De maand juni in een uitzonderlijk 1983 op het Zuidwestelijk landbouwbedrijf Akkerbouw Door het uitzonderlijk late zaaien en poten van grote arealen gewassen zal dit jaar veel werk op de akkerbouwbedrijven zijn opgehoopt en van mei opschuiven naar juni. Rond 1 mei moest in Zeeland nog 20% van de zomergerst, 30% van het vlas, 50 a 60% van erwten en zaaiuien, 75% van de bieten en nog bijna 100% van de aardappelen worden gezaaid of gepoot. Binnen Zeeland zijn er grote verschillen per gebied of streek. Zoveel gewassen nog zo laat in het jaar aan de grond toevertrouwd is nog weinig voorgekomen. Zo wordt 1983 dus voor velen een uitzonderlijk jaar. Dit betekent dat de groeiperiode van veel gewassen korter wordt en dat de oogst ook wel wat later zal vallen. Veel zal afhangen van het weer in juni en juli wat de snelheid van groei en ontwikkeling betreft. Voor de gewassen die het meest gevoelig zijn voor daglengte en temperatuur als zomergerst, haver, blauwmaanzaad en vlas en in mindere mate de erwten, zal de groeiperiode van deze laat gezaaide gewassen tekort zijn voor een goede opbrengst. Voor de gewassen als uien, suikerbieten en konsumptie-aardappelen betekent dit een dusdanige verlating van de groeiperiode dat de oogst en de afrijping erg Iaat komen of dat men op een eerder tijdstip met een lagere opbrengst genoegen moet nemen. Hoge opbrengsten betekenen niet automatisch een goed jaar en zo kan bij minder goede opbrengsten via de prijs per kg veel goedgemaakt worden. Het is niet anders, dus laten we het daar maar op houden. De balans kan pas opgemaakt worden aan het eind van het jaar. Zo zal dit jaar de onkruidbestrij- ding in de laat gezaaide gewassen in juni nog de nodige aandacht vragen. Bestrijding van ziekten en plagen komt meer op de voor grond. De radiowaarschuwingen goed in de gaten houden en te vens kunt U, wanneer U het niet vertrouwt, het antwoordapparaat bellen op telefoonnummer 01806-14166. In de maand juni kunt U deelne men aan diverse exkursies, o.a. naar de proefboerderijen "Rust- hoeve" of "Westmaas", waar mogelijk weer een en ander te zien is op de proefvelden in di verse gewassen. Ook' daar zullen de abnormale omstandigheden hier en daar wel een spaak in het wiel gestoken hebben. Wellicht trekt U erop uit met een gewas studiegroep in Uw eigen omge ving om zo van elkaar en met el kaar ervaringen uit te wisselen en lering te trekken van wat U in het veld waarneemt. Knolselderij kan na het planten gespoten worden tegen onkruid. Bemesting en regenval Voor de percelen waar reeds in fe bruari/maart de stikstofbemesting voor een groot aantal gewassen is gegeven, rijst de vraag of hier geen verlies is opgetreden en of een aan vullende gift gewenst is. De N zal door de vele regen in het profiel naar beneden zijn verplaatst. Óp de goede profielen en bij de diep wortelende gewassen als tarwe en suikerbieten lijkt dit nog geen probleem en.be hoeft men hier niet zo ongerust over te zijn. Bij de ondiep wortelende ge wassen als aardappelen lijkt op de lichte gronden een aanvullende gift van 30 50 kg N wel op zijn plaats. Deze kan dan gegeven worden na opkomst kort na het begin van de knolzetting. Ook voor tarwe en bie ten zal op de lichte gronden en plaatgronden enige aanvulling ge wenst zijn, het meest op de ondiepe plaatgronden rustend op grofzand. Dit kon bij de tweede N-gift op tarwe reeds worden gezien en deze is daar veelal eerder gegeven. Een derde N- gift zal op tarwe dit jaar op veel per celen op zijn plaats zijn. Ook voor de bieten op plaatgronden lijkt een toe slag van 30 a 40 kg N nodig, even tueel te strooien in het 4- bladstadium. Meestal zijn deze percelen in fe bruari echter niet in één keer al af- gestrooid. Ook de dit voorjaar "rij ke" percelen (veelal met voorvrucht aardappelen) zal deze stikstof, die zich meestal onderin het profiel be vond, uitgespoeld kunnen zijn. Ook deze percelen zullen een aanvulling nodig hebben. Wintertarwe Een Epipré-deelnemer zei eens: "Epipré stuurt je het veld in, dat is een goede zaak". Zij die nietxleelne- men aan Epipré moeten dus zichzelf regelmatig het veld insturen. Om een goede korrelvulling moge lijk te maken moeten de bovenste drie bladeren gezond zijn en blijven. Begin bloei (dit is direkt na het ge heel in aar komen) is de beste tijd om tegen