Mineralen in mengvoeders en wat er van overblijft KORTE WENKEN G Fokveedag Walcheren te Serooskerke Door het instituut voor pluim veeonderzoek 'Het Spelderholt" te Beekbergen is een onderzoek uitgevoerd naar "de gehalten van mengvoeders aan enkele minerale bestanddelen met betrekking tot de behoefte van dierende uitscheiding in de mest en urine, alsmede enkele gevolgen voor bodem, plant en dier. Het is het tweede rapport van de werkgroep Mineralen in krachtvoer in relatie tot bemesting en milieu. Uit het rapport ontlenen we de konklusies en aanbevelingen. ing. M. Westhuis C.A.R.-Zevenbergen Verbruik aan mengvoeder Het mengvoederverbruik in Nederland is vanaf 1972-1973 tot 1976-1977 toegenomen met ruim 20% tot ruim 10 miljoen ton per jaar. Het verbruik aan rundveevoer nam het meeste toe namelijk met ruim 40%; dat aan pluimveevoer het minst namelijk met 5%. Bijna een derde van het totale verbruik gaat nu naar de sektor rundvee. Samenstelling van het voer edurende de periode 1973-1974 tot 1976-1977 blijken de P-gehalten van het mengvoer voor rundvee, mestvarkens en slachtkuikens globaal met ongeveer 10% te zijn verlaagd. Daar entegen bleven de gehalten in het voer voor biggen en leghen nen op een nagenoeg gelijk niveau. Dit is voor de leghennen hoger dan de behoefte. Een verlaging van de P-gehalten van de voeders voor leghennen, rundvee en mestvarkens wordt aanbe volen. Dit kan een belangrijke vermindering van de fosfaatbe lasting vanuit de landbouw bewerkstelligen. De K-gchalten van de mengvoeders zijn gedurende de hiervoor genoemde drie jaren met globaal 20% gestegen. Omdat bij de bereiding van het voer geen extra kalium wordt toegevoegd zal deze stijging een gevolg zijn van de keuze van de grondstoffen. Aangenomen moet worden dat de verhouding van kalium ten opzichte van sommige andere minerale bestanddelen hierdoor eveneens gewijzigd zal zijn. De Cu-gehalten van het voer voor biggen en mestvarkens daal den van 1973-1974 tot 1976-1977 met ongeveer 15% tot gehalten van ruim 200 mg per kg droge stof. In dezelfde periode daalden in het voer voor mestvarkens de Zn-gehalten met ongeveer 30% tot 124 mg per kg droge stof. Uit deze gehalten in vergelijking tot die van de grondstoffen kan worden afgeleid dat in Nederland bij de bereiding van het voer ongeveer 185 mg Cu en 85 mg Zn per kg droge stof werd toegevoegd. Behalve variatie in de dose ring van de extra aan het voer toegevoegde spoorelementen zijn wat zink betreft, ook de grote verschillen in Zn-gehalten van de grondstoffen verantwoordelijk voor de aanzienlijke spreiding van de gehalten in de voeders. Resultaten van onderzoek over het effekt van extra zinktoedie- ning aan mestvarkens op de mestresultaten zijn niet eensluiden en bovendien vaag. Overwogen dient te worden om de toevoeging van extra zink verder te verlagen, zeker wanneer tot een vermindering van de hoeveelheid toegevoegd koper zou worden overgegaan. De hoogste gehalten aan cadmium en lood kwamen voor in het mengvoer voor leghennen namelijk gemiddeld resp. 1,02 en 7,1 mg per kg droge stof. In sommige grondstoffen van dierlijke oorsprong en in enkele "fosforbronnen" werden veel hogere gehalten gevonden. Dit laatste geldt evenzeer voor de elementen nikkel, chroom en kwik. Gezien het geringe aantal onderzochte monsters, waarin echter soms gehalten werden aangetroffen die uit een oogpunt van overdracht op dierlijke produkten wellicht bedenkelijk moeten worden genoemd, wordt aanbevolen om door een uitgebreider onderzoek hierover meer informatie te verkrijgen. Aanbevolen wordt verder om voor volledige dier voeders en bepaalde grondstoffen te komen tot een tolerantie grens voor cadmium. De gehalten aan fluoride van de vier onderzochte fosforbronnen waren zonder uitzondering hoog tot zeer hoog, en wel tot 7000 mg F/kg fosfaat. De grondstoffen van dierlijke oorsprong heb ben een veel lager F-gehalte terwijl in die van plantaardige herkomst de laagste waarden werden gevonden namelijk 4 mg per kg. In P-rijk mengvoer voor rundvee werden gehalten tot 250 mg/kg aangetroffen. Om fluorvergiftiging bij rundvee te voorkomen wordt aanbevolen door een kritische keuze van de grondstoffen het toelaatbare F-gehalte in het mengvoeder niet te overschrijden. Uitscheiding van minerale bestanddelen in de mest U it een nader uitgewerkte berekening bleek dat bij pluimvee, rundvee en varkens resp. 87, 92 en 94% van het met het voer opgenomen kalium