft het beton gedurende ca. 30
a 45 minuten goed vloeibaar. Een
dergelijke betonspecie wordt vloei-
beton genoemd. De hoeveelheid su-
perplastificeerder wordt in overleg
met de betoncentrale vastgesteld.
Het is uiteraard wel zaak om derge
lijk beton te verwerken voordat de
superplastificeerder is uitgewerkt.
Uit proeven is gebleken dat de kwa
liteit van vloeibeton in handwerk ge
legd, gelijkwaardig is aan machinaal
aangelegde betonverharding.
Zowel bij machinaal aangelegde be
tonverharding als bij toepassing van
vloeibeton hoeft als regel geen wa
pening te worden gebruikt. Wel die
nen er op afstanden van ca. 4 m
krimpvoegen aangebracht te wor
den. Om snel uitdrogen en daardoor
scheuren en stuiven te voorkomen,
dient het beton direkt na aanleg te
worden afgedekt met plastikfolie of
afgespoten met een paraffine emul
sie.
(Demonstraties vinden plaats op 14
en 16 juni a.s. zie pag. 2.)
In de loop der jaren zijn door de veranderingen in de landbouw de eisen,
die aan de verharding gesteld worden, steeds hoger geworden.
Erf- en kavelpadverharding moet:
berekend zijn op aslasten van 10-12 ton;
op veehouderijbedrijven bestand zijn tegen de chemische inwerking
van mest en vrijkomende sappen uit kuilvoer;
stroef en goed vlak zijn;
bestand zijn tegen mechanische beschadigingen;
een lange levensduur hebben;
weinig onderhoud vragen;
tijdens opdooi bereden kunnen worden (geldt met name voor erf en
toegangswegen).
Naast betonplaten en klinkers wordt vooral asfalt en gestort beton als
verhardingsmateriaal gebruikt.
Asfalt
Het aanbrengen van dit materiaal
geschiedt machinaal en is het werk
van een wegenbouwer. Asfalt wordt
meestal aangelegd op een bestaande
verharding of op een verharding van
puin, hoogovenslakken e.d.
Een asfaltverharding kan meteen na
het aanbrengen in gebruik genomen
worden. Het is zeer goed bestand
tegen zuren. Asfaltmengsels kunnen
bestand gemaakt worden tegen olie,
27 mei 1983
benzine en opdrogende mestdelen.
Vertoont het asfalt slijtageverschijn-
selen, dan kan een nieuwe laag aan
gebracht worden.
Beton
In een betonmengsel is altijd water
nodig. In de eerste plaats voor de
chemische reaktie tussen de ver
schillende bestanddelen. Dit is ech
ter een minimale hoeveelheid. In de
tweede plaats wordt water toege-
De traditionele heestervakken wor
den steeds meer aangevuld en zelfs
vervangen door het meer extensief te
onderhouden bosplantsoen.
Voor het juiste onderhoud is een
meer bosbouwkundige opleiding ver
eist. Met de genoemde kursus zal de
scholing "kompleter" worden. Er is
enige kennis nodig van natuurlijke
gemeenschappen van flora- en fau
nabeheer en van ecologie. Naar de
hedendaagse eisen t.a.v. het planten
van gemengd sortiment, dunnen,
drijf en vulhoutbehandeling, op
kweken van boomvormen, boshy-
giëne, e.d. zal deze kursusopleiding
de nodige aanvullende kennis kun
nen bijbrengen.
Uit gesprekken met de Praktijk
school voor Bosbouw en Kuituur
techniek te Schaarsbergen is geble
ken, dat zij zich kunnen verenigen
met de opzet en inhoud van deze
beide kursussen.
De doelgroepen, waarvoor deze kur
sus is bedoeld zijn: hoveniers, tuin
lieden en voorlieden.
De minimum toelatingseis is diplo
ma lagere tuinbouwschool c.q. bos-
bouwschool of daarmee gelijkwaar
dige opleiding. Ontheffing van deze
eis is onder bepaalde voorwaarden
mogelijk.
De kursus is van september tot on
geveer eind mei en wordt afgesloten
met een officieel examen. Er zal één
kursusavond in de week worden ge
geven en naast een paar middagen
praktijkonderricht.
Meer informatie over deze kursus
kan worden aangevraagd bij de La
gere Land- en Tuinbouwschool,
Groenezoom 400, 3315 LA Dor
drecht, tel. 078 - 160666. De aanmel
ding voor deze kursus moet geschie
den voor 15 juli 1983.
7
Het kursusbestuur van de Lagere
Land- en Tuinbouwschool, van het
Agrarisch Opleidingscentrum te
Dordrecht hoopt in september a.s.
met 20 deelnemers een nieuwe bij-
scholingskursus te beginnen voor
struweelbehandeling c.q. bosplant
soenverzorging. In de meeste hove
niersopleidingen wordt te weinig
aandacht besteed aan enige werk
zaamheden, die in toenemende mate
in het huidige werkpakket van groen-
verzorgers zijn begrepen. Vandaar
deze kursus die gegeven wordt en die
gesubsidieerd zal worden door het
Ministerie van Landbouw en Visserij.
Het woord "struweel" doet mogelijk
wat ouderwets aan, maar dit begrip
dekt de lading o.i. geheel.
Inde ruilverkaveling Lopikenvaard is bij Willeskop gestart met de bouw van het
eerste van vier gemalen. Ir. N. Molenaardirekteur van de Landinrichtingsdienst
van het ministerie van landbouw en visserij, heide op 18 mei officieel de eerste
paal voor het gemaal, dat aan de gekanaliseerde Hollandsche IJssèl komt te
staan. Het zal een gebied van ongeveer 3200 hek tare bemalen, een vierde van het
13.000 hektare grote ruilverkavelingsblok. De totale kosten van het gemaal
bedragen circa vijf miljoen gulden.