Landbouwhogeschool gaat
erfelijke basis voor
stikstofbitiding in soja
onderzoeken
Ervaring
Pootaardappelen
THd wordt meestal ingesteld op een
verschil van 1.5-2 graden C tussen
de aardappel- en buitenluchttempe
ratuur. Deze thermostaat schakelt de
regelkring dus in zodra de buiten
lucht 1.5-2 graden C kouder is dan
de aardappelen. De buitenluchtther
mostaat wordt echter ingesteld op de
minimaal aanvaardbare tempera
tuur: voor fritesaardappelen dus 4 - 5
graden C. Deze thermostaat schakelt
de regelkring in als de buitentempe
ratuur gelijk is aan of hoger dan de
ingestelde waarde.
De mengklep staat in principe dicht,
zodat alleen met buitenlucht kan
worden geventileerd. Het koelen zal
alleen gebeuren als de buitenlucht
temperatuur hoger is dan de inge
stelde minimum-waarde op de ther
mostaat THo en de buitenlucht 1 xh -
2 graden C lager in temperatuur is
dan de aardappelen.
Wil men de aardappelen b.v. bij 7
graden C bewaren, dan zal de bui
tenluchtthermostaat THo op 5 gra
den C moeten worden ingesteld. Als
tegelijkertijd de differentiaalther
mostaat THo op een verschil van 1.5
graden C werd ingesteld, zal de ven
tilator alleen draaien tijdens die pe
rioden dat de buitenluchttempera
tuur 5 - 5.5 graden C is. Het tempe
ratuursverschil in de aardappelhoop
zal dan niet groter worden dan 1.5-2'
graden C d.w.z. 5.5 tot 7 graden C
resp. 5 tot 7 graden C.
Blijven de buitenluchttemperaturen
echter gedurende een langere perio
de dag en nacht beneden de inge
stelde minimum-buitenluchttempe
ratuur en stijgt desondanks de tem
peratuur van de aardappelen, dan
zal er overdag met menglucht moe
ten worden geventileerd. Daarvoor
zal de ventilator met de hand moeten
worden ingeschakeld en de meng
klep zodanig worden ingesteld dat in
het luchtkanaal de gewenste tempe
ratuur bereikt wordt. Daarvoor dient
in het toevoerkanaal alleen een ther
mometer Tk te worden geplaatst. Dit
semi-automatisch systeem voor tem
peratuurregeling is geschikt voor het
Nederlandse klimaat.
Kiemremming en gewichtsverliezen
Het handhaven van een hogere be-
waartemperatuur van onder tot
boven in de aardappelhoop, vereist
meer zorg. Zo zal b.v. de toediening
van kiemremmingsmiddel veel aan
dacht vergen. Poederen mag een
eenvoudige en goedkope methode
zijn met een goede kiemremming,
deze methode is voor fritesaardap
pelen in feite niet verantwoord. Vel
loze, vochtige knollen lopen kans op
poederbrand en juist de fritesindus-
trie heeft daar grote moeite mee en
weigert partijen met meer dan 3%
poederbrand. Bovendien wordt ook
de wondheling door poederen ge
remd, waardoor vaak "uitgevreten"
beschadigde plekken ontstaan. Na
begassen wordt vrijwel nooit poe
derbrand waargenomen; ook zijn
dan door heling de wonden meestal
voldoende verkurkt. Maar bij deze
methode is het zaak tijdig (d.w.z. 2 - 3
weken na de oogst) te beginnen en de
behandelingen om de 2 - 3 maanden
te herhalen. Bij bewaartemperaturen
tussen 6 en 8 graden C kan de kie
ming volledig onderdrukt worden.
Eerst wanneer de bewaartemperatu
ren in mei of juni langdurig boven de
10 a 12 graden C komen, zal het
moeilijk worden de kieming volledig
te voorkomen. Dan wil ook nog wel
eens interne kieming optreden. Een
partij die begint te kiemen, is moei
lijk onder kontröle te houden bij de
voor de fritesindustrie gewenste be
waartemperaturen. Begin daarom
vóór kieming optreedt met de be
handeling.
