Bewaartemperaturen en bakkwaliteit van onze Bintje-aardappelen Bakkleur in systeem uitbetaling naar kwaliteit Door: Ing. C.P. Meijers en ir. A. Rastovski IBVL - Wageningen Een zeer groot deel van onze Bintje-aardappelen (groter dan) 50 mm wordt in ons land tot frites verwerkt of wordt voor dit doel geëxporteerd. Iedere Bintje-konsumptieaardappelteler moet er daarom in principe op rekenen, dat de grote maat van zijn partij, voor verwerking tot frites is bestemd. Dat houdt echter ook in dat ze dan moeten voldoen aan de eisen die de fritesfabrikant stelt. En dat dan niet alleen ten aanzien van blauw en beschadiging, maar ook wat de bakkleur betreft. In het voorjaar van 1982 bleken vele Bintje-partijen ongeschikt voor verwerking vanwege een te donkere bakkleur. Dit seizoen waren er aanvankelijk geen klachten, maar na de recente koude periode in februari zijn die er nu wel volop geweest. Dit wijst erop dat de fritesaardappelen dan te koud zijn bewaard. De frites-fabrikanten dringen er nu op aan ook de bakkleur in het systeem van uitbetaling naar kwaliteit op te nemen. Hoe dit dan moet gebeuren is nu nog in studie, maar dat daar richtlijnen voor komen, is wel zeker. Dit artikel heeft vooral ten doel de Bintje teler te attenderen op de bewaartemperatuur en wat eraan gedaan kan worden om deze op de gewenste hoogte te houden. graden C, dan schakelt deze ther mostaat de regelkring in. Bij een kleiner temperatuursverschil of als de buitenluchttemperatuur hoger wordt dan de aardappeltemperatuur, schakelt deze thermostaat de regel kring weer uit. Deze thermostaat zorgt er dus voor dat er alleen geventileerd wordt als het mogelijk is de aardappelen effi ciënt te koelen. In de regelkring die de ventilator bedient, is ook nog de Suikers in aardappelen In aardappelen komen enkele sui kers voor. Wat de beïnvloeding van de bakkleur betreft, zijn vooral de reducerende suikers (glucose en fructose) van belang. Wanneer het gehalte aan deze suikers boven de 0.5% komt. wordt de bakkleur te donker en zijn ze niet meer geschikt voor verwerking tot frites. De chips- en droogindustrie stellen nog hogere eisen aan het reducerend suikerge halte kleiner dan 0.3%). Het ras speelt ook een belangrijke rol. Bintje staat bekend als een ras dat al vrij snel een te hoog gehalte aan reduce rende suikers kan vertonen. Teelt maatregelen kunnen daarbij van in vloed zijn. Voor een laag gehalte aan reducerende suikers is een uitgerijpt gewas nodig dat bij niet te lage bo- demtemperaturen wordt geoogst (niet onder de 10 graden C). Grote stikstofgiften of grote hoeveelheden organische mest (drijfmest) zijn daarom ongunstig, evenals vroeg doodspuiten. In het algemeen moet men streven naar een redelijk hoog drogestofgehalte. Voorkiemen zal in het algemeen gunstig zijn (tabel 1). Ook de weersomstandigheden tij dens de groei spelen een rol. Koele, natte zomers zijn minder gunstig doordat het droge-stofgehalte dan veelal niet optimaal is. Ook de grondstof kan van invloed zijn. Als de aardappelen onder goede omstandigheden zijn gegroeid en geoogst, zal het gehalte aan reduce rende suikers bij het begin van de bewaring laag zijn. Voor het verdere verloop van het suikergehalte is de bewaartemperatuur echter bijzonder belangrijk. Bij temperaturen onder de 8 graden C neemt het reducerend suikergehalte toe en wel des te meer naarmate die temperatuur lager is. Het is gebleken dat in Nederland vele Bintje-partijen te koud worden bewaard. Voor verwerking tot frites is een bewaartemperatuur van 6-8 graden C gewenst. De laagste tem peratuur in de hoop mag niet bene den 4-5 graden C komen. De bewaartemperatuur Gesteld kan worden dat een vol doende hoge, uniforme bewaartem peratuur in principe het beste is om het suikergehalte laag te houden. Een bewaartemperatuur van b.v. 7 graden C gedurende het gehele be- waarseizoen, is echter alleen te ver wezenlijken m.b.v. mechanische koeling. Bij buitenluchtkoeling, waarmede we verreweg het meeste bij bewaring van konsumptie-aard- appelen te maken hebben, is een zo uniforme bewaartemperatuur gedu rende een lange bewaarperiode niet te verwezenlijken. We zullen met een zekere fluktuatie in bewaartemp^a- tuur rekening moeten houden, maar deze moet bij voorkeur zo gering mogelijk zijn. In een aardappelhoop is de tempe ratuur niet overal gelijk. De bewaar temperatuur wordt in het algemeen met behulp van een steekthermome- ter vastgesteld op een diepte van 60 - 80 cm van de top, d.w.z. daar waar de temperatuur in doorsnee het hoogst is. Onderin de hoop is de tempera tuur in het algemeen lager en het verschil in temperatuur