De stikstofbemesting van konsumptie-aardappelen AKTIE ZUIDWEST AARDAPPELEN Konsulentschappen voor de Akker bouw en de Rundveehouderij in Zuidwest Nederland De stikstofbemesting heeft grote invloed op de groei van het gewas. Stikstof stimuleert de loofgroei en vertraagt in eerste instantie de knolvorming. Door de sterke verlenging van de groeiperiode verhoogt N toch in sterke mate de knolopbrengst. Verhoging van de N-gift verlaagt het ondenvatergewicht. Op gronden die weinig stikstof naleveren, kan een late overbemesting de groeiperiode verlengen. Daar staat tegenover dat late giften de kansen op doorwas vergroten. Hoge N-giften vlak voor het poten kunnen door een te hoge zoutkon- centratie de begingroei vertragen. Het toedienen van organische mest geeft op aardappelen als regel een zeer positief effekt. Bij incidentele toediening van organische mest moet normaal niet worden bespaard op de N-gift die in de vorm van kunstmest wordt gegeven. De uit de mest afkomstige N is o.a. nodig om de groei van de meeropbrengst mogelijk te maken. De hoogte van de optimale N-gift wordt vooral bepaald door: a. de rijkdom van het profiel; b. de gewenste lengte van de groeiperiode, bij vroeger rooien moet de N-gift lager zijn; c. de bestemming van het gewas. De gemiddelde stikstofbehoefte van late konsumptie-aardappelen In de praktijk zijn de N-giften op aardappelen sinds 1970 vrij fors ges tegen. Giften van 250 kg N per ha zijn normaal en soms geeft men zelfs meer dan 300 kg N. Uit het faktor- onderzoek op de Zuidhollandse Ei landen blijkt dat in 1979 gemiddeld 272 kg N per ha werd gegeven en in 1980 zelfs gemiddeld 283 kg N. Het lijkt erop dat men hiermee de ren- dementsgrens gaat overschrijden. De praktijk kijkt ons inziens weieens te veel alleen naar het feit dat meer N het gewas langer groen houdt. Een hoge N-gift heeft ook duidelijke na delen zoals: een latere knolzetting en een later oogsttijdstip. Eind augustus/be gin september hebben de perce len met een zeer hoge N-gift on dergronds vaak nog een achter stand. Met een week langer groen blijven bereikt men dan vaak nog maar dezelfde knolopbrengst; wat meer kans op knolmisvor ming; hogere bemestingskosten. In de jaren 1980 en 1981 lagen er op de beide zuidwestelijke proefboer- derijen "Westmaas" en "Rusthoeve" 5 proeven met N-giften op aardap pelen. Het gemiddelde effekt van de N-giften boven 200 kg N/ha is weergegeven in tabel 1. een o.w.g. van meer dan 400. Voor sommige andere bestemmingen mag dit ook wel wat lager zijn. Vooral via het o.w.g. heeft de N-bemesting vrij grote invloed op de blauwgevoelig- heid. De blauwgevoeligheid van aardappelen neemt af naarmate het o.w.g. daalt. Hoge N-giften kunnen dus een middel zijn om de blauwge voeligheid van de aardappelen te verminderen. Een nadelig aspekt van veel N vormt de wat hogere kans op knolmisvor mingen en doorwas. Bij een groei- stagnatie door bijvoorbeeld droogte neemt de assimulatenstroom in de plant af. Gaat het daarna weer rege nen dan kan een door veel stikstof gestimuleerde snellere celdeling in de jongste delen van de knol (het topeind en rond de ogen) aanleiding zijn tot flesvorming en popperigheid. Tevens kan doorwas optreden. Op gronden met een goede struktuur en een goede vochtvoorziening is de kans op groeistoringen en dus op knolmisvormingen en doorwas dui delijk geringer dan onder minder goede groei-omstandigheden. Deling van stikstofgiften De laatste jaren staat ook bij kon sumptie-aardappelen het delen van de stikstofgiften duidelijk in de be langstelling. De voornaamste motie ven om tot deling van N-giften over te gaan zijn: a. Minder kans op zoutschade bij het begin van de groeiperiode en Tabel 1. Opbrengsteffekt van de N-giften boven 200 kg Gem. 5 proeven 1980 en 1981 kg of guldens per ha Uit tabel 1 blijkt o.a. dat bij 300 kg N de kg-opbrengst gemiddeld niet ho ger was dan bij 250 kg N. Na aftrek van de extra bemestingskosten was het netto resultaat gemiddeld lager. De invloed van stikstof op de kwali teit Stikstof kan zowel positieve als ne gatieve invloeden hebben op de kwaliteit van aardappelen. In het trajekt waar een verhoging van de N-gift een verhoging van de op brengst geeft, zal het produkt grover worden. Dit is een positief kwali teitskenmerk. Meer N geeft als regel een verdaging van het onderwaterge wicht. Met nevenstaande cijfers van een N-trappenproef wordt dit dui delijk geïllustreerd. De bestemming van het gewas be paalt mede de eisen die aan het o.w.g. worden gesteld. Voor chips en puree bijvoorbeeld heeft men graag b. Het gewas langer aan de groei houden door nog laat stikstof te geven. ad a. "Zoutschadedeling" De kans op zoutschade is het grootst bij hoge giften aan stikstof, kali