Maar zijn dan de gewichtsverliezen
niet groter bij die hogere bewaar
temperaturen? Als kieming van be
tekenis optreedt, zal dat zeker het
geval zijn. Maar als kieming wordt
voorkomen, zullen de gewichtsver
liezen bij bewaartemperaturen tus
sen 5 en 8 graden C niet of nauwe
lijks hoger zijn. De ademhaling van
de knollen is nl. maximaal bij 5 gra
den C en verschilt daarom bij 6 - 8
graden C niet van die bij b.v. 3 - 4
graden C. Vele bewaarproeven bij
temperaturen van 5 - 8 graden C be
wijzen dan ook, dat de gewichtsver
liezen nog dezelfde vuistregel volgen
die 25 jaar geleden is opgesteld nl. 1 -
3% voor de eerste en een xh - voor
29 april 1983
elke volgende maand (zolang althans
geen kieming of rotting optreedt).
Uit bewaarproeven bij exakt 6 gra
den C is gebleken dat bij Bintje de
gewichtsverliezen tot nabij de 0.3%
per maand kunnen zakken. De
per ma aid gewichtsverlies dient
aangehouden te worden voor be
waartemperaturen vari 8 - 10 graden
C.
Maar de extra zorg die de teler/be
heerder aan zijn produkt moet
schenken en het risiko van een naar
schatting xh - 1% groter gewichtsver
lies, dienen uiteraard wel te worden'
vergoed.
Verlaging suikergehalten
In het algemeen zijn de suikergehal
ten tot enkele maanden na de oogst
zodanig laag, dat er geen klachten
zijn over een te donkere bakkleur.
Als aardappelen daarna door een
tijdelijk te lage bewaartemperatuur
te veel reducerende suiker bevatten
kan men trachten het suikergehalte
te verlagen door de aardapplen 1 - 3
maanden bij een wat hogere tempe
ratuur (b.v. 8 - 10 graden C) te be
waren. Dit z.g.rekonditioneren heeft
niet altijd sukses. Het hangt er vanaf
hoeveel het suikergehalte te hoog is
en hoever het seizoen is gevorderd.
Tabel 1. De invloed van het oogst tijdstip en voorkieming op het gehalte
aan reducerende suikers bij Bintje
Oogsttijdstip
Voorgekiemd
Witte puntjes
Juli - 1
0.56
0.72
-.15
0.50
0.61
- 29
0.29
0.33
Augustus - 12
0.20
0.26
- 26
0.04
0.06
September - 9
0.09
0.12
- 23
0.01
0.02
Figuur 1. Temperatuurregeling bij
handbediening
1 luchttoevoerklep
2 luchtafvoerklep
3 mengklep tl
Figuur 2. Automatische temperatuurregeling
THa thermostaat aardappeltemperatuur
THd differentiaal-thermostaat
THv veiligheidsthermostaat
THk kanaalthermostaat
1 drukklep voor luchttoevoer
2 drukklep voor luchtafvoer
3 mechanisch bediende mengklep
Figuur 3. Horizontale opstelling drukklep
luchtdruk
Figuur 5. Semi-automatische temperatuurregeling
1 drukklep voor luchttoevoer
2 drukklep voor luchtafvoer
3 handbediende mengklep
R(S.T)
De kans op sukses is groter naarmate
het vroeger in het seizoen is en het
suikergehalte niet te veel boven de
norm is. Dat een hogere bewaartem
peratuur bij Bintje voor de verwer
king tot frites sukses kan hebben,
mag o.a. worden afgeleid uit het feit
dat in het voorjaar van 1982 de
klachten over de bakkleur in mei
grotendeels verdwenen waren,
dankzij de toen heersende hogere
temperaturen. Nog hogere tempera
turen (b.v. rond 15 graden C) kunnen
de rekonditioneertijd verkorten,
maar bieden zeker laat in het seizoen
evenmin garantie op sukses.
Toch lijkt het ons, gezien het boven
staande, verantwoord de bewaarder te
adviseren, dat als men uitgaat van
goede, geschikte partijen, waarvan
men weet dat deze lang bewaard
moeten worden voor de fritesindus
trie, de eerste tijd een bewaartempe
ratuur van 5-6 graden C en vanaf
maart/april 6 - 8 graden C aan te
houden. Maar dan ook onderin de
hoop niet lager dan 4 - 5 graden C!