boven en onderin de hoop wordt groter naar mate de koelperioden korter worden. Als bij een aardappeltemperatuur van b.v. 8 graden C gedurende 2-3 uur met lucht van 2 graden C wordt geventileerd, zal de aardappeltem peratuur onderin ook 2 graden C worden, terwijl de temperatuur bovenin nog 8 graden C is of nau welijks verandering vertoont. Pas na veel langer ventileren (2 - 3 dagen) zal ook bovenin de aardappeltempe ratuur van 2 graden zijn bereikt. Óm onderin de aardappelhoop te lage temperaturen te voorkomen, moet de ventilator worden uitgeschakeld, zodra de temperatuur in het lucht- kanaal beneden de minimumwaarde daalt. Bij het bewaren van aardappelen voor de fritesindustrie, moet met de ventilatie worden gestopt zodra de temperatuur in het luchtkanaal be neden de 4 - 5 graden C komt. Bij lagere temperaturen mogen fri tesaardappelen niet worden gekoeld, ook niet voor een korte tijd. Tijdens langdurige perioden met lage bui tentemperaturen zullen daarom de aardappelen met menglucht moeten worden gekoeld om de gewenste be waartemperatuur te handhaven. Door het mengen van buitenlucht met lucht uit de aardappelhoop kan nl. elke temperatuur in het luchtka naal worden gehandhaafd die tussen de buiten- en omluchttemperatuur ligt. Ventilatie met menglucht wordt al gemeen toegepast in landen met een landklimaat, maar wordt ook in ons land sterk aanbevolen voor de be waring van frites- en chipsaardappe len. Dit systeem geeft nl. de moge lijkheid om de temperatuur in de aardappelhoop zeer nauwkeurig te beheersen zolang de buitenlucht temperatuur maar lager is dan de gewenste bewaartemperatuur, zelfs gedurende perioden met extreem la ge buitentemperaturen. Beheersing van de bewaartemperatuur In een bewaarplaats, die voorzien is van een koelsysteem met buiten lucht, moeten voor het doelmatig koelen resp. regelen van de aardap peltemperatuur, zowel de ventilator als de kleppen voor verse luchttoe voer, luchtafvoer, alsmede de meng- klep worden bediend (fig. 1 resp. de nrs 1, 2 en 3). In principe kan de regeling door de bewaarder zelf worden uitgevoerd. Vroeger werd de temperatuur in de bewaarplaats ook meestal "met de hand" geregeld. Daarvoor zijn alleen drie thermom- ters nodig (fig. 1), nl. één in de aard appelen (Ta), één buiten (To) en één in het luchttoevoerkanaal achter de ventilator (Tl). Als de temperatuur van de aardappelen te hoog oploopt en de buitenlucht 1 - 2 graden C lager is dan de aardappeltemperatuur, wordt de ventilator ingeschakeld, worden de kleppen voor luchttoe voer en -afvoer opengezet en wordt de gewenste temperatuur in het luchttoevoerkanaal met behulp van de mengklep afgesteld. Bij een te la ge temperatuur Tl moet de mengklep naar beneden worden versteld om meer omlucht (lucht uit de bewaar plaats) en minder buitenlucht door Vertikale opstelling drukklep de ventilator te laten aanzuigen. Als de temperatuur Tl te hoog is, moet de mengklep naar omhoog. Tijdens de ventilatie moeten zowel de tempera tuur in het toevoerkanaal als de temperatuur van de aardappelen re gelmatig worden gekontroleerd. De ventilatie moet nl. worden stopgezet zodra de gewenste temperatuur van de aardappelen wordt bereikt, of als de buitenluchttemperatuur hoger wordt dan de aardappeltemperatuur, om het opnieuw opwarmen te voor komen. De gunstige buitenlucht temperaturen komen echter vaak al leen 's nachts of 's ochtends vroeg voor. Vanzelfsprekend is dit laatste een uiterst onprettige bijkomstigheid voor- de bewaarder met handbedie ning. Daarom wordt recentelijk de temperatuur in bewaarplaatsen met buitenluchtkoeling steeds meer au tomatisch geregeld. De temperatuurregeling gebeurt dan door de thermostaten, zoals afge beeld in fig. 2. De ventilator wordt bediend door een regelkring waarin drie thermos taten worden ingebouwd. Thermos taat THa regelt de aardappeltempe ratuur en deze wordt ingesteld op de gewenste aardappeltemperatuur. Bij een hogere aardappeltemperatuur dan de ingestelde temperatuur, schakelt de thermostaat de regel kring in. Bij het bereiken van de ge wenste of bij een lagere aardappel temperatuur, schakelt de thermos taat de regelkring weer uit. De differentiaal-thermostaat THd wordt ingesteld op een bepaald tem peratuursverschil tussen de aardap pelen en de buitenlucht. Dit inge stelde temperatuursverschil is mees tal 1.5-2 graden C. Wordt het tem peratuursverschil groter dan 1.5-2 veiligheidsthermostaat THv aange sloten. Deze thermostaat wordt in gesteld op de minimaal aanvaardba re temperatuur van de aardappelen: voor fritesaardappelen dus 4-5 gra den C. Wordt de temperatuur in het