Augustus - Oogstmaand
De kleine bedrijven en de 20 miljoen
Zegge en Schrijve
<9<|r
Inzameling van gebruikte
land- en tuinbouwplastics
zuidelijke landbouw maatschappij
De 20 miljoen
z.l.m
jm VRIJDAG 13 AUGUSTUS 1982
rana- en 68e JAARGANG NO. 3643 Lj
tuinbouwblad
Dank zij de gunstige weersomstandigheden verloopt de graanoogst bijzonder voorspoedig. De rijping verliep
erg snel en vrijwel elk uur kon met de kombine worden benut, met gevolg dat zelden tevoren in zo'n kort
tijdsbestek zoveel gerst en tarwe kon worden binnen gehaald.
In de land- en tuinbouw worden jaarlijks grote hoeveel
heden plastics gebruikt. In de veeteeltsector worden
plastics gebruikt in de vorm van zakken en folies voor 't
afdekken van kuilvoer. In de tuinbouwsector worden fo
lies vooral gebruikt als isolatie- en grondbedekkingsma-
teriaal.
Het gebruik van folies in de tuinbouw is de laatste jaren
sterk groeiende.
Het overgrote deel van dit plastic wordt na eenmalig of
eenjarig gebruik gestort, terwijl een klein deel plaatselijk
wordt verbrand. Het ministerie van Landbouw en Visse
rij wil inzameling en hergebruik van land- en tuinbouw
plastics stimuleren. Daartoe is een werkgroep in het leven
geroepen waarin voorts zitting hebben het agrarisch be
drijfsleven, de VAM,plasïicverwerkende industrie, ge
meentelijke en provinciale vertegenwoordigers en de
Vereniging van Reinigingsdirekteuren. Inmiddels zijn
een tweetal proeven uitgevoerd; één in Opsterland
(Friesland) en één in Wijster (Drenthe).
In Opsterland heeft de Dienst Gemeentewerken in na
volging op een inzameling in 1981 ook dit jaar plastics
ingezameld. Een 300-tal veehouders is gevraagd hun af-
valplastic op 17 mei aan de weg te zetten. Hiervan hebben
100 veehouders een hoeveelheid van 16 ton aan de weg
gezet. Dit plastic is later op de dag door de Dienst Ge
meentewerken opgehaald. De firma Recy uit Drachten
heeft dit ingezamelde plastic gereinigd en gebundeld tot
balen.
De inzameling in Wijster is geschied onder de paraplu
van de VAM. Bij ongeveer 35 aangeschreven veehouders
is een hoeveelheid van 7 ton ingezameld. De VAM heeft
dit plastic vervolgens opgeschoond en gebundeld.
In beide gevallen is het voorbewerkte plastic vervoerd
naar Reco, een dochteronderneming van de DSM. Reco
is in staat om van dit afvalplastic weer bruikbare kunst-
stofprodukten te maken, zoals b.v. specie-emmers en
dikkere folies.
De laatste tijd wordt er veel gepraat en geschreven over
de kleine bedrijven. Veel kritiek kan men lezen over de
nota van het Landbouwschap "De problemen van de
kleine bedrijven" en over de besteding van de 20 mil
joen. E.G.-gelden die voor de kleine melkveehouders be
schikbaar zijn. De kritiek richt zich vooral op de land
bouworganisaties als zouden deze alleen aandacht heb
ben voor de grote bedrijven en bewust de kleine bedrij
ven in de kou laten staan.
Haast zou je, in de landbouworganisaties werkende,
wensen dat je mogelijkheden hebt bewust de ontwikke
ling in de land- en tuinbouw in een bepaalde richting te
sturen.Dan zaten misschien ook grote bedrijven nu niet in
de problemen. Bedrijven die groot geworden zijn o.a.
door gebruik te maken van de rentesubsidie. Maar vooral
ook door de hoge W.I.R. premie die in sommige gebie
den werd gegeven.
Ontwikkelingen waarover de ondernemer zelf beslist en
waar je als organisatie weinig of geen invloed op hebt.
Alleen door goede voorlichting te geven kun je proberen
zoveel mogelijk bij te sturen. Middelen om in te grijpen
heb je als organisatie echter niet.
Of deze middelen (maatregëlen) er wel moeten komen om
bepaalde ontwikkelingen tegen te gaan of af te remmen,
daar wordt zeer verschillend over gedacht. Zeker wan
neer daarbij de overheid grote invloed zal krijgen zoals
dat nu het geval is bij de wet op het Agrarisch Grondver-
keer. Wie kan er in redelijkheid zeggen wat groot is voor
de toekomst.
In de akkerbouw was vroeger een bedrijf van 30 tot 50 ha
een groot bedrijf. Wanneer in de vijftiger jaren voorlich
ters beweerden dat deze bedrijven in de toekomst één-
mansbedrijven zouden worden werd dat deze voor
lichters bijzonder kwalijk genomen.