diverse afrijpingsziekten te spuiten. Als er kort voor het in aar komen tegen meeldauw en/of gele roest gespoten is, kan de bestrijding tegen afrijpingsziekten wat later uit gevoerd worden. Indien zelfs het vierde en vijfde blad (van bovenaf gerekend) gezond zijn, moet U zich wel afvragen of een behandeling no dig is. Ook is bijvoorbeeld Marksman, ge voeliger voor afrijpingsziekten dan een ras als Okapi. Advies bestrijding afrijpingsziekten: Komt er meeldauw van betekenis voor dan zijn Bayleton en Corbel (beide met toevoeging van ma- neb) goede middelen. Echter wanneer kort. voor het in aar ko men reeds een bestrijding met één van deze middelen is uitge voerd, raden wij aan wat sprei ding van middelen toe te passen en bij een tweede behandeling één van de nieuwe middelen Sportak en Tilt of carbendazim of benomyl te gebruiken. Of bladvlekken (Septoria) scha delijk zullen zijn, hangt niet zo zeer af van de mate van aantas ting maar o.a. van het weer. Daarom adviseren wij bij regen achtig weer captafol toe te voegen of kombinaties van middelen met captafol (o.a. Bayleton CF, Mil- cap). Ook Sportak en Tilt werken goed tegen septoria, terwijl kom binaties van Sportak en Tilt met captafol de sterkste werking heb ben. Komt bruine roest doorzetten (vooral bij warm weer) dan kan maneb of een kombinatie met maneb een redelijk effekt geven. Fusarium en Botrytis in de aar zijn niet afdoende te bestrijden. De kans op schade door geie roest na het in aar komen is gering. Ook dient het gewas regelmatig ge- kontroleerd te worden op bladluizen. Kort na het in aar komen gaan spui ten tegen de luis als 30% van de hal men met luis bezet zijn; laat in het seizoen mag dit oplopen tot 10%. Bij vroeg spuiten tegen de bladluizen verdient Pirimor de voorkeur. Het spaart de natuurlijke vijanden en kan op deze wijze soms een tweede bespuiting uitsparen. Bij koel, re genachtig weer kan de werking van Pirimor te wensen overlaten. Kort voor het in aar komen kan op een gezond, niet te gejl gewas een late, extra derde N-gift (30 tot 50 kg) nog een rendabele opbrengstverho ging geven. Zo'n derde N gift wordt meer en meer toegepast. Tevens kan deze derde gift het eiwitgehalte ver hogen (bakkwaliteit) en positief werken ten aanzien van de start van ondergezaaid veldbeemd, gewoon roodzwenk of roodzwenk met fijne uitlopers. knolzetting voor het sluiten van het gewas met ongeveer 50 tot max. 100 kg N per ha. Voor onkruidbestrijding na opkomst van de aardappelen (als tussenrijbe- spuiting) zijn paraquat (Gramoxone) en DN BP in olie en Sencor toegela ten. Goede afschermkappen zijn nood zakelijk (tekening is via bedrijfs- voorlichter te verkrijgen). Let ook op het korrekt vaststellen van de kon- centratie en op de verdeling over de zijkanten van de ruggen en het on derste deel van de voor. Kweek kan men bestrijden met Fusilade of Fer- vin plus olie, gebruik dan echter een tijdje geen maneb-tin in verband met kans op verbranding. Ter voorkoming van toprol is het verstandig een preventieve luisbe- strijding uit te voeren tussen 15 en 25 juni. Uit recent onderzoek is geble ken dat zuigschade door luizen pas optreedt als er 50 luizen per samen gesteld blad voorkomen. Vóór juli is een bestrijding van luis ter voorko ming van zuigschade dus zelden no dig. De bestrijding van de coloradokever in zowel aardappelen als aardappe lopslag en andere gewassen is wette lijk verplicht. Suikerbieten De onkruidbestrijding na opkomst is in een apart artikel beschreven. Het is nu nog niet aan te geven in welke mate de groene perzikbladluizen hetzij vroeg, hetzij laat in het seizoen een rol zullen spelen. De op koolzaad en andere gewassen overwinterde luizen waren in april goeddeels verdwenen. Hoewel er een vergelingsziekte-waar schuwingsdienst is, is het toch zinvol dat Uzelf ook Uw eigen perceel beoordeelt; ook waar er granulaten gebruikt zijn. Op percelen met een holle stand voelen de perzikbladluizen zich extra goed thuis. De laat gezaaide percelen zullen dit jaar extra en ook Erwten moeten circa een week voor de bloei gespoten worden tegen dem knopma- de. Aardappelen Zie ook de afzonderlijke artikelen over "Onkruidbestrijding na op komst" en "De aardappelziekte". Zodra de planten elkaar in de rij gaan raken, wordt het tijd om met de bestrijding van de