kanaal lager dan de ingestelde tem peratuur, dan schakelt deze ther mostaat de regelkring uit om onder koeling van de aardappelen te voor komen. Omdat alle drie thermostaten in serie zijn aangesloten in de regelkring van de ventilator, kan er alleen ventilatie plaatsvinden als alle drie thermosta ten dit toestaan. De ventilatie resp. het koelen van de aardappelen zal dus doorgaan zolang tegelijkertijd aan de volgende voorwaarden wordt voldaan: - de temperatuur van de aardap pelen is hoger dan de gewenste bewaartemperatuur (thermostaat THa aan); - de buitenlucht 1 - 2 graden C la ger in temperatuur is dan de aardappelen (THd aan); - de kanaaltemperatuur minimaal 4 - 5 graden C is (thermostaat THv aan). De mengklep 3 wordt aangedreven door een servomotor. Deze servo motor wordt bediend door de ka naalthermostaat THk, via een om- keerschakelaar. Deze kanaalther mostaat wordt ingesteld op een tem peratuur die in de meeste gevallen 1 - 2 graden C beneden de gewenste be waartemperatuur ligt. Wordt de ka naaltemperatuur tijdens het ventile ren hoger dan de ingestelde tempe ratuur, dan schakelt de thermostaat die pool van de omkeerschakelaar aan die de servomotor de mengklep doet dichtdraaien. Daardoor wordt relatief meer buitenlucht door de ventilator aangezogen en de tempe ratuur in het kanaal daalt. Wordt de gewenste kanaaltemperatuur be reikt, dan schakelt de thermostaat de regelkring uit en de klep blijft in de betrokken positie staan. Daalt de temperatuur in het kanaal echter beneden de ingestelde temperatuur, dan schakelt de thermostaat de ser vomotor zodanig in dat deze meng klep begint open te draaien, totdat de ingestelde waarde is bereikt Dit pro ces loopt door zolang de ventilator aanstaat. Wanneer de ventilator stil staat, staat de mengklep in open po sitie. Daardoor wordt nl. voorkomen dat bij het inschakelen van de venti lator met te koude lucht wordt ge ventileerd. De mengklep regelt ge lijktijdig de positie van de drukklep- pen voor luchttoevoer en afvoer. De temperatuur wordt dus geregeld door middel van twee regelkringen, waarvan de ene de ventilator en de andere de mengklep bedient. De mengklep moet in dit geval als een mechanisch bediende klep met kon- tinu regeling worden uitgevoerd. De kleppen voor buitenluchttoevoer en afvoer (in fig. 2) zijn als drukkleppen uitgevoerd en zij worden bediend door de ventilator en de positie van de mengklep. De konstruktie van een drukklep voor de horizontale resp. vertikale opstelling is weergegeven in de figuren 3 en 4. De kleppen kunnen van polysty- reen-schuim worden gemaakt en be wegen praktisch wrijvingsloos. De beweging wordt veroorzaakt door drukverschil aan weerszijden van de klep. De uitlaatklep wordt geopend door de overdruk die in de bewaar plaats heerst als er met buitenlucht wordt geventileerd. Daardoor wordt ook de luchtinlaatklep geopend, omdat er in het luchtkanaal een on derdruk heerst. Wordt er echter met uitsluitend interne lucht geventileerd (mengklep volledig open), dan blij ven beide drukkleppen dicht. In dat geval heerst er nl. in de bewaar- ruimte onder beide kleppen een kleine onderdruk, die niet groot ge noeg is om de inlaatklep te doen openen en die vanzelfsprekend ook de uitlaatklep dicht houdt. Beide kleppen blijven ook dicht als de ventilator niet draait. Draait de ven tilator wél en wordt de mengklep in een middenpositie afgesteld, d.w.z. er wordt met menglucht geventi leerd, dan gaan ook de beide druk kleppen gedeeltelijk open omdat de over- resp. 'onderdruk nu lager wordt. De drukkleppen worden dus bediend door de ventilator en de mengklep. Het regelsysteem volgens fig. 2 is een volledig geautomatiseerd systeem en kan overal worden toegepast voor temperatuurregeling bij buiten luchtkoeling. Buitenlucht In een gematigd klimaat als Neder land, waar de buitenluchttempera turen tijdens de bewaarperiode re gelmatig de gewenste bewaartempe raturen bereiken, kan het systeem van automatische temperatuurrege ling worden vereen, voudigd. In zul ke gevallen wordt het nl. mogelijk gedurende het overgrote deel van de bewaarperiode enkel met buiten lucht te koelen. Dan kan dus worden afgezien van de automatische bedie ning van de mengklep en wordt ook de bediening van de ventilator een voudiger. In dit geval kan worden volstaan met een systeem zoals is af gebeeld in fig. 5. De ventilator wordt bediend door een regelkring waarin slechts een differentiaal- en een buitenlucht thermostaat in serie worden aange sloten. De differentiaalthermostaat 6 29 april 1983

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1983 | | pagina 6