De maand maart op het zuidwestelijk landbouwbedrijf Akkerbouw Wanneer de maand maart zijn intrede doet, wordt de boer - plantenteler weer wat onrustiger. De lente is in zicht. Wanneer de weersomstandigheden gunstig zijn, kan een begin gemaakt worden met de werkzaamhe den voor de voorjaarsinzaai. De graadmeter om hiermee te beginnen is de vochtigheidstoestand van de grond op het eigen perceel en niet de buurman die aanstekelijk kan werken. Het leggen van een stevige basis voor de nieuwe oogst heeft U hiermee zelf in de hand. Het ploegwerk is in het vorig jaar meestal onder gunstige omstandigheden en op tijd uitgevoerd. Wanneer we deze regels schrijven, weten we echter nog niet wat de invloed van een mogelijk optredende vorstperiode op de struktuur van de grond zal zijn. Momenteel (half februari) is het erg nat en ziet het ernaar uit dat we niet te hard van stapel moeten lopen. Maar we wachten af en richten ons naar de omstandigheden ter plaatse. Konsulentschap voor de Akkerbouw en de Rundveehouderij te Goes Samenstelling bouwplan Het bouwplan dient nu toch wel vast te liggen. Wel kan het voorkomen dat u naar aanleiding van de resultaten van het aaltjesonderzoek moet besluiten om de bieten alsnog op een ander per ceel te zaaien dan aanvankelijk was gepland. Vruchtwisseling is immers nog altijd één van de belangrijkste punten als het gaat om de aaltjesbestrijding. De verwachtingen zijn dat de vraag naar eiwitrijke produkten iets zal toe nemen. Als teler kunt u proberen hierop in te spelen door erwten in het bouwplan op te nemen. Een belangrijk aspekt bij de teelt van dit gewas is de E. E.G. -steunregeling die enkele jaren geleden voor erwten en tuinbonen is ingesteld. Bemesting Voor zover het strooien van de meststoffen nog niet heeft kunnen plaatsvinden, dienen in maart alle mogelijkheden te worden benut. Hoe vroeger in deze maand hoe beter; dit geldt zeker voor fosfaat en kali. Vooral het in de grond weinig be weeglijke fosfaat dient altijd ge strooid te worden vóór dat er een grondbewerking plaatsvindt. Het fosfaat is dan door het zaaibed ver deeld, wat bij jonge kiemplanten de opname zal vergemakkelijken. De basis voor de bemesting dient het grondonderzoek te zijn. De werke lijke kunstmestg'ift kan na slechte weersomstandigheden (veel neer slag) en bij een slechte struktuur (moeilijk doorwortelbaar profiel) iets hoger liggen dan de adviesgift. Naar het zich op dit moment laat aanzien, is de voorraad N in het bo demprofiel ongeveer even groot als vorig jaar. De N-gift voor aardappelen, suiker bieten en zaaiuien kan het beste en kele weken voor het zaaien of poten gegeven worden. Dit in verband met het voorkomen van zoutschade. Is het tijdig strooien niet uit te voeren, dan kunnen hoge N-giften beter in twee keer worden gegeven. Met na me bij de aardappelen valt het te overwegen om een tweede N-gift te geven in juni, alhoewel dit met name op de zwaardere gronden extra risi- ko's met zich meebrengt ten aanzien van doorwas. De advisering voor de N-gift op wintertarwe op basis van N-onderzoek is met ingang van sei zoen 1983 gewijzigd. Aan de hand van de bodemvoorraad zal nu een advies uitgebracht worden voor alle drie de giften. De eerste N-gift op wintertarwe ligt meestal vrij vroeg in het voorjaar. Als de wintertarwe vrij ver ontwikkeld de winter is doorge komen valt het te overwegen de •hoeveelheid van deze eerste gift iets lager te stellen. Voor de goede orde zijn hieronder nogmaals de richtlijnen voor de N- bemesting op basis van grondonder zoek weergegeven: wintertarwe: le gift 140 kg N - voor raad; 2e gift 0-60 kg N afhankelijk van voorraad; 3e gift 40 kg N; zomertarwe: le gift 120 kg N - voor raad; 2e gift afhankelijk van de stand 30 50 kg N; wintergerst: le gift 120 kg N - voor raad; 2e gift afhankelijk van de stand 30 60 kg N; zomergerst: 110 kg N - voorraad (al les in één keer); suikerbieten: 220 kg N - 1,7 x voor raad, kons. aardappelen: 330 kg N - 1,5 x voorraad, pootaardappelen: 140 kg N - 0,6 x voorraad. 