Chemische onkruidbestrijding in de stoppel
13 e chemische onkruidbestrijding in de stoppel is speciaal gericht tegen lastige overblijvende onkruiden zoals kweek-
gras, klein hoefblad, akkermunt, veenwortel, riet en akkermelkdistel, die in de gewassen niet of moeilijk kunnen worden
bestreden. Voor de bestrijding van deze onkruiden staan de praktijk enkele typen middelen ter beschikking, welke
onderling in wijze van toepassing en in werking verschillen.
KWEEK EN FIORINGRAS
Spuiten
Strooien
Klein hoefblad
AKKERMUNT
WAARSCHUWING
Rietbestrijding in kleigrond
Plantenziektenkundige Dienst - Konsulentschappen voor planteziekten en onkruidbestrijding - Wageningen
De middelen dalapon, TCA en chloralhydraat hebben een zeer specifieke werking en bestrijden vrijwel uitsluitend
grasachtige onkruiden zoals kweekgras en fioringras. Daarentegen kan met amitrol/thiocyanaat en glyfosaat een breder
onkruidsortiment worden bestreden. Verder is de werking van de middelen o.a. afhankelijk van de vochttoestand van de
grond, de ontwikkeling van het onkruid en de hoeveelheid neerslag na de bespuiting. Het resultaat kan soms aanzienlijk
worden verbeterd, wanneer na de bespuiting in de late herfst óf in het vroege voorjaar nogmaals een grondbewerking
wordt uitgevoerd. Bij de bespreking per middel zal op een en ander nader worden ingegaan. Wanneer alleen overblijvende
breedbladigc onkruiden moeten worden bestreden, kunnen ook groeistoffen en kombinaties van groeistoffen worden
gebruikt. Voorwaarde hierbij is evenwel dat voldoende blad aanwezig is.
In de praktijk wordt vaak nog te lang gewacht voordat tot een bestrijding wordt overgegaan. Hierdoor worden de
problemen groter en de kosten hoger.
Door tijdig op de randen van de percelen het kweekgras te bestrijden kan worden voorkomen dat het gehele perceel met
dit onkruid besmet raakt. Klein hoefblad en andere wortelonkruiden zijn, zodra ze zich op een perceel hebben gevestigd,
uitstekend pleksgewijs te bestrijden. Als men er op tijd bij is kost het vaak weinig moeite om met een rugspuit de
bestrijding uit te voeren.
Glyfosaat Merk: Roundup Dosering: 4-6 1/ha
Voor de bestrijding van kweekgras en fiorin wordt onkruiden
wordt 6 I/ha toegepast.
Regen binnen zes uur na de bespuiting kan het effekt te niet
doen. Roundup is een niet selektief onkruidbestrijdingsmiddel
waarmede: kweekgras, fioringras, opslag van granen, overblij
vende tweezaadlobbige onkruiden waaronder veenwortel, klein
hoefblad en distels alsmede vele eenjarige onkruiden kunnen
worden bestreden. Ook zijn goede ervaringen opgedaan bij de
bestrijding van opslag planten van aardappelen in de stoppel,
mits deze nog groeien.
Minder gevoelig zijn: paardestaart-, winde-, klaver-, en wikke
soorten. Het middel wordt door groene bovengrondse plante
delen opgenomen en daarna naar de ondergrondse delen ge
transporteerd. Teneinde een goed effekt te verkrijgen moet het
op het moment van spuiten groeizaam weer zijn. Bovendien
moet het onkruid bovengronds flink ontwikkeld zijn.
Voor onkruiden die na afmaaien niet meer uitlopen is hoog
stoppelen noodzakelijk. De beste resultaten worden verkregen
als het middel wordt toegepast in de nazomer of herfst zonder
voorafgaande grondbewerking.
Indien toch een stoppelbewerking is uitgevoerd lopen een aantal
onkruiden niet meer uit en worden niet bestreden. De onkrui
den die wel uitlopen worden alleen goed bestreden wanneer ze
voldoende (15 cm) zijn ontwikkeld.
