Land-
en tuinbouw
mechanisatie
Hoogerheide
cm
Teelt- en Rassenbericht wintergerst '79-'80
Cehave nvVeghel
Antwerpsestraatweg 48
Stand van de
landbouwgewassen
in Nederland
Openingstijden
28 september 9 -17.00 uur
29 september 10 -17.00 uur
30 september 10 -17.00 uur
1 oktober 9 -17.00 uur
Tevens demonstratie met
Fendt trekkers
op maandag 1 oktober.
In grote delen van het Zuidwestelijk kleigebied was ge
durende vele jaren de teelt van wintergerst verboden. Dit
verbod - in een verordening geregeld - gold voor de gehele
provincie Zeeland en bepaalde delen van het kleigebied in
Westelijk Noord-Brabant en Zuidelijk Zuid-Holland.
Gedurende de laatste twee jaren is het mogelijk geweest
ontheffing te verkrijgen van dit teeltverbod. Hiertoe was
men verplicht de met wintergerst uitgezaaide oppervlakte
aan te melden bij de Gewestelijke Raad van het Land
bouwschap in de betreffende provincie. Door een aantal
telers is van deze mogelijkheid gebruik gemaakt. Zo be
droeg de oppervlakte wintergerst in 1978 en in 1979 in
Zeeland respektievelijk 175 en 575 ha.
Door aanmelding ook in 1980 ontheffing teeltverbod
In de gebieden waar de beide laatste jaren wintergerst is geteeld
op grond van de verleende ontheffing, is de situatie met be
trekking tot enkele schimmelziekten nauwlettend gevolgd. Dit
gebeurde zowel in de percelen wintergerst als in percelen zo-
mergerst in de omgeving daarvan. De uitkomsten van deze
waarnemingen waren van dien aard, dat ook voor 1980 onthef
fing van het teeltverbod mogelijk is. Evenals in de 2 voorgaande
jaren is aanmelding van de teelt voorwaarde om ontheffing van
het teeltverbod te verkrijgen. De aanmelding dient te geschie
den bij de Gewestelijke Raad van het Landbouwschap in de
provincie waarin de teelt plaatsvindt, vóór 15 november a.s.
Waar past wintergerst?
De ervaringen met de teelt van wintergerst in de afgelopen twee
jaren zijn te gering om op deze vraag een duidelijk antwoord te
geven. Toch zijn er wel enkele aanwijzingen die bij de overwe
ging om wintergerst te gaan telen een rol spelen.
Gebleken is, dat wintergerst op de zogenaamde overgangs-
gronden van klei naar zand soms beter gedijt dan wintertarwe.
Dit geldt ook voor de zeezandgronden. Daarnaast kan winter
gerst op verdrogende gronden in bepaalde jaren minder van
droogte te lijden hebben dan wintertarwe en zomergerst, omdat
wintergerst vroeger rijp is.
Wat betreft de geschiktheid als dekvrucht voor bepaalde teelten
(graszaad, karwij. groenbemesting) is vroegrijpheid vaak een
belangrijk voordeel. Ook voor een te telen volggewas kan dit het
geval zijn. Een vroege stoppel biedt meer mogelijkheden voor
een intensieve onkruidbestrijding in het najaar.
Op de goede gronden waar wintertarwe hoge opbrengsten kan
leveren, zal voor wintergerst geen plaats zijn, omdat de kg-op-
brengst achterblijft bij die van wintertarwe. De kg-opbrengsten
in 1978 en in 1979 in Zeeland van wintergerst, zomergerst en
wintertarwe waren volgens oogstrgmingen als volgt:
Opbrengsten van enkele granen in 1978 en in 1979 in Zeeland in
kg per ha
1978 1979 (voorlopig)
wintergerst 5900 5550
zomergerst 5400 4600
wintertarwe 7100 6100
SHOW
is
03-113
Advertentie IM
Uit genoemde cijfers blijkt, dat wintergerst in beide jaren betere
opbrengsten gaf dan zomergerst; in 1979 aanzienlijk beter zelfs.
Toch zal wintergerst maar in beperkte mate voor zomergerst in
de plaats kunnen komen.
In bouwplannen met veel rooivruchten is er in de herfst te
weinig grond vrij voor inzaai met wintergerst, naast wintertarwe.
Alleen in een bouwplan met een vrij groot aandeel granen of
andere tijdig het veld ruimende gewassen, is er ruimte voor
wintergerst.
Perceelskeuze, grondbewerking en zaaibed
Voor wintergerst dient men ten aanzien van deze punten nage
noeg dezelfde normen aan te houden als voor wintertarwe. Het
is waarschijnlijk iets struktuurgevoeliger dan tarwe. Om deze
reden stelt het gewas hoge eisen aan de ontwatering en de
struktuur van de grond. Verder verdient het aanbeveling te
streven naar een zo vlak mogelijk en goed verkruimeld zaaibed.