10 Grondbewerking voor zaaien of poten Het klaarmaken van het zaaibed dient met zorg en overleg plaats te vinden. De diepte van bewerking dient afgestemd te zijn op het soort zaad dat we er in willen zaaien. We moeten er vanuit gaan, dat het zaad op een vaste ondergrond komt te liggen. Dit is gunstig voor een vol doende vochtvoorziening van het zaad om zoveel mogelijk gelijktijdig tot kieming te komen. Fijne zaden, zoals uien en vlas moe ten ondiep (2 a 2 'A cm) gezaaid worden. Grove zaden, zoals erwten, moeten dieper gezaaid worden. Vooral bij erwten ook in verband met het voorkomen van duivenscha- de. Ook voor aardappelen geldt dat on nodig diep werken alleen maar on gunstig is. Het pootbed behoeft nooit dieper te zijn dan 10 cm. Op zware gronden kan 6 a 8 cm diep al vol doende zijn. Met het latere rijenfre- zen kan altijd voldoende losse grond worden gemaakt voor de rugop- bouw. Poten in onbereden grond is gunstig voor de gewasgroei en de hoeveelheid tarra tijdens het rooien. Het valt daarom aan te bevelen om achter het grondbewerkingswerktuig enkele aanaarders te plaatsen die ondiepe geulen trekken, juist daar waar de trekkerbanden hebben ge reden. Met de trekker en pootma- chine kunt U dan door hetzelfde spoor rijden. De keuze dubbellucht of enkellucht Dit beeld geeft duidelijk aan, dat het voorjaar weer in het land is. De keuze van het grondbewerkings werktuig hangt sterk af van de grondsoort. Zowel met kultivatoren als met aangedreven werktuigen kan goed werk geleverd worden, waarbij kultivatoren geschikter zijn voor de lichtere gronden en de aangedreven werktuigen voor de zwaardere gron den. Voor het klaarmaken van het bietenland zijn aangedreven eggen met een groot aantal rechte tanden en zaaibedkombinaties bijzonder geschikte werktuigen. Rechte tanden werken geen natte ondergrond naar boven en zijn deze tanden bovendien nog puntvormig dan is de kans op versmering in de ondergrond mini maal. Om met een zaaibedkombina- tie met niet aangedreven tanden goed werk te leveren (ondiep en goed verkruimeld) zijn veel tanden nodig. Stekend staande kromme tanden en tanden met relatief brede beitels zijn hier op hun plaats..De verkruime lende werking kan worden versterkt door egalisatiebalken en verkrui- melrollen. hangt af van het soort zaaibed of pootbed dat gemaakt wordt. Bij het zaaien van bieten en andere fijne zaden zijn diepe sporen funest. Daarom kan bij de zaaibedbereiding voor dat soort gewassen dubbellucht gunstiger zijn. Bij aardappelen speelt de insporing een veel minder be langrijke rol: daar is het van belang zoveel mogelijk losse grond over te houden. Uit dat oogpunt kan bij de pootbedbereiding voor aardappelen gekozen worden voor enkellucht, met een zo laag mogelijke banden spanning. Groenbemesting De groenbemesters hebben de vol gende voordelen: - positieve bijdrage aan de struk tuur en de organische stofvoor- ziening van de grond, - bij een vlinderbloemig gewas na- levering van N, - hogere opbrengst van het volgge- was. Rijdt in het voorjaar geen drijfmest meer uit op grasland het perceel zal in het najaar dro ger zijn dan een perceel zonder groenbemesting. Bij gras als groenbemester moeten we uitgaan van kweek- en duistvrij zaaizaad (Waardering I). Als in het voorjaar in wintergraan is gespoten tegen duist of windhalm is inzaai van een groenbemester als ondervrucht doorgaans niet moge lijk. Als reeds in de herfst een bo demherbicide is gebruikt slaagt de inzaai als regel wel. Alleen daar waar gespoten is met methabenzthiazuron (Tribunil) of chloortoluron (Dicu- ran) moet het inzaaien van luzerne en klaver worden ontraden. Wan neer zo spoedig mogelijk na de win ter kontaktmiddelen worden gespo ten, kan een week later klaver wor den gezaaid. Moet in een later tijd stip in verband met distelbestrijding nog een groeistof gespoten worden, dan oppassen met klaver als onder vrucht. Gras heeft van groeistoffen niet te lijden. Rode klaver kan een MCPA-bespuiting redelijk verdra gen. Bespuitingen met "zwaardere" groeistoffen en klaverteelt gaan niet Het zaaien van de uien volgens het rijpadensysteem is dikwijls een goede me thode. samen! Zaaizaadontsmetting en zaaizaadbehandeling De groei van het jonge kiemplantje kan ernstig- belemmerd worden door de aanwezigheid van kiem- en bo demschimmels en insekten. Om het, jonge plantje hiertegen te bescher men zijn middelen aanwezig die we op het zaad kunnen aanbrengen. Daarnaast dient ook een juiste vruchtwisseling in acht te worden genomen. Vooral onder koude en natte omstandigheden zijn bovenge noemde schimmels aktief. Bij vrgeg zaaien zijn de kansen op