Hofstra-voorstellen worden niet overgenomen gropatax D e hoogte van de belastingen is er de oorzaak van dat in vele gevallen het voor de gevolgen doorslaggevend is of een bepaalde uitgaaf al dan niet ten laste van het inkomen komt. Dit brengt vragen mee, strijdvragen ook in de bedrijfssfeer. Wij werden hier weer eens boven opgedrukt, toen een in het bedrijf meewerkende zoon, die slechts een geringe beloning in geld genoot, maar de bedrijfsauto van vader mocht ge bruiken voor privé-doeleinden en op zulk een privé-rit de auto total loss reed. Over Grond- c en Pachtzaken m Belastingplan 1980 en de landbouw s Voorkeursrecht gemeenten bij verwerving onroerend goed. Opvallend is een tweetal verschillen met het onderhavige geval: 1. In het buschauffeursarrest was sprake van een arbeidso vereenkomst, in het onderhavige geval echter niet. 2. In het buschauffeursarrest ontstond de schade tijdens een dienst rit, in casu ging het om een privé-rit. Het eerste verschil is niet onoverkomelijk; het is toch alles zins redelijk dat het risico voor geringe fouten van de dienstverrichter gedragen wordt door de opdrachtgever. Bovendien lijkt de verhouding tussen vader en meewerkende zoon veel op een arbeidsovereenkomst. De parallel met de dienstbetrekking kan hier m.i. dan ook zonder bezwaar worden getrokken. Het was Zaterdagavond en de zoon was verrast door een overstekende haas en daarbij met de auto in een sloot be land. De auto was W;A. verzekerd, niet tegen schade aan de auto zelf dus. De boekwaarde van de auto was f 3.000,— en het verlies was als bedrijfsverlies aangemerkt. Twee gerechtshoven en de Hoge Raad moesten er aan te pas komen om uit te maken o f dit verlies een bedrijfsverlies was. Het ging erom of het gratis ter beschikking stellen van de auto aan de zoon, ook voor privé ritten, voortvloeide uit het feit, dat de zoon op het bedrijf werkte, dus onderdeel van zijn "loon": dan wel uit de persoonlijke verhouding vader- zoon. Waartoe zulk een situatie kan leiden en tot welke overwegingen deze aanleiding kan geven blijkt uit het vol gende commentaar uit een van de vakbladen: He, "Hof vraagt zich af of de vader "ter zake van de uit het ongeval voortvloeiende schade een vordering op zijn zoon zou hebben verkregenNu is die vraag niet zo ver rassend, omdat er natuurlijk geen verlies geconstateerd kan worden als er tegelijkertijd een vordering ontstaat. Wel verrassend is het antwoord dat het Hof zich zelf geeft: er ontstaat geen vordering omdat aan de vader "niet het recht toekomt om de uit een als van lichte aard te beschouwen fout van de zoon voortvloeiende schade aan de auto op de zoon te verhalen". Het lijkt er op dat het Hof zich hier heeft laten leiden door het zgn. buschauffeursarrest; de H.R. was daarin van oordeel dat "de aard van een arbeidsovereen komst kan meebrengen dat een werkgever de gevolgen moet dragen van geringe fouten die de arbeider bij de verrichting van zijn werkzaamheden begaat". De door prof. Hofstra gedane voorstellen voor een inflatieneutrale belastingheffing worden niet overgenomen. Dit blijkt uit een brief die de minister van financiën heden aan de Tweede Kamer heeft gezonden. De achtergrond hiervan is, dat het bestaande fiscale inkomensbegrip teveel beperkingen kent, waardoor een inflatieneu trale belastingheffing niet kan worden bereikt. De regering stelt evenwel voor, de belangrijkste knelpunten in het huidige fiscale regime met betrekking tot inflatie weg te nenen. Winstaftrek op voorraden In het kader van een inflatieneutrale belastingheffing wordt een jaarlijkse winstaftrek, gerelateerd aan de voorraden van de beginbalans, voorgesteld. Deze aftrek is afhankelijk van de hoogte van de inflatie en bedraagt dan een bepaald percentage van de boekwaarde van de voorraden. Deze voorraadcorrectie zal bijv. toegepast kunnen worden ten aanzien van de bloem- bollenkraam, slachtpluimvee, slachtvarkens en biggen, voorra den veevoeder alsmede zaaizaad en pootgoed, e.d.. Voorts zal de tijdelijke rentevrijstelling voor elke belasting plichtige van 200,— gewijzigd worden in een definitieve vrijstelling van maximaal 700,— met saldomethode (dus na verrekening van ontvangen met betaalde rente). Uit voren staande voorstellen vloeit voort, dat de tijdelijke