Op lichte en slempgevoelige gronden is een erg fijn verkrui
melde grond echter ongewenst.
Zaaien en zaaitijd
Zaaien met een rijenzaaimachine op regelmatige diepte, op een
rijenafstand die kan variëren van ongeveer 11 cm tot maximaal
25 cm, is aan te bevelen. Bij inzaai van een ondervrucht is het
gewenst een ruime rijenafstand te kiezen. Ondervruchten kun
nen zijn: graszaad, karwij, luzerne en groenbemestingsgewas-
sen. Hiermee is echter in Zeeland nauwelijks ervaring opge
daan.
Tot voor kort werd algemeen aangenomen, dat voor wintergerst
eind september de beste zaaitijd was. Uit zaaitijdenproeven van
het P.A.G.V. te Lelystad is gebleken, dat zaaien in oktober geen
opbrengstdaling veroorzaakte.
Voor het Zuidwesten mag daaruit de konklusie worden getrok
ken, dat wintergerst gedurende de maand oktober gezaaid kan
worden. De omstandigheden waaronder gezaaid wordt, moeten
goed zijn.
Zaaizaadhoeveelheid
Evenals bij wintertarwe is de zaaizaadhoeveelheid per ha van
wintergerst nogal afhankelijk van de toestand van het zaaibed.
Ook het tijdstip van zaaien speelt een rol. Bij een goed zaaibed
eri zaaien in oktober is een hoeveelheid van 100 kg zaaizaad
per ha in het algemeen voldoende voor een optimale stand
dichtheid.
Dit geldt nagenoeg voor alle rassen. Waarschijnlijk moet van het
ras Igri 10 kg zaaizaad per ha meer worden gebruikt.
Chemische onkruidbestrijding in de herfst
Gezien de gunstige ervaringen in voorgaande jaren verdient het
aanbeveling kort na het zaaien een chemische onkruidbestrij
ding uit te voeren. Hiervoor zijn onderstaande bodemherbici
den toegelaten:
Chioortoluron (Dicuran, Dicuran 500 FW, Brabant Chioorto
luron en Luxan Chioortoluron spuitpoeder). Behalve duist
worden door dit middel ook éénjarige tweezaadlobbige onkrui
den goed bestreden. Het effekt op ereprijs en kleefkruid is echter
minder goed.
Trifluralin/linuron (Chandor). Dit middel moet worden toege
past kort na het zaaien tot uiterlijk drie dagen daarna omdat
anders schade kan optreden. In verband met mogelijke kon-
taktschade moet het zaad goed bedekt zijn. Duist, windhalm,
straatgras, muur, kamille en ereprijs worden goed bestreden. De
bestrijding van kleefkruid is meestal onvoldoende. Voor de do
seringen van bovengenoemde middelen wordt verwezen naar de
gebruiksaanwijzing vermeld op de verpakking van het middel.
Deze zijn namelijk afhankelijk van het merk en de grondsoort.
Middelen op basis van methabenzthiazuron (Tribunil, enz.) en
met terbutryn als werkzame stof zijn voor wintergerst minder
geschikt.
Uitkomsten rassenproeven wintergerst
Zowel in 1978 als in 1979 is op de proefboerderij "Rusthoeve" in
samenwerking met het R.I.V.R.O. te Wageningen een proef met
enkele wintergerstrassen aangelegd. De uitkomsten zijn in on
derstaande tabel weergegeven. Daarnaast zijn ook gegeven de
korrelopbrengsten over de jaren 1971 t/m 1979 op proeven van
het R.I.V.R.O. in het Centrale Zeekleigebied.
Korrelopbrengsten wintergerst in verhoudingsgetallen.
ras
"Rusthoeve"
1978 1979
100 ....kg/ha 7610 6070
Banteng 102
Birgit - 102
Igri 93 98
Capri 111 107
centrale zeeklei
1971 t/m 1979
6090
101
106
107
103
Korte beschrijving van de rassen
Banteng geeft goede opbrengsten. Stelt geen hoge eisen aan de
grond. Het stro is middenlang en middelmatig stevig. Vrij wei
nig vatbaar voor meeldauw en gele roest, doch nogal vatbaar
voor dwergroest. Dit ras is vrij goed wintervast en rijpt mid-
denlaat.
Birgit, geeft hoge opbrengsten. Dit nog vrij nieuwe ras heeft vrij
lang, vrij stevig, soepel stro. Wordt iets door meeldauw, gele
roest en dwergroest aangetast. Vatbaar voor bladvlekkenziekte.
De wintervastheid is middelmatig, de rijping is middenvroeg.
Igri wordt in 1980 voor het eerst in de Rassenlijst opgenomen.