Na de bespuiting kan pas een grondbewerking plaatshebben als
de onkruiden roodachtig tot geelbruin zijn verkleurd. In de
nazomer is dit doorgaans het geval na 2 a 3 weken; in de late
herfst en winter kan dit 5 tot 7 weken duren. De indruk bestaat,
dat naarmate met de grondbewerking na de behandeling langer
wordt gewacht, dit het effekt ten goede komt. Er wordt geadvi
seerd tussen spuiten en opnieuw inzaaien, een wachttijd van 2-4
weken aan te houden. De afgestorven plantedelen moeten goed
door de grond worden gewerkt.
Amitrol/thiocyanaat. Merken: AAmitrol Vloeibaar TC, Brabant
Amitrol Extra, Weedazol-TL. Dosering: 24-32 l/ha.
Amitrol. Merken: Brabant Amitrol Vloeibaar, Amitrol-VL. Do
sering: 32 l/ha.
Naast goede resultaten heeft men met de amitrolprodukten ook
diverse teleurstellende ervaringen opgedaan. Om uiteindelijk
een goed resultaat te kunnen bereiken is een aanvullende
grondbewerking in de winter of in 4iet vroege voorjaar zeer
gewenst.
De bespuiting moet steeds worden uitgevoerd zonder vooraf
gaande grondbewerking op een bestaande kweekmat, die op het
hoogtepunt van de groei is.
Dit is vaak van half september tot begin oktober pas het geval.
Men moet dus niet te vroeg spuiten, omdat het kweekgras eerst
voldoende massa moet hebben gevormd om het middel op te
kunnen nemen.
Amitrol bevattende middelen hebben het voordeel t.o.v. dala
pon en TCA dat ook andere onkruiden zoals klein hoefblad en
distels gelijktijdig worden bestreden, mits deze voldoende blad
hebben.
Met het inzaaien of inplanten van gewassen na de bespuiting
moet tenminste 6 weken worden gewacht. Bij droog of koud
weer een langere termijn aanhouden.
Dalapon. Diverse merken. Dosering: 20 kg/ha.
Dit middel heeft bij de bestrijding van kweekgras vaak teleur
stellende resultaten gegeven. Alleen wanneer een goed groei
ende kweekmat aanwezig is kan met dalapon een bevredigende
bestrijding worden verkregen.
Bij gewassen die vroeg het veld ruimen, zoals erwten, karwij of
vroege aardappelen, kan de grond na de oogst eerst worden
bewerkt.
Na enige tijd, wanneer het kweekgras minstens 10 cm lang is,
wordt de bespuiting met dalapon uitgevoerd. Na een bewerking
van de veel later vrijkomende graanstoppel loopt het kweekgras
in de herfst meestal onvoldoende uit. Daarom kan dan in de
loop van september beter zonder voorafgaande bewerking op de
aanwezige kweekmat worden gespoten.
Wanneer het kweekgras n^de oogst slechts weinig tot ontwik
keling is gekomen, kan beter geen dalapon worden gebruikt.
In verband met de lange verblijfsduur van dalapon in de grond
van minstens 3 maanden, kan pas het volgende voorjaar weer
een gewas worden ingezaaid of geplant.
TCA. Diverse merken.
TCA is als granulaat in de handel. Hoewel de korrels kunnen
Klein hoefblad drastisch aanpakken
worden gestrooid, worden ze meestal opgelost in water verspo
ten. Om verstoppingen van de leidingen van de spuitmachine te
voorkomen dient de TCA volledig te zijn opgelost.
Dosering: 75 kg/ha
Met TCA worden alleen goede resultaten verkregen wanneer de
grond gedurende een lange periode na de bespuiting voldoende
vochtig is. Bespuitingen met TCA in de loop van augustus of
september na een voorafgaande stoppelbewerking, geven vaak
teleurstellende resultaten, omdat de grond in deze periode
meestal te droog is. Op zandgrond dient TCA bij voorkeur te
worden ingefreesd. Het effekt van TCA wordt door het infrezen
vergroot, terwijl vaak met een iets lagere dosering (minimaal 50
kg/ha) kan worden gewerkt. TCA wordt verspoten over de niet*
bewerkte grond, waarbij het middel direkt na de bespuiting 8-10
cm diep wordt ingefreesd. Een cultivator of eg zijn voor het
inwerken van TCA niet geschikt. Ook op kleigronden zijn op
beperkte schaal gunstige ervaringen opgedaan met het infrezen
van TCA. Bij deze werkwijze kan het land op de normale tijd op
wintervoor worden geploegd.