en eventueel chloor toegediend vlak voor het poten. Fosfaat geeft geen noemenswaardige verhoging van de kans op zoutschade. Verder zal op Tabel 2. Verband tussen stikstofgift en onderwatergewicht van kon- sumptieaardappelen. N-gift O.w.g. 0 484 100 440 150 424 200 409 250 391 300 383 Serie Aardappelen nr. 7 Voor het oogsten van veel kilo 's is een aan de behoefte van het perceel aangepaste\ bemesting een eerste vereiste. een lichte opdrachtige grond meer zoutschade optreden dan op een zwaardere grond. De schade komt tot uiting in groeiremming in de be ginperiode. Later groeit dit er vaak weer uit. Wanneer het gewas lang doorgroeit valt de schade meestal mee. Bij bie ten bijvoorbeeld kunnen door het \Vegvallen van planten de gevolgen veel ernstiger zijn. Om reden van zoutschade wordt geadviseerd om de kali reeds in de nazomer te geven en de voorjaars bemesting zo mogelijk 3 4 weken vóór het poten uit te strooien. Lukt dit laatste niet dan vlak vóór het po ten niet meer dan 150 200 kg N geven. Om te vermijden dat na het poten nog grote giften moeten wor den uitgestrooid, lijken ons bij late konsumptieteelt giften tot 200 kg N vlak voor het poten nog wel ver antwoord. Op zwaardere gronden zelfs hoger. Bij pootgoedteelt of bij vroege aardappelen ligt dit uiteraard veel gevoeliger. ad b. Deling als systeem om het ge was langer aan de groei te houden Deze vorm van stikstofdeling is ge durende de jaren 1980, 1981 en 1982 op een drietal proeven in het Zuid westen onderzocht. Hierbij werd een voorjaarsgift gegeven van 200 kg N en daarna nog 1, 2 of 3 x 50 kg extra. De tweede en de volgende giften werden in juni, juli tot zelfs begin augustus toegediend. De gemiddelde netto-opbrengsten uit deze proeven zijn weergegeven in tabel 3. In de jaren 1980 en 1981 werd ge middeld 3000 kg meeropbrengst behaald door N-deling. In 1982 wa ren de opbrengsten door deling juist lager. Hierdoor wordt het gemiddeld effekt van deze proeven weer wat gedrukt. Op deze proeven gaven de late overbemestingen geen hoger uitvalpercentage. Er zijn ook erva ringen bekend dat dit wel het geval was. Na een droogteperiode en na doorwasinduktie kan de late N nog extra groei geven. In die situatie is de Tabel 3. Effekt van deling van de stikstofgift op de opbrengst N-gift netto afleverbaar 35 mm meeropbrengst t.o.v. 200 N meeropbrengst k 0,18 meerkosten aan N netto meeropbrengst 200 44.900 162 250 46300 1400 252 90 300 46300 1400 252 180 72 400 45-400 500 90 360 - 270 N-gift kg/ha netto-opbrengst kg/ha N-gift kg/ha netto-opbrengst kg/ha 250 47.500 200 50 49.500 500 48.300 200 2 x 50 48.800 550 47.800 200 3 50 50.300 gemiddeld 47.900 49.500 kans op misvormingen e.d. groter. Op bedrijven waar een beregenings- installatie beschikbaar is (en dus groeistagnatie en doorwasinduktie beter voorkomen kunnen worden) is het geven van een N-gift in juni of juli wel aan te bevelen. Kan men niet beregenen dan is vooral ook de grondsoort van belang. In het algemeen is de behoefte om het gewas door late N-giften langer groen te houden op de zwaardere gronden niet zo aanwezig. Omdat daar juist ook de kans op doorwas het grootst is, lijkt voor de zwaardere gronden het laat geven van stikstof niet aan te bevelen. Op de lichte, goed opdrachtige gronden zijn de kansen op doorwas wat ge ringer. Omdat daar de kans op vroe ger afsterven juist groter is, is het ge ven van late N-giften op lichtere gronden eerder verantwoord. Verder onderzoek op dit punt is nog ge wenst. Stikstofadvies op basis van grondon derzoek De optimale N-gift kan per jaar en per perceel vrij sterk verschillen. Een manier om de hoogte van de N-gift zo goed mogelijk aan te passen aan de behoefte van het gewas is om de uitgangssituatie te bepalen door grondonderzoek. Hierbij bepaalt men het gehalte aan beschikbare stikstof in het profiel en op basis daarvan wordt een bemestingsadvies gegeven. Voor de advisering wordt de volgende adviesformule gebruikt: adviesgift voorraad. 330 - 1,5 x de bodem- Veel stikstof vlak vóór het poten remt de beginontwikkeling van het gewas. Deze adviesformule is berekend uit een vrij groot aantal proeven en blijkt als globale richtlijn goed te voldoen. Door afwijkende omstan digheden gedurende het groeisei zoen kunnen altijd nog onverwachte variaties optreden. Die treden echter zonder grondonderzoek ook op. Met behulp van het grondonderzoek zal men gemiddeld toch minder fouten maken dan zonder deze bepaling. Gezien het belang van een kwanti tatief en kwalitatief zo goed moge lijke opbrengst en de kosten van de N-bemesting zullen de uitgaven voor het grondonderzoek snel zijn terug verdiend. J. Kodde 7

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1983 | | pagina 7