aantasting groter dan bij late zaai. Wordt voor vermeerdering van zaaizaad geteeld, dan is zaaizaadontsmetting altijd nodig. Dit ter voorkoming van over gang van ziekten, zoals bij de granen van steenbrand, stuifbrand en stre- penziekte. Ter bestrijding van insek ten of insektenlarven die door vrete- rij schade kunnen aanrichten, ver dient het aanbeveling het zaaizaad te behandelen. Bij bieten kan algemeen een zaadbe handeling met Mesurol, Multamat ZB of Seedox 80 W worden aanbe volen. Tussenhaakjes: pillenzaad bevat reeds Mesurol of (proefsge- wijs) Curater. Dit laatste middel bleek het bietekevertje uitstekend te bestrijden maar gaf in 1982 hier en daar ook nogal wat kiemremming. De genoemde middelen voldoen in de praktijk zeer goed tegen het bie tekevertje, maar zijn bij een zware druk door dit inseict niet afdoende. En daar waar bieten worden geteeld naast bieteland van vorig jaar wordt men- dan ook aangeraden als aan vulling, op de meest bedreigde strook een grondbehandeling met 5 liter lindaan 21% uit te voeren. Der tig meter is meestal voldpende. Lie ver niet spuiten zó over de ploegsne- den, maar eerst een grondbewerking uitvoeren. Waar men met het oog op de luis en/of het bietecysteaaltje Te- mik granulaat toepast, is de werking hiervan als regel ook voldoende (als aanvulling op de zaadbehandeling) tegen het bietekevertje. Tegen springstaarten hoeven, naast de zaadbehandeling met de ge noemde middelen, geen speciale maatregelen meer genomen te wor den. Ritnaalden kunnen worden verwacht op gescheurd grasland. Men zou in dat geval in plaats van Mesurol of bendiocarb een zaadbehandeling met 5 gram lindaan kunnen uitvoe ren en/of een grondbehandeling met 3,5 liter lindaan 21%. Nu we de be schikking hebben over goede zaad- behandelingsmiddelen blijkt de plaats van de granulaten bij de bie teteelt beperkt. Voor de luisbestrij- ding bleek de laatste jaren inzet van Temik zelden (en dan nog alleen plaatselijk) verantwoord, het gebruik van 10 kg zet met betrekking tot het bietecysteaaltje weinig zoden aan de dijk, terwijl een algemeen groeisti mulerend effekt nog steeds niet be wezen is. Ook bij zaaiuien is zaaizaadontsmet ting van groot belang, met name ter bestrijding van koprot en kiem- en bodemschimmels. Er wordt veel ge bruik gemaakt van de kombinatie thiram/carbendazim (AAtopam N). Nieuw bij uien is het gebruik van gepilleerd zaad. Het voordeel van pillenzaad is dat het reeds een fun gicide (tegen kiem- en bodemschim mels) maar ook Phytosol tegen de uievlieg bevat. Vooral de regelmati ge verdeling over het veld bleek in 1982 een voordeel. Een nadeel is het grote prijsverschil, pillenzaad komt namelijk (inklusief de uievliegbe- handeling) plm. 300 gulden duurder per ha. Bovendien zijn speciale zaai- schijven vereist en die zijn lang nog niet bij elke loonwerker aanwezig. Pootgoedbehandeling Dit jaar staat de aardappelteelt cen traal in het voorlichtingsprogramma van de drie zuidwestelijke konsu- lentschappen. U hebt reeds kennis kunnen maken met allerlei facetten van de aardappelteelt op de "Kijk en Praatbijeenkomsten", die op di verse plaatsen in het Zuidwesten zijn georganiseerd. Eén van de onderde len van de aardappelteelt is het uit gangsmateriaal. Voor de teelt vdn konsumptie-aardappelen vormt uit gangsmateriaal van goede kwaliteit de basis. De kwaliteit wordt bepaald door de mate van besmetting met virus-, bakterie- en schimmelziekten. Elke door U gekochte partij is voor zien van een N.A.K.-certifikaat. Dit houdt in dat de partij aan bepaalde minimumnormen moet voldoen. Dit neemt echter niet weg dat U de partij bij aflevering moet kontroleren en enkele zakken na moet kijken op de hoedanigheid van het pootgoed. Vooral ten aanzien van rottingsziek- ten moet U zeer kritisch zijn. Partijen waarin rot voorkomt, moet men of ter plaatse, bij aankomst, weigeren of zeer zorgvuldig selekte- ren. Dat laatste is niet eenvoudig en kan alleen door heel de partij over een leesband te laten lopen, waarbij men de rotte knollen kan uitlezen. Men dient dan voofzichtig en rustig te werk te gaan om te voorkomen dat de rotte knollen de band en/of de overige knollen besmeuren. Bij partijen met (te) veel rhizoctonia valt te overwegen nog een behande-

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1983 | | pagina 10