met de mest en urine werd uitgescheiden. De daling van de P-gehalten in sommige mengvoeders en de toename van het mengvoederverbruik resulteerden in 1976-1977 in een uitscheiding in de mest en urine van bijna 56.000 ton uit mengvoeders afkomstig fosfor. Dit is 5% meer dan in de periode 1972-1973. Per ha kultuurgrond in Nederland bedroeg de uitscheiding 62,3 kg P205. In de provincie Noord- Brabant kwam uit mengvoeders 126 kg P205 per ha kuituur- grond in de organische mest terecht, in Zeeland 11,2 kg. Wanneer de dierlijke mest in een geïdealiseerde situatie gelijk matig over het Nederlandse areaal kultuurgrond verdeeld zou kunnen worden, is alleen reeds het fosfaataanbod uit van mengvoer afkomstige mest in evenwicht met de gewogen be hoefte van de gewassen bij een bemestingstoestand "voldoen de". In de veerijkste provincies is er een belangrijk positief saldo op deze "fosfaatbalans". Bedacht moet worden dat hieraan nog moet worden toegevoegd de verbruikte hoeveelheid fosfaat uit kunstmest. Een overmaat aan fosfaat is voor bouwlandgewassen onscha delijk, kan op grasland soms tot een geringe opbrengstderving leiden, veroorzaakt indirekt in de fruitteelt zinkgebrek, schijnt voor het vee geen nadelige gevolgen te hebben en kan op den duur ecologische gevolgen hebben door uitspoeling van fosfaat en/of afspoeling van met fosfaat verrijkte grond naar het op pervlaktewater. Het positieve P-saldo op de fosfaatbalans van de bedrijven moet daarom zo laag mogelijk worden gehouden door: - De P-gehalten van de mengvoeders zo dicht mogelijk te brengen bij de behoeftenormen van de dieren. Zolang het P-gehalte van het krachtvoer lager zijn naarmate het krachtvoer een groter deel van het totale rantsoen uitmaakt: bij gebruik van dierlijke mest de voorziening met kunst- mestfosfaat aan te passen: - een kritisch gebruik van krachtvoer in de rundveesektor. In de periode 1976-1977 kwam vanuit het mengvoer ruim 132.000 kg kalium in mest en urine terecht. Per ha kultuurgrond bedroeg dit in Noord-Brabant 146 kg K20 en in Zeeland 14,3 kg. De sterke toename van het mengvoederverbruik in de rund veesektor alsmede de verhoging van de K-gehalten van deze voeders met ongeveer 20% heeft tot een forse verhoging van de kalibemesting van grasland met kali uit organische mest geleid. Dit resulteert in een stijging van de K-gehalten van het gras en een daling van de Na-, Ca- en Mg-gehalten. Ook bij een verdeling van de uit mengvoeders afkomstige ka lium over de bèschikbare oppervlakte kultuurgrond is in de veerijke provincies Noord-Brabant en Limburg het aanbod groter dan de behoefte. Landelijk gezien wordt echter de be hoefte van de landbouwgewassen bij een bemestingstoestand van de grond "voldoende" niet door het aanbod van kalium uit mengvoeders gedekt. Op lichte gronden zal een deel van de kali nog door uitspoeling verloren gaan wanneer mest wordt uitgereden in de herfst en in de winter. Een negatief saldo kan worden gekorrigeerd met kunstmestkali, een positief saldo door vermindering van het kali-aanbod via kunstmest. In de mest en urine werd vanuit het mengvoer landelijk ruim 900 ton koper en ongeveer 738 ton zink uitgescheiden. Per ha kultuurgrond bedroegen deze hoeveelheden resp. 0,44 en 0,36 kg. In vergelijking tot de voorgaande onderzoeksperiode is de koperbelasting toegenomen van 0,35 tot 0,44 kg Cu per ha. De koper- en zinkbelasting is in Noord-Brabant het zwaarst name lijk resp. 1,02 en 0,77 per ha. Bij het dumpen van varkensmest op percelen voor bijvoorbeeld maisverbouw kan meer dan 10 kg Cu per ha in één jaar worden toegediend. De koper- en zinkvoorzieningsbalansen zijn landelijk - doch vooral in de veerijkste provincies - positief. Recente onderzoekingen hebben bevestigd dat overmatig ge doseerde hoeveelheden koper tot diep in het bodemprofiel doordringen. Eveneens werd bevestigd dat bepaalde gewassen reeds bij kopergehalten in de bodem van 50 mg per kg groei- remmingen ondervinden. De bezwaren ten aanzien van de schapehouderij zijn dezelfde gebleven. De nadelen met betrek king tot de koperovermaat kunnen alleen ondervangen worden door een drastische verlaging van het kopergehalte van var kensvoer. Mesthandel en mestbanken dragen weinig bij tot ontlasting van de provincies die mineralenoverschotten hebben. Zij verminde ren wel de belasting van de overschotgebieden binnen de provin cies door een betere verdeling van de overschotten. Uitbreiding van