Het is een tweerijig ras met kort en zeer stevig stro. Igri is vrij
sterk vatbaar voor meeldauw en bladvlekkenziekte en sterk
vatbaar voor dwergroest. Dit ras rijpt vroeg en de wintervastheid
is vrij goed. Heeft een grote, goed gevulde korrel.
Capri wordt eveneens in 1980 voor het eerst in de Rassenlijst
opgenomen. Capri heeft kort, stevig stro. Is zeer vatbaar voor
meeldauw, doch geeft overigens een vrij gezond gewas. De rij
ping is vrij vroeg en de wintervastheid matig.
Voor meer uitvoerige gegevens van de hiervoor genoemde ras
sen wordt verwezen naar de Rassenlijst, die aan het einde van
ieder jaar verschijnt bij B.V. Leiter-Nypels, Postbus 1031, 6201
BA Maastricht.
Consulentschappen voor de akkerbouw en de rundveehou
derij te Barendrecht, Goes en Zevenbergen - Proefstation
voor de akkerbouw en de groenteteelt in de vollegrond te
Lelystad.
(14-9-1979)
De weersomstandigheden van de laatste weken waren vrij
gunstig voor zowel de verdere oogst van de granen als voor
de groei van de nog te velde staande gewassen en het gras.
Op grond van de derde rooiproef van fabrieksaardappelen
kan dit jaar voor de verwerking een totale produktie van ca.
2.594.000 ton veldsgewas worden verwacht.
De uitkomsten van de monsterneming van suikerbieten
van 27 augustus geven in vergelijking met het 5-jarig ge
middelde een lager wortelgewicht van 3.600 kg/ha en
een eveneens lager suikergewicht van 800 kg/ha.
De uitkomsten van de voorlopige oogstraming van 5 september
1979 zijn als volgt:
Bruine en witte bonen.
De oogst van de bruine en witte bonen is op gang gekomen. Nog
niet alle percelen zijn voldoende rijp om te maaien, maar het
afrijpingsproces verloopt vlot. Het aantal peulen per plant is
hoog. Dit betekent nog geen hoge opbrengstverwachting, daar
de zaden dikwijls klein zijn.
Suiker- en voederbietenzaad
De afrijping van de bietenzaadgewassen is dit jaar laat. Som
mige gewassen zijn gaan legeren, waarbij een fijne zaadzetting
vaak voorkomt.
Suikerbieten
De hoeveelheid loof en de kleur van het blad zijn bij de suiker
bieten nogal wisselend.
Ook is er veel verschil in ontwikkeling van de wortels, waarbij in
het algemeen sprake is van een achterstand. Vergelingsziekte.
komt tot nu toe weinig voor. Het gematigde weer van de laatste
weken met een redelijke hoeveelheid neerslag was niet ongun
stig voor de teelt.
Onderstaande cijfers ontleend aan de resultaten van de derde
rooiproef van 27 augustus door het I.R.S. geven aanleiding tot
een matige oogstverwachting.
Suikergehalte
Wortelgewicht kg/ha
Suikergewicht kg/ha
1979 1974/78 (5-jarig gemidd.)
13.9 14.7
37.500 41.100
5.220 6.000
Opbrengst
in kg/ha
Opp. (ha)
Totale prod, (mln.kg.
1978
1979
1978
1979
(voorl.)
1978
1979
Kynsumptieaarduppelcn
inkl. uitval
37.500
34.500
91.120
96.540
3.397
3.350
exkl. uitval
32.500
31.000
2.983
3.010
w.v. op kleigrond
inkl. uitval
37.500
35.000
76.820
81.825
2.894
2.870
exkl. uitval
33.500
31.500
2.559
2.590
op zandgrond
inkl. uitval
35.000
32.500
14.300
14.715
503
480
exkl. uitval
29.500
28.500
424
420
Zaaiuien
43.800
41.000
11.900
10.550
522
430
Blauwmaanzaad
1.550
1.050
2.570
710
3.9
0.8
Snijmais
De stand van de snijmais varieert van matig tot zeer goed. De
situatie is meestal het ongunstigst op de natte lage percelen. Het
gewas zal dit jaar laat voldoende rijp zijn om te oogsten. Vooral
t.a.v. de gewassen met de grootste achterstand bestaat het gevaar
dat deze in een te onrijp stadium geoogst moeten worden. Een
gunstig weertype kan in de komende weken nog veel bijdragen
aan een goed verlopende afrij ping.
Grasland en voedervoorziening
Momenteel is er op de meeste bedrijven voldoende tot soms
ruim voldoende gras beschikbaar voor beweiding.
De gewonnen hoeveelheden ruwvoeder voor de komende stal-
periode zijn in het algemeen niet aan de ruime kant. In enkele
gebieden en op een aantal bedrijven met een zware veebezetting
laat de voorraadsituatie zelfs veel te wensen over.