Op kleigrond worden bij de bespuitingen met TCA in de herfst
half november) over reeds op wintervoor geploegd land in
het algemeen aanzienlijk betere resultaten bereikt dan met een
bespuiting kort na een stoppelbewerking.
Hierbij gaat men als volgt te werk:
Na het op wintervoor ploegen wordt het land op niet slempge-
voelige kleigronden eerst grof bewerkt met een cultivator,
waarbij de grond gedeeltelijk wordt vlak getrokken. Door deze
bewerking wordt niet alleen de berijdbaarheid van de grond
voor de spuitmachine beter, maar dit komt ook het resultaat van
de bespuiting ten goede. Op slempgevoelige gronden, waar di
rekt na het op wintervoor pleogen geen bewerking meer plaats
kan hebben, zal de bespuiting over de niet bewerkte ploegsne-
den toegepast moeten worden, waarbij de resultaten wellicht
iets zullen achterblijven bij die van het vlak getrokken land. Om
de bezwaren van het slecht berijdbaar zijn te ondervangen kan
het volgende worden overwogen. Men ploegt het land zodanig,
dat de spuitmachine over het niet geploegde land rijdt en het
reeds geploegde land door één arm van de machine wordt be
spoten. Eén boom en eventueel no£ enkele doppen van de
andere boom worden afgesloten.
De TCA-bespuiting over de wintervoor is vooral ook van belang
voor enkele ploegsneden langs de randen van het perceel, omdat
van hieruit het kweekgras vaak het land ingroeit.
Bij de late toepassing van TCA over de wintervoor blijft de
mogelijkheid open om de stoppel vooraf reeds intensief tegen
kweekgras te bewerken.
Op zavelgronden en lichte kleigronden, die niet voor de winter
worden geploegd, zou men kunnen overwegen om de grond in
november nog enkele malen met de cultivator te bewerken en
daarna een bespuiting met TCA uit te voeren.
Dosering: 75-100 kg/ha
Bij strooien van het granulaat is een hogere dosering nodig dan
voor spuiten. Het granulaat kan volvelds over de stoppel worden
verdeeld en vervolgens worden ingefreesd, of over de winter
voor worden toegepast.
Ondanks de hogere dosering blijft het resultaat vaak ten achter
bij dat van spuiten. Het strooien moet daarom vooral worden
gezien voor behandeling van kweekplekken en perceelsranden.
Na de toepassing van TCA kunnen vele gewassen tenminste 3
maanden lang niet worden gezaaid of geplant zonder kans op
schade.
Granen en in het bijzonder mais zijn zeer gevoelig voor TCA. Er
moet voor granen 4 maanden en voor mais tenminste 5 maan
den met zaaien worden gewacht na de toepassing van TCA.
Bladkool en de tetraploïde rassen van stoppelknollen zijn weinig
gevoelig voor TCA. Na een bespuiting op de stoppel, gevolgd
door het infrezen van TCA kunnen deze gewassen meteen al
worden ingezaaid. In dat geval echter niet meer dan 50 kg/ha
gebruiken. De bladrijkdom van stoppelknollen en bladkool
draagt bij tot een betere kweekbestrijding.
Chloralhydraat. Merken: Luxan Teceal Vloeibaar, Shell Rizo-
vin. Dosering: 50-75 l/ha.
Op zand- en dalgrond wordt 50 l/ha toegepast over de nog
onbewerkte of oppervlakkig voorbewerkte stoppel en daarna
nog dezélfde dag 8-10 cm diep ingefreesd. De grond moet
enigszins vochtig zijn.