de aktiviteiten van de mestbanken met als doel een meer gerichte spreiding van de mest is noodzakelijk. De realisering hiervan moet een hoge prioriteit hebben. Naast het kontinueren of verbeteren van de bestaande subsidië ring kan ook worden overwogen de producenten te verplichten een bijdrage te leveren in de kosten van de afvoer van hun over tollige mest. De resultaten van de landelijke onderzoekingen in 1973-1974 en 1976-1977 hebben aangetoond dat gegevens over de samenstel ling van mengvoeders een zinvolle bijdrage leveren aan de op lossing van het vraagstuk van de mestoverschotten. De werkgroep meent deze onderzoekingen periodiek te moeten voortzetten. 0 p vrijdag 20 juli 1979 werd in Serooskerke (W) de 25ste fokveedag van Walcheren georganiseerd. De schapenhouders uit Walcheren hadden gezorgd voor een groot aantal goede inzendingen. Kenmerkend voor deze fokdag was de bijzondere goede kwaliteit van de die ren. Het lijkt erop dat Walcheren bezig is om jn de Zeeuwse schapenhouderij een grotere rol gaat spelen dan voorheen. Op de keuring waren de rammen sterk vertegenwoordigd. Kampioen ram werd de in 1976 geboren ram 6925 van de Gebr. De Lange uit Ritthem. Een typische vleesram, met een zware achterhand. Ook de reserve-kampioen ram, de Z 243 van de Gebr. De Lange is een fraai dier met de goede raskenmerken. Ook de ooien waren goed vertegenwoordigd. De variaties bin nen deze rubrieken waren duidelijk groter dan bij de rammen. Vooral de jaarlingen toonden veel verschil wat betreft type, ontwikkeling en bespiering. Kampioene ooi werd de Z 3915 van de Gebr. de Lange. Deze 001 toonde veel klasse. Een sterk ontwikkelde achterhand en voldoende breedte en diepte in de voorhand gaven deze ooi de juiste waarden om kampioene te worden. Reserve-kampioene werd de 1 '/2-jarige ooi 21194 l.o. van J. en W. van Soelen, Oost-Souburg. Het was een fraaie jonge ooi met veel luxe. Wat betreft de bedrijfsgroepen was de IA prijs voor de prachtige bedrijfsgroep van de Gebr. De Buck, Oostkapelle. Zij hadden een 3-tal prachtige rammen als groep ingezonden. Het beste ramlam was de 25343 l.o. van de Gebr. De Lange. Het is een mooi ramlam, al goed ontwikkeld met de nodige luxe. Diversen Bij de rubriek jaarling ooien met haar in 1979 geboren lamme ren was de IA prijs voor W. van Nieuwenhuijzen, Oostkapelle. Bij de tweejarige en oudere ooien met haar in 1979 geboren lammeren was de IA prijs voor de Gebr. De Lange, Ritthem. In de rubriek "ooien met haar in 1979 geboren 3 lammeren" ging de IA prijs naar W. Verhage, Oostkapelle. Walcheren heeft dit jaar laten zien dat ze in de schapenfokkerij duidelijk vooruit is gegaan. Er is goed typisch Texelse ooien en rammen op Walcheren aanwezig. Bij een goed en kritisch gebruik hiervan zal het mo gelijk moeten zijn om in de komende jaren weer met goede kwaliteit op de fokdagen te kunnen verschijnen. C.A.R. Goes Kampioene ooi van de Gebr. de Lange Ritthem Reserve-kampioene ooi J. en W. van Soelen, Oost-Souburg BedrijfskoIIektie IA van AZ ZA de Buck, Oostkapelle VEEHOUDERIJ GEMAK DIENT DE MENS" geldt zeker voor de toe passing van vrijwillige kavelruil. Naast gemak geeft het grote voordelen als het grasland grotendeels aan huis ligt en de koeien rechtstreeks uit het grasland in de melkstal kun nen worden gemolken. Bij een vrijwillige kavelruil tussen minimaal 3 eigenaren zijn alle administratieve zaken gratis. Tot een bepaald bedrag wordt op de nodige aanpassings- werken 50% subsidie verstrekt. Overleg met kollega's en dien uw plannen in bij de bedrijfsvoorlichter. DE PRAKTIJK klaagt nogal eens dat de bermen van openbare wegen te laat worden gemaaid uit het oogpunt van overwaaiende onkruiden. Zorg echter ook dat het onkruid in uw grasland zeker geen kans krijgt om zaad te vormen. Augustus - september is de beste tijd om met een mengsel van 41M CP A en 3 l MCPP zowel oudere als pas gekiemde onkruiden dood te krijgen. Op nieuw ingezaaid grasland moet U 3 l MC PA en 3 l MCPP gebruiken. ER IS VRIJWEL GEEN boerenbedrijf zonder een goed verzorgde tuin. Maar ook in een tuin vragen de bloemen en groenten weieens om een insektenbestrijdingsmiddel, dat giftig is. Bovendien komen er sierstruiken in de tuinen voor waarvan het blad of de vruchten giftige stoffen kunnen bevatten. Neem geen onnodig risiko door tuinafval te depo neren op plaatsen waar het vee er bij kan.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1979 | | pagina 7