Bedrijfshygiëne bij de aardappelteelt: Wat te doen met sorteer- en zeefgrond? Onkruidbestrijding akkoord, maar spaar de bijen!! Waarheen met sorteergrond? Zijn er nog andere mogelijkheden? Zeefgrond Samenvatting Drachtplanten Groeistoffen Beperkte toelatingen Bij het inschuren van (poot)aardap- pelen komt bij gebruik van reini- gingsapparatuur grond vrij, de zgn. zeefgrond. Later bij het uithalen en sorteren van de aardappelen krijgen we opnieuw te maken met grond, de zgn. sorteergrond. Zowel in zeef- als sorteergrond kunnen ziekteverwek kers als aaltjes, schimmels en bacte riën voorkomen. In de aanhangende grond, rondom de knol komt een veel hogere concentratie aan ziektever wekkers voor dan in grond elders in de bouwvoor. Dit betekent dat we ook in sorteergrond een hoge concentra tie aan ziekteverwekkers kunnen verwachten. Daarom is terugbrengen van sorteergrond naar het perceel van herkomst beslist ongewenst. Er zijn uit de praktijk dan ook al voorbeelden bekend, dat op per ceelsgedeelten waar sorteergrond was gestort problemen met ziekte verwekkers optraden. Sorteergrond moet daarom liefst buiten het bedrijf worden afgevoerd of de ziektever wekkers moeten onschadelijk wor den gemaakt. Nu het sorteren van pootaardappelen op het eigen bedrijf de laatste jaren weer sterk is toege nomen, worden steeds meer telers met het probleem van de sorteer grond geconfronteerd. Zeefgrond bestaat voor een deel uit aanhangende grond en verder uit al dan niet uiteengevallen kluiten. De verhouding van deze bestanddelen wisselt sterk van perceel tot perceel, afhankelijk van de zwaarte van de grond en de rooiomstandigheden. In zeefgrond zullen veel minder ziekte verwekkers voorkomen dan in sor teergrond, maar als regel wel meer dan in de bouwvoor van het perceel van herkomst. In dit artikel zullen we een aantal mogelijkheden om sor teer- en zeefgrond op bedrijfhygië- nische verantwoorde wijze op te rui men nader bekijken. In het voorgaande hebben we gezien, dat het niet gewenst is om sorteer grond terug te brengen naar het per ceel van herkomst. Dit zou wel mo gelijk zijn als we de ziekteverwekkers onschadelijk hebben gemaakt door bijvoorbeeld stomen van de grond. Afvoeren van het bedrijf of onscha delijk maken zijn eigenlijk de enige volkomen veilige oplossingen. 1Afvoeren van het bedrijf De hoeveelheid sorteergrond per ha aardappelen varieert afhankelijk van grond en rooiomstandighe den van 1-3 mVha. Afvoer van sorteergrond kan bijvoorbeeld plaatsvinden naar een gemeente lijke stortplaats, een gronddepot of naar een andere plaats waar grond nodig is, bijvoorbeeld ter reinophoging. Afgezien van de transportkosten zal dit niet altijd kostenloos kunnen gebeuren. Verscheidene gemeenten vragen geld voor het recht om te mogen storten. Men zou eventueel ook In dit aardappelsorteerbedrijf te Breskens komt bij het sorteren ook veel sor teergrond vrij. nog kunnen denken aan een tij delijke opslag op het erf, gedu rende een paar jaar tot zich in de buurt een gelegenheid voordoet om de grond ten behoeve van (bouw)terreinophoging te rui men. In een dergelijk geval is af dekken met plastic gewenst om aardappelopslag te voorkomen. 2. Onschadelijk maken Overeenkomstig de wijze waarop in de glastuinbouw schadelijke or ganismen in de grond door sto men worden gedood, is dit in principe ook mogelijk voor sor teergrond. Het voordeel van deze methode is, dat de grond na be handeling zonder meer naar het perceel van herkomst kan worden teruggebracht. In de herfst van 1982 is met geldelijke steun van het Landbouwschap door het Proefstation voor de Tuibouw onder Glas en het PAGV te Le lystad een proef genomen om de mogelijkheid van het stomen van sorteergrond na te gaan. Het sto men werd uitgevoerd met behulp van een mobiele stoominstallatie, welke in principe van bedrijf tot bedrijf kan gaan. Hierbij werd de grond gedurende 1 uur op een temperatuur van minimaal 70 C gehouden. Het effect van de be handeling is gecontroleerd met behulp van een 