IdlIU1" uil
M et een stijging van ƒ164,2 min ten opzichte van
1979 tot een bedrag van ƒ2.246,8 min zouden wij re
delijk tevreden kunnen zijn met de nieuwe landbouwbe
groting. Zeker wanneer wij daarbij in aanmerking nemen
dat wij de laatste weken niets anders gehoord hebben dat
men op alle ministeries in moet leveren.
VANUIT DE Z.L.M. GEZIEN
Graadmeter
zuidelijke landbouw maatschappij
Overigens is dat in 1979 reeds meer gebeurd bij de
landbouwbegroting dan bij de overige ministeries. Wij
zouden dus kunnen zeggen dat er niets meer in te leveren
viel. In elk geval maakt deze landbouwbegroting het mo
gelijk dat het ministerie van Landbouw met haar primaire
dienstverlening ten behoeve van de land- en tuinbouw
verder kan. Het belang daarvan hebben wij meerdere
malen betoogd.
In de komende tijd zal dat des te meer nodig blijken
doordat het beleid van andere ministeries, zoals ekono-
mische en sociale zaken en ook C.R.M., onvoldoende
rekening houden met de positie van de landbouw en in
het algemeen van de kleine ondernemer.
In een tijd met grote werkeloosheid en.... daarnaast
enorme spanningen op de arbeidsmarkt komt de kleine
ondernemer meer en meer in de verdrukking.
Men vindt blijkbaar dat de kleine ondernemer toch te
weinig kan bijdragen aan het probleem van deze tijd.
Van de kleine ondernemer wordt verwacht dat zij door
hard werken (dikwijls onverantwoord hard en lang) en
zuinig leven het hoofd boven water probeert te houden.
Ook deze regering ziet blijkbaar geen kans daar veran
dering in te brengen. Het tegendeel blijkt eerder het geval
te zijn.
Wij ontkomen er dan ook niet aan de landbouwbegroting
mede te beoordelen in het geheel van de totale begroting.
En dan is het beeld voor de landbouw zeker niet roos
kleuriger dan voor vele andere sektoren. Wel is het een
goede zaak dat de personeelsformatie bij de voorlichting
alsnog voor 1 980 op peil blijft.
Alsnog betekent echter dat wij de komende tijd ons been
schrap moeten zetten om ervoor te zorgen dat de perso
neelsformatie op langere termijn gewaarborgd blijft.
Staatsbosbeheer krijgt 16 ekstra plaatsen toegewezen.
Onze bedenkingen tegen het feit dat de landbouw de
mensen in het veld moet betalen en dat de verantwoor
delijkheid bij C.R.M. ligt wordt hiermee nog eens ekstra
onderstreept. De minister acht het ruilverkavelingsbeleid
gewaarborgd van gemiddeld 40.000 ha met een bedrag
van 246,3 min (was 246,6).
Dat zal alleen mogelijk zijn, bij een verdergaande kosten
stijging door nog minder kavelwerken uit te voeren.
Een ekstra bijdrage van 1 5 min komt er in het kader van
het aanvullend beleid voor de ruilverkaveling beschik
baar. Een veel te beperkt bedrag als wij zien dat tegen
woordig 30% van het ruilverkavelingsbudget besteed
wordt aan algemene voorzieningen zoals beplanting en
rekreatievoorzieningen, fietspaden en wegenaanleg. Van
deze ƒ246,3 min komt 50,9 min (was 54,4) beschikbaar
voor grondaankopen van de S.B.L.
Deze pot zal dus weer snel leeg zijn evenals dit vorig jaar
het geval is geweest. Wij kunnen meegaan met de op
merking van de minister om na te gaan of de grond
banknormen gewijzigd moeten worden zodat meerderen
er gebruik van kunnen maken.
Wij zijn er voorstander van dat de normen verlaagd wor
den met eventueel een begrenzing naar boven bij aan
koop voor bedrijfsvergroting. Overleg hierover op korte
termijn is zeer gewenst. De bijdrage voor de keurings
kosten is zoals afgesproken verhoogd van ƒ20 min naar
ƒ48 min. Dit is dus een gedeelte van de reeds vorig jaar
toegezegde ƒ80 min.
Een forse verhoging zien wij bij de begroting van het 0
S fonds van ƒ48 min.
De minister merkt daarbij zelf op dat deze verhoging
noodzakelijk is om aan de in het verleden aangegane
verplichtingen te voldoen met name de rentesubsidie in
de beëindigingsregeling.
De ruimte voor andere ontwikkelingsprojekten zal be
perkt blijven. Als voorzetje op de steeds opnieuw uitge
stelde diskussie over de prioriteiten bij het ontwikke
lingsbeleid noemt de minister de mestbank, samenwer
king en bedrijfsverzorgingsdiensten.
Bij deze diskussie is het naar mijn mening ook nodig het
rentesubsidiebeleid voor de toekomst daarbij te betrek
ken ook al valt deze regeling onder de richtlijnen van het
E.E.G.-beleid.
Verder zitten er ook nog wel enkele addertjes onder het
gras.
Wij noemen o.a. de bijdragen die in de toekomst betaald
moeten gaan worden voor de dienstverlening bij de be
taling van aanvrage van rentesubsidieborgstellingsfonds
R.Z. aanvragen en ontwikkelingsprojekten.
De minister is daarbij van mening dat er ruim ƒ4 min.
boven water moet komen.
Verder zal de W.I.R.-premie voor nieuwe gebouwen te
ruggebracht worden van 23% naar 18% en verbetering
van de gebouwen van 1 5% naar 11 wat toch wel een
tegenvaller is. Minder moeite hebben wij dat de Selek-
tieve Investerings Regeling (S.I.R.) op gebouwen is te
ruggebracht V3n 15% naar 13%. Zoals te verwachten
was heeft de voorbereiding van de wet vervreemding
landbouwgronden meer tijd gekost dan aanvankelijk
verwacht werd. Wij zijn daar niet verbaasd over.
Wel verwacht de minister dat de nieuwe pachtwet in
1 980 ingediend zal kunnen worden.
Dat wordt dan ook wel hoog tijd.
Een landbouwbegroting betekent een graadmeter voor
het landbouwbeleid van het komende jaar.
Voor de individuele boer geen spektakulaire zaak. Voor
de landbouworganisaties wel belangrijk om mede rich
ting te geven aan de ontwikkelingen binnen de ruimte die
deze begroting ons biedt!
M VRIJDAG 21 SEPTEMBER 1979
mrwk flfl Wm 66e
tuinbouwblad