aardappelziekte te beginnen. Of eerder als er ziekte op treedt: radiowaarschuwingen! Rassen als Alpha, Irene en Furore kan men de eerste spuitronde over slaan omdat ze minder vatbaar zijn. Zorg ervoor dat men, zeker in een felle groeiperiode, sneller met de be strijding terugkomt. Iedere bladeta ge dient voldoende beschermd te zijn. Aardappelafvalhopen zijn uit den boze. Voor Prefix of Casoran korrels is het nu waarschijnlijk te laat, dek de hopen eventueel af met zwart plastik. Een overbemesting met stikstof dient plaats te vinden na het begin van de later dan anders goed in de gaten ge houden moeten worden. Grasachtige onkruiden, behalve tuintjesgras, kunnen goed met Fusila de of Fervin bestreden worden (dose ringen zie spuithandleiding). Vooral op lichte gronden waar men vaak last heeft van late kiemers (o.a. zwarte nachtschade, perzikkruid en meidesoorten) kan schoffelen en tege lijk aanaarden vlak voor het sluiten van het gewas zinvol zijn. Last van "wilde schieters of onkruid bieten" Verwijder ze voordat ze zaad geven en U er in andere jaren nog meer last van krijgt. Zomergerst Vooral laatgezaaide gerst kan'slap en geil opgroeien. Tegen legering is nu ook in zomergerst een groeiregulator te gebruiken. Deze echter alleen ge bruiken in noodgevallen wanneer Konsulentschap voor de Akkerbouw en de Rundveehouderij te Goes legering vrijwel zeker wordt ver wacht daar deze middelen doorwas, opbrengstderving en in ieder geval kwaliteitsachteruitgang kunnen ver oorzaken. Het middel Terpal (1-2 liter per ha) toepassen bij stadium F6 a 8, dus tij dens het schieten. Cerone (0,5-0,75 liter per ha) dient later gespoten te worden bij stadium F8 a 10, dus vanaf het verschijnen van het laatste blad tot vóór het in aar komen. Meeldauw moet ook goed in de ga ten worden gehouden. Als op het derde blad van boven meeldauw aanwezig is, dient direkt een bestrij ding te worden uitgevoerd. Zaaiuien De onkruidbestrijding in uien na opkomst is niet zo gemakkelijk. Het duurt een hele tijd voor de uien het gewenste gewasstadium hebben be reikt, waarbij ze de middelen kunnen verdragen. Het wel of niet afgehard zijn van het gewas speelt een nog belangrijker rol bij de toepassing van kontaktherbiciden. Hier kan door middel van de dosering wat rekening mee worden gehouden. Vanaf minstens 6 cm lengte kan ge spoten worden met: 4 a 6 liter chloorprofam op voch tige, onkruidvrije grond. Binnen 200 m afstand mag geen vlas, blauwmaanzaad, bloeiende granen en grassen voorkomen, zodat dit middel vrijwel niet ge bruikt kan worden. 7 kg of 8 a 9 liter propachloor of 3 a 4 kg Alicep op vochtige, on kruidvrije grond, speciaal tegen later kiemende onkruiden. 5 kg Lironion. Dit middel bezit naast bodemwerking ook kon- taktwerking op kleine niet afge harde onkruiden bij een vochtige grond. Op droge grond en een goed af gehard gewas bij aanhoudend droog weer maximaal 5 liter olie toevoegen ter versterking van de kontaktwerking. Vanaf 10-15 cm lengte en op een droog en goed afgehard gewas: 2 liter Certrol 20 of 1,7 liter Actril 240 als noodmaatregel, kans op schade. 1,5 liter Basagran speciaal tegen kleine kamille, eveneens kans op schade. 0,5 kg Linuron 5 kg Ramrod, noodmaatregel met kans op scha de. Bij bovengenoemde 3 toepassingen dient het gewas goed afgehard te zijn wat pas na minstens 5 dagen droog zonnig weer het geval is. Deze mid delen verspuiten met veel water en een grove druppel. De ziektebestrijding in de uien be gint als het loof zich behoorlijk gaat ontwikkelen. De bladvlekkenziekte (botrytis squamosa) is de belang rijkste schimmelziekte naast valse meeldauw en andere vlekkenziekten. De voorkeur gaat uit naar een door- spuitschema met Daconil M of Ro- nilan M. Een intensief gebruik van de zuivere Daconil of Rovral houdt de zaaiuien te lang groen met als ge volg een te late afrijping. Middelen als zineb/maneb of man- cozeb met tweemaal toevoeging van een systemisch fungicide kan wel in zaaiuien maar zijn tegen de blad vlekkenziekte minder goed dan de eerdergenoemde middelen. Erwten In sommige gebieden waar regelma tig schade door de knopmade voor komt, is het gewenst om circa 1 week voor de bloei te spuiten tegen de erwtegalmug (de knopmade). Het 10 27 mei 1 983

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1983 | | pagina 10