pré-Hofstra- maatregel, t.w. een winstaftrek van 1,4% van het eigen vermogen (excl. grond) niet verlengd wordt. Het niet doorgaan van de Hofstra-voorstellen betekent o.m. dat de landbouwvrijstelling in de inkomstenbelasting dus wordt gehandhaaft. Geen vermogenswinstbelasting. De regering is van mening dat niet moet worden overgegaan tot invoering van een vermo genswinstbelasting op onroerend goed en effecten. Zij is tot deze beslissing gekomen op grond van overwegingen die zullen wor den opgenomen in de memorie van toelichting"op het binnen- wordt bepaald dat wanneer er schade aan het goed is ont staan deze door de huur of gebruiker vergoed dient te wor den, tenzij deze schade buiten zijn schuld is ontstaan. Mijn conclusie is dan ook dat het wellicht niet onredelijk is, en in overeenstemming met de maatschappelijke realiteit de kosten van het normale privé-gebruik van de auto door de zoon als zakelijk te beschouwen. Gaat het echter on bui- tennissig autogebruik (en daarvan is m.i. sprake) dan lijken de grenzen der regelijkheid te worden overschreden als de integrale kosten toch zakelijk zijn en deel uitmaken van de arbeidsbeloning van de zoon, tenzij de schade buiten de schuld van de zoon is ontstaan Tot zover het commentaar. He, ging in dit geval om een betrekkelijk gering verlies, maar men moet er niet aan denken wat de gevolgen kunnen zijn indien in bepaalde situaties men wordt aangesproken voor schadevergoeding en deze niet als bedrijfsmatig wordt aangemerkt. Ik ben er vrij zeker van dat indien niet een overstekende haas maar een te hoog alcoholpercentage de oorzaak was geweest van het ongeval er geen sprake zou zijn geweest van bedrijfsmatig verlies. De risico 's zijn grootPaauwe Problematischer ligt het met het tweede verschil: een dienst- rit, in casu een privé-rit. De redelijkheid brengt hier met zich mee dat niet de opdrachtgever of werkgever het risico draagt maar de dienstverrichter of werknemer en dan ont staat er wel degelijk een vordering op de zoon terzake van de geleden schade. Het Hof evenwel meent dat de vader geen vordering op zijn zoon verkrijgt. Het is mogelijk dat het Hof meent dat de vader/zoonverhouding in casu van zo onder geschikt belang is, dat alle activiteiten van de zoon als vallende binnen de overeenkomst met zijn vader moeten worden aangemerkt; de privé-rit wordt dan getransformeerd in een dienstrit. Met andere woorden, door bij zijn vader te gaan werken en te blijven wonen geeft de zoon als het ware zijn privé-status op. Een ander overweging van het Hof kan zijn geweest, dat het normale gebruik van een auto een dergelijke schade met zich meebrengt dan wel met zich mee kan brengen. Bij betrekkelijk kleine ongelukjes, die ieder een wel eens met zijn auto heeft, zoals bij het parkeren, lijkt dat standpunt redelijk. Echter het lijkt mij, toch geen nor maal autogebruik het voertuig zo in de sloot te rijden, dat dit rijp is voor de sloop. Het ligt m.i. voor de hand het soort autogebruik, waar in casu sprake van is te vergelijken met huur en bruikleen; sterker nog: de parallel met huur en bruikleen dringt zich onweerstaanbaar op. Zowel bij huur als bij bruikleen bepaalt de wet dat de gebruiker het goed (de auto dus) als een goed huisvader moet gebruiken. Voorts kort in te dienen wetsontwerp tot herziening van de vermo gensbelasting. Handhaving zelfstandigenaftrek. De zelfstandigenaftrek voor ondernemers in de inkomstenbelasting zal voor 1980 volledig op het niveau 1979 gehandhaafd worden. Deze aftrek is destijds in het leven geroepen als een tijdelijke maatregel, vooruitlopend op inflatieneutrale belastingsystemen, mede met het oog op de inkomensontwikkeling van zelfstandigen. De tijdelijke zelfstandigenaftrek zal dus ook voor 1980 2.000,— bedragen bij een fiscale winst van 77.000,- waarboven geen aftrek genoten kan worden. WIR-basispremie gebouwen. De basispremie voor nieuwe ge bouwen in het kader van de Wet Investeringsrekening (WIR), die nu 23% bedraagt, zal worden verlaagd tot 18% en die voor bestaande gebouwen van 15% tot 11%. Daarnaast zal ook de heffing op grond van de Selectieve Investeringsregeling (SIR) op gebouwen worden verlaagd, en wel van 15% naar 13%. Zoals bekend zijn de land- en tuinbouw in het algemeen hiervan