4-tal in de grond gebrachte organismen, te weten cyste-aaltjes, Rhizoctonia, Pho- ma en Verticillium. Al deze or ganismen bleken naderhand te zijn gedood. De capaciteit van de gebruikte stoominstallatie be droeg 10 m3 grond per uur. He laas vraagt stomen van grond veel energie, waardoor deze behande ling niet goedkoop is. Vooralsnog moet worden gerekend met een bedrag van 18,— tot 20,— per m3 grond. Het is de bedoeling om binnenkort het stomen van sor teergrond bij een groep bedrijven op praktijkschaal uit te voeren. Andere alternatieven dan de hier boven genoemde zijn er misschien wel, maar deze zijn in het algemeen minder veilig. Men kan bijvoorbeeld denken aan het dempen van een ou de sloot. Als zo'n sloot helemaal vol is, wordt de grond echter vaak weer bij een perceel getrokken met alle risico's van dien. Een andere moge lijkheid is misschien het graven van een sleuf op een ongevaarlijke plaats, bijvoorbeeld op het erf, of op een perceeltje blijvend grasland, om hierin de sorteergrond te storten. Ook voor zeefgrond, de grond welke bij het inschuren vrijkomt, is afvoer van het bedrijf of onschadelijk ma ken verreweg de veiligste methode. Vanwege de vaak vrij grote hoeveel heid (2-8 of meer m3 grond/ha) zal dit echter lang niet altijd te realiseren zijn. Men zou ook hier weer kunnen denken aan het storten in een te dempen sloot. Daar de concentratie van ziekteverwekkers in deze grond niet zo heel veel hoger zal zijn dan die van grond uit de bouwvoor, is terugbrengen naar het perceel van herkomst wat minder gevaarlijk. Men zou hier ook kunnen overwegen om de zeefgrond altijd naar eenzelf de perceelsgedeelte te brengen om hierop geen aardappelen te telen. Wel zal een dergelijk perceelsge deelte apart moeten worden bewerkt om verspreiding van schadelijke or ganismen over het hele perceel te vermijden. Terugbrengen van sorteergrond van aardappelen naar het perceel van herkomst moet sterk worden afgera den. Dit in verband met de relatief hoge concentratie van ziektekiemen, welke in deze grond kan voorkomen. Afvoer van het bedrijf of onschadelijk maken van de grond door stomen zijn de enige veilige alternatieven. Zeef grond, welke bij het inschuren van aardappelen vrij komt, wordt wat minder gevaarlijk geacht. PAGV-Lelystad, Ir C.D. van Loon. Bloemen en bijen horen bij elkaar. Bijen hebben bloemen nodig om voedsel te kunnen verzamelen. Daarom vliegen ze ijverig van de ene plant naar de andere. Soms heeft de mens hier duidelijk voordelen van, wanneer op deze wijze de bestuiving wordt verbeterd. In dat geval worden met opzet bijenvolken bij gewassen geplaatst, bijvoorbeeld in boomgaarden. Bijen zijn nuttig en ze zijn tegelijkertijd belangrijk als bron van ontspanning voor de vele bijenhouders die ons land kent. Waar mogelijk dient bij het bespuiten van gewassen rekening met bijen gehouden te worden. Planten die door bijen bezocht wor den om honing uit te halen worden drachtplanten genoemd. Vaak zijn dit struiken maar het kunnen ook bloeiende onkruiden zijn. Heel be kend is in dit geval de paardebloem. Deze kan massaal in weiland aan wezig zijn en wordt daar ook vaak bestreden. Ook opslag van gewassen kan als voedselplant fungeren. Wanneer een koolzaadgewas mislukt is en wordt omgeploegd, kunnen op- slagplanten er voor zorgen dat be paalde bestrijdingsmaatregelen niet uitgevoerd kunnen worden. Zo zal er niet met insekticiden gespoten kun nen worden wanneer het koolzaad in bloei staat en ook met groeistoffen tegen het onkruid dient men zeer voorzichtig te zijn. Ook granen kun nen als een soort drachtplant dienst doen. Wanneer er veel bladluizen zijn, komen de bijen op de honing dauw af. In dat geval is de keuze van het middel niet moeilijk. Het moet een selektief werkend middel zijn dat alleen bladluizen dood maakt. In dat geval komen alleen Pirimor spuitkor- rels in aanmerking. Wanneer bijen in aanraking komen Paardebloemen moeten voor de bloei bestreden worden met groeistoffen gaan ze als gevolg hiervan niet