Nu, in de tachtiger jaren, zoekt men op akkerbouwbe
drijven van 30 ha naar arbeidsintensieve produkten om
de arbeid op het éénmansbedrijf rendabel te maken Niet
alleen de rationalisatie is bijzonder hard gegaan maar
erger is het dat de kosten van arbeid en produktiemidde-
len veel sterker zijn gestegen dan de prijzen van de door
de land- en tuinbouw geproduceerde produkten.
Het L.E.I. heeft berekend dat de helft van de bedrijven in
Nederland een te laag arbeidsinkomen uit het bedrijf
kunnen halen. Ik ben van mening dat het goed is dat wij
als boer en tuinder op de feiten gedrukt worden van de
realiteit. Een realiteit die voor veel bedrijven niet gunstig
is. Dat komt ook duidelijk naar voren in de Landbouw
schapsnota over de problemen van de kleine bedrijven.
En wanneer er dan onvoldoende richting aangegeven
wordt om de problemen op te lossen wordt dat door
sommigen aangegrepen om daar kritiek op uit te oefe
nen. Kritiek kan goed zijn. Daardoor wordt ieder nog
meer bewust van de problemen. Als georganiseerde
landbouw mogen wij deze kritiek niet zonder meer uit de
weg gaan. Wel hebben we bezwaar tegen de kritiek als
zouden de landbouworganisaties uit onwil bewust geen
ander beleid willen voeren en alleen oog hebben voor de
grote bedrijven. Deze kritiek is ook niet terecht, zeker niet
wanneer anderen evenmin duidelijk een weg kunnen
aangeven met zicht op de toekomst. Wij kunnen nu een
maal niet een tijd lang de ogen sluiten voor de ontwikke
lingen die om ons heen plaatsvinden. Ontwikkelingen in
de EEG. maar ook buiten Europa. Wat betekent het
bijvoorbeeld voor de Europese landbouw wanneer de
amerikaanse minister van Landbouw een agressief ex
portbeleid van landbouwprodukten voorstaat. Wanneer
wij onze ogen voor ontwikkelingen om ons heen sluiten
zou na enkele jaren blijken dat wij in een soort land
bouwmuseum terecht zijn gekomen. Zouden wij het dan
beter hebben en gelukkiger leven?
Eerder maken wij ons nu zorgen over de beperkte mid
delen waardoor de ontwikkelingen op veel bedrijven
stagneren. Wel zullen wij moeten proberen met goed
onderwijs en goede voorlichting te voorkomen dat be
drijven niet verder achterop raken. De tijd is voorbij dat
via een ontwikkelingsbeleid (rentesubsidie, W.I.R., enz.)
kleine bedrijven mogelijkheden hebben gehad groot te
worden. Zo groot dat zich daar nu de kritiek op richt. Over
deze ontwikkelingen hebben de individuele ondernemers
zelf beslist. Ondernemers weten soms van een klein be
drijf o.a. in oppervlakte een groot bedrijf te maken, maar
ook het omgekeerde is het geval.
De groei van de bedrijven in de land- en tuinbouw is
mogelijk geworden door goed ondernemerschap en een
gunstige konkurrentiepositie zoals wij die vanuit Neder
land hebben weten op te bouwen. Wanneer wij deze
gunstige konkurrentiepositie verliezen zal dat betekenen
dat ook wat nu sommigen te grote bedrijven vinden in de
afgrond zullen storten. Daarbij zullen zij ook de kleine
bedrijven in een versneld tempo meesleuren. Ook de
overheid dient zich dat bijzonder goed bewust te zijn.
Te veel gaat men er van uit dat de land- en tuinbouw zich
zelf wel kan redden. Deze houding baart ons bijzonder
veel zorgen.
En wanneer het gaat om de besteding van de 20 mil
joen mag naar mijn mening dat geld niet zonder meer
verdeeld worden onder een bepaalde groep veehouders.
Wie kan op rechtvaardige wijze bepalen welke bedrijven
wel of geen recht hebben op een uitkering van b.v.
800,— of een hoger bedrag, wat inhoudt dat dan de
groep kleiner wordt. Als georganiseerde landbouw heb
ben wij verantwoordelijkheid te nemen het bedrag op de
meest redelijke wijze te besteden. Het lijkt mij het beste
dat dit bedrag toekomt aan kleinere bedrijven die inves
teringen willen doen in het kader van verbeteringen van
arbeidsomstandigheden in de veehouderij. Voorkomen
moet worden dat onverantwoorde investeringen gedaan
worden. Het geïnvesteerde bedrag zal dan ook niet te
hoog mogen zijn. Daartegenover zal het subsidie percen
tage hoog moeten zijn. Ik denk daarbij aan 35 a 40%
zodat inklusief de W.I.R. men zelf niet meer dan 50%
moet bijbetalen.
Daarmee wordt voorkomen dat er investeringen worden
gedaan waardoor de ondernemer weer financieel zwaar
der komt te zitten.
Geen subsidie mag verstrekt worden uit deze gelden die
gericht zijn op bedrijfsvergroting. Daar is deze 20 mil
joen niet voor bestemd.
Steeds zullen wij als georganiseerde landbouw bezig
moeten zijn en wanneer nodig bereid zijn bij te sturen.
Bezig zijn ook en vooral met de problemen van de kleine
bedrijven.
Doeleman