Samenvatting
Klachten over de bakkleur bij de fri-
tesverwerking zijn vrijwel steeds te
rug te voeren op een te lage bewaar
temperatuur. Om te voorkomen dat
de onderste helft van de aardappel
hoop te koud wordt, dient de waak- of
vorstthermostaat op 4 - 5 graden C te
worden gesteld. In langdurige perio
den van te lage temperaturen dient
men met menglucht te werken. Dat
kan met de hand, maar het is ook
mogelijk dit volautomatisch te doen.
Hogere bewaartemperaturen ver
eisen meer zorg. De gewichtsverlie
zen zullen bij een goed beheer niet of
nauwelijks hoger zijn. De teler/be
heerder zal in het systeem van uitbe
taling naar kwaliteit voor zijn extra
zorgen goed dienen te worden be
loond.
Veel Bintjes worden te koud bewaard!
De Landbouwhogeschool heeft onlangs een contract gesloten met
Agrigenetics Corporation, een Amerikaans bedrijf te Denver, Colora
do, om over een periode van vier jaar de erfelijke basis van de biologi
sche stikstofbinding in sojaplanten te onderzoeken. Soja beschikt - net
als bijvoorbeeld de erwt, klaver en luzerne - over het vermogen stikstof
rechtstreeks uit de lucht vast te leggen door middel van een samen
werkingsverband met Rhizobium-bacteriën.
Deze bacteriën vestigen zich in de
wortels van de 'gastheerplant' om
q daar wortelknolletjes te vormen. In
de knolletjes voltrekt zich het stik-
stofbindingsproces. Op deze manier
zijn stikstofbindende gewassen in
staat aanzienlijke hoeveelheden
kunstmest uit te sparen. Vele onder
zoeksinstellingen over de hele wereld
verrichten speurwerk naar de erfe
lijke basis van de samenwerking tus-
sen plant en bacterie en naar de ei
witten die in dit verband een sleutel
rol spelen. Uit dit speurwerk kunnen
mogelijkheden voortvloeien om het
rendement van het stikstofbindings-
proces te vergroten door genetische
manipulatie, dus door ingrepen in
het erfelijk materiaal.
De vakgroep moleculaire biologie
van de Landbouwhogeschool werd
benaderd door de Amerikaanse fir
ma vanwege de ervaring die de vak
groep de laatste jaren op dit terrein
heeft opgebouwd. De Wageningse
biologen zijn gespecialiseerd in de
samenwerking tussen de erwtplant
en de bacterie Rhizobium legumi-
nosarum. In het nieuwe project gaat
het om dezelfde bacterie, zij het in
relatie met soja, een van de belang
rijkste. landbouwgewassen van de
Verenigde Staten. Het onderzoek is
gericht op het 'breken' van de gene
tische code voor de vorming en ont
wikkeling van wortelknollen en de
rol van de gastheerplant - soja dus -
daarin. De structuur, organisatie en
het tot expressie komen van de be
trokken soja-genen vormen de be
langrijkste onderwerpen in het on
derzoeksprogramma.
Van onderstaande rassen kan de
ZPZ tussentijdse .verkoop voorbe
houden, nog het volgende aanbie
den:
Mocht U belangstelling hebben voor
één van bovengenoemde rassen, dan
verzoeken wij U contact op te nemen
met ons kantoor te Leeuwarden (tel.
058-123443).
Ras
Bildtstar
Bintje
Burmania
Desiree
Doré
Eigenheimer
Irene
Jaerla
Rode Star
Sinaeda
Klasse Maat
A 25/28,28/35
E, A, B 28/35, 35/45 meest afwijkende, partijen
E, B 45/55, 35/45
E, A 28/35
S, E, A, B 28/35, 35/45,35/50, 35/55
E 45/55
E, A, B 25/28, 28/35, 35/45,45/50
E, A 28/35
S, B 25/28,28/35,35/40, 35/45, 40/45
E 35/45