dood. Toch zijn midde len als mecoprop, MCPA en 2,4-D gevaarlijk voor bijen. De dieren krij gen door deze middelen een vreemde geur en worden als gevolg daarvan niet in het volk toegelaten, maar bij de ingang gedood. Langs een omweg zijn deze middelen dan toch giftig. Bij de bestrijding van onkruiden moet hier rekening mee worden ge houden. Dit kan ook, want bij geen enkel onkruid is het noodzakelijk tijdens de bloei een bestrijding uit te voeren. Het kan altijd ervoor en soms ook erna. De belangrijkste dracht- plant in grasland is de paardebloem. Kort voor de bloei kan deze bestre den worden met 2,5 liter 2,4-D amine per ha. Wanneer men hiervoor te laat is dient gewacht te worden tot eind augustus, dan is opnieuw een bespuiting mogelijk met 2,5 liter 2,4- D. Een andere drachtplant is de ak kerdistel. Ook deze moet kort voor de bloei bestreden worden met 4 liter MCPA 25% per ha. Wanneer er met groeistoffen is gespoten dient het vee een week uit de weide gehouden te worden. Soms worden drachtplanten als ak kerbouwgewas geteeld. Te denken valt aan karwij, tuinbonen en kool gewassen. Wanneer tijdens de bloei insekten bestreden moeten worden moeten tegelijkertijd de bijen ge spaard blijven. Er moet dus gespoten worden met middelen die ongevaar lijk zijn voor bijen. Die zijn er en wanneer er alleen toegelaten midde len gebruikt worden is er geen pro bleem. Dat is er wel wanneer hier niet opgelet wordt en er een middel wordt gespoten dat bijvoorbeeld al tijd tegen bladluizen gebruikt wordt. Wanneer dat Pirimor spuitkorrels is, is er niets aan de hand. Is het een ander middel dan dient eerst nagegaan te worden of het be treffende gewas wel in de toelating op het etiket is vermeld. Zo niet, dan KORTE WENKEN C.A.R. Zevenbergen AKKERBOUW WANNEER IN WINTERTAR WE op 15 a 20% van de stengels oogvlekken voorkomen (voetziek te), is een bestrijding aan te beve len. Het optimale tijdstip voor de bestrijding is wanneer het gewas stadium F6 heeft bereikt. Dat is meestal begin mei bij een gewas lengte van 25 cm. TEGEN OOG VLEKKEN ZIEK TE KUNT U een systematisch werkend schimmeldodend middel inzetten (b.v. Benlate). Op zand grond wordt een oogvlekkenziekte bestrijding afgeraden, omdat deze ziekte daar maar weinig voor komt. IN WINTER TA R WE wordt meeldauw meestal pas schadelijk na stadium F7. De tweede sten- gelknoop is dan aanwezig. De vroegste percelen zitten pas in sta dium F6, de eerste stengelknoop is hier voelbaar. EERDER BEGINNEN MET meeldauwbestrijding houdt in, dat de bespuiting later moet worden herhaald. De middelen werken maar enkele weken. Wordt bovendien vaak gespoten met het zelfde middel, dan is de kans op resistentie groot. mag het niet gebruikt worden. De re den dat het niet mag komt mogelijk voort uit de giftigheid voor bijen. Aandacht hiervoor is wettelijk gebo den, maar het spreekt eigenlijk van zelf. CAD voor planteziekten- en onkruid bestrijding in de Landbouw OM RESISTENTIE VAN MEE LDA UW tegen te gaan, wordt geadviseerd niet steeds het zelfde middel te gebruiken. Afwis selen van middelen heeft de voor keur. Sommige middelen hebben dezelfde manier van werking, zo dat u ook nog moet weten welke middelen afgewisseld moeten wor den. RUNDVEEHOUDERIJ EEN GOED BEGIN is het halve werk. Mais wordt in hoofdzaak door de loonwerker gezaaid. Als teler krijgt u de rekening gepre senteerd en hiervoor mag als tegenprestatie goed werk geëist worden. Bij het zaaien aanwezig zijn en nauwlettend toe zien kan narigheid voorkomen. Speciale aandacht vraagt de zaaidiepte en zaaiafstand. DE GRASGROEI IN HET VOORJAAR is meestal optimaal. Maak hiervan gebruik. De koeien moeten zo snel mogelijk terug in een eerder vrijgekomen perceel. Als na het omweiden direkt stik- stof gegeven wordt, zijn 18 a 20 groeidagen nodig voor een weide snede. Mocht de groei wat afge remd zijn, dan is het toch beter om in korter dan in te lang gras in te scharen. 10 29 april 1983

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1983 | | pagina 10