vrijgesteld. Tarief inkomstenbelasting. De tarieven van de inkomsten- en loonbelasting zullen op enige punten worden bijgesteld. In de eerste plaats is dit een gevolg van de toepassing van de inflatie correctie van 80%. Voorts wordt de eerste schijf van de belast bare som iets ingekort. Daartegenover zal het tarief voor die schijf dalen van 20% tot 18% Dit laatste is vooral van belang voor belastingplichtigen met een laag belastbaar inkomen. In de toekomst zal men als boer waarschijnlijk te maken krijgen met de gemeente als men grond, die een niet-agra- rische bestemming heeft of zal krijgen, aan derden wil verkopen. Er wordt immers een wet voorbereid, die de gemeente in bepaalde gevallen een voorkeursrecht tot koop geeft bij verkoop van dergelijke grond. Het wetsontwerp werd bijna 4 jaar (1) geleden bij de 2e Kamer ingediend. Sindsdien is het weer verschillende malen gewijzigd. Het doel van de regeling is, dat gemeenten een beleid kunnen gaan voeren, dat zo min mogelijk wordt doorkruist door verko pingen aan derden; de gemeenten willen vrij zijn in de uitvoe ring van bestemmingsplannen. Projectontwikkelaars of parti culiere bouwmaatschappijen moeten buiten de deur worden gehouden. Daarnaast spelen de grondprijzen een rol. Het is bekend, dat door projectontwikkelaars vaak^prijzen worden betaald, die door gemeenten nooit betaald zullen worden. De projectontwikkelaar wil bouwen; of de grond dan een gulden meer of minder kost, maakt weinig uit. Hij is uiteraard niet altijd in de markt: voor de bouw van woningwetwoningen heeft hij weinig interesse. De gemeente daarentegen betaalt prijzen, die gebaseerd zijn op de Onteigeningswet: de geschatte prijs die de Rechtbank bij een onteigening zou vaststellen. Deze prijzen liggen over het algemeen lager. Hierbij rijst dan wel de vraag, of de prijzen die de Rechtbank vaststelt altijd juist zijn. Zodra immers een of meerdere projectontwikkelaars bereid zijn een hogere prijs te betalen, zou de Rechtbank bij de vaststelling van de prijs hier rekening mee moeten houden. De Rechtbank moet imners de verkoopwaarde van de grond vaststellen: deze wordt positief beïnvloed, indien projectontwikkelaars op de markt zijn. Feit is, dat hier meestal aan voorbij wordt gegaan. Indien een projectontwikkelaar eenmaal grond heeft gekocht, is het meestal niet mogelijk hem te onteigenen. Zolang hij wil of kan bouwen overeenkomstig het bestemmingsplan en derhalve de door de gemeente beoogde bestemming wil realiseren, is ontei gening niet mogelijk. Is dit niet het geval, dan kan in beginsel wel onteigend worden. Er is dan uiteraard wel een goedgekeurd bestemmingsplan nodig. Over het algemeen is de rol van de gemeente echter uitgespeeld. Hoe gaat de procedure worden, als er een Wet Voorkeursrecht Gemeenten komt? Opgrond van deze wet kunnen bepaalde gebieden worden aangewezen, waarin men zijn grond eerst aan de gemeente te koop zal moeten aan bieden. Eigenaar en gemeente onderhandelen over de prijs: eventueel benoemt de Rechtbank deskundigen. Voor wat be treft de prijs wordt aansluiting gezocht bij de Onteigeningswet: in sommige gevallen ontstaat voor de gemeente een koopplicht. Een groot probleem van de regeling zal de tijd zijn die er mee gemoeid is. De verkoper zal veel geduld moeten hebben. Voor dat hij iets weet kunnen er maanden verstreken zijn. Daarnaast is er het nadeel voor de eigenaar, dat hij niet meer de prijs zal krijgen die de projectontwikkelaar voor de grond zou willen betalen. Hij schiet er dus financieel bij in. In het huidige wets ontwerp is overigens de bepaling opgenomen, dat het voor keursrecht vervalt bij openbare verkoop'. Hiermee wordt heel de regeling weer op losse schroeven gezet: een bewijs temeer, dat we langzamerhand overspoeld worden met wetten, waarvan men de draagwijdte nauwelijks meer overziet. Op zich zou een verplichte openbare verkoop van sommige gebieden i.p.v. een voorkeursrecht gemeenten helemaal niet zo gek zijn. De eige naar ontvangt dan de hoogste prijs, zowel projectontwikkelaar als gemeente kunnen meebieden. Gezien de prijzen die de ge meente dan zou moeten betalen zal een dergelijke regeling er echter wel nooit komen. Mr. H. van Es 3

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1979 | | pagina 3