Onkruidbestrijding in suikerbieten op zandgrond Hoe gaat het uienareaal 1979 er uit zien? D e onkruidbestrijding vormt nog vaak het knelpunt bij de teelt van suikerbieten op zandgrond. Niet zo zeer omdat er geen goede bestrijdingsmiddelen zijn, maar wel omdat de bedrijfszekerheid in de praktijk niet altijd groot genoeg is. Daar komt bij dat chemische bestrijding veel geld kost. Bestrijding in handwerk is echter niet meer mogelijk; er is te weinig arbeid beschikbaar en ook arbeid is te duur geworden. Men zal er dus alles aan moeten doen om tot een geslaagde chemische onkruidbestrijding te komen. D e onkruidbestrijding vraagt gedurende de hele aanlooppe riode van het gewas reeds de aandacht. Bij het ploegen dient men ër al rekening mee te houden. Door vroeg te ploegen krijgt de grond kans te bezakken. Op bezakte