Hierna kunnen desgewenst tetraploïde stoppelknollen of blad
kool worden geteeld. Enige uitdunning van deze gewassen is
daarbij niet uitgesloten.
Op alle grondsoorten kan 75 l/ha worden verspoten op vochtige
grond kort na een grondbewerking gedurende oktober-novem-
ber of over op wintervoor geploegd land. Hierbij is een grond
bewerking direkt na de bespuiting NIET noodzakelijk. Wel
dient tijdens de bespuiting de grond vochtig en de temperatuur
niet boven 15 graden C te zijn. Na de behandeling dient een
lange wachttermijn in acht te worden genomen alvorens op
nieuw kan worden ingezaaid of geplant.
Voor mais bedraagt deze periode 5 maanden, voor andere ge
wassen 4 maanden.
Na een droge winter kan deze periode voor zomergranen nog te
kort zijn en kan schade optreden. Bieten, aardappelen en kool
gewassen kunnen na deze termijn weer worden verbouwd.
Voor de bestrijding van klein hoefblad in de stoppel zijn de
volgende middelen toegelaten:
glyfosaat (Roundup) 6 l/ha
2,4-D amine (diverse) 5 - 6 l/ha
amitrol (diverse) 5 -10 kg of 24 - 32 l/ha
benazolin/dicamba/2,4-D/MCPA (Aseptaludin) 6 - 9 l/ha
Voor een goed resultaat is het van belang dat de grond tijdens de
bespuiting enigszins vochtig is. Het hoefblad moet echter wel
droog zijn.
Als klein hoefblad door een stoppelbespuiting alleen niet volle
dig kan worden vernietigd, moet de bespuiting in de gewassen
die daarvoor in aanmerking komen, zoals granen en graszaad,
worden herhaald. Een bevredigend resultaat kan meestal alleen
worden bereikt als de bestrijding enkele jaren wordt voortgezet.
Met Roundup worden als regel de beste resultaten behaald.
Hierbij treedt de minste hergroei op.
Na het gebruik van 2,4-D of Aseptaludin moet de stoppel on
geveer 3 weken blijven liggen; geen kruisbloemige gewassen
inzaaien.
Mechanisch is akkermunt vrij goed te bestrijden door enkele
keren op verschillende diepte te stoppelen.
Ook door bespuitingen met 8-12 l/ha MCPA (250 g/1), of 4-6
l/ha, 2,4-D kunnen goede resultaten worden behaald. Als ge
lijktijdig klein hoefblad voorkomt, verdient het gebruik van
2,4-D amine de voorkeur.
Groeistofbespuitingen in de stoppel veroorzaken ieder jaar weer
schade aan witlof op aangrenzende percelen doordat dc spuit-
vloeistof overwaait. Witlof is zeer gevoelig, zelfs voor geringe
hoeveelheden groeistof. Spuit in de buurt van w itlof met groeistof
uitsluitend als de wind uit de richting van het witlofperceel komt.
Niet spuiten bij windstil weer.
Gebruik extra veel water, een grove druppel en een zo laag
mogelijke druk.
0p kleigrond komt soms veel riet voor in bouwland. In granen
kan dit aanleiding,geven tot ernstig verlies van zaad, qmdat de
aïen bij veel wind door het harde riet worden leeggeslageri. Ook
bij de oogst van granen kan dit riet ernstige moeilijkheden
opleveren.
Het riet dat ondergronds over een uitgebreid wortelstelsel be
schikt is moeilijk te bestrijden. Bij een vroegruimend gewas,
bijv, erwten of gerst, kan een bestrijding worden uitgevoerd met
dalapon of Roundup.
Men gaat hierbij als volgt te werk:
Na de oogst wordt het land licht geploegd, waarna, bij een
nieuwe uitloop van het riet van minstens 40 cm, eind september
- begin oktober 10 kg/ha dalapon of 4-6 1 Roundup wordt
gespoten.
Om het middel voldoende gelegenheid te geven op het riet in te
werken, moet het op wintervoor ploegen zo lang mogelijk - in
ieder geval 5 weken - worden uitgesteld.
Na gebruik van dalapon kan geen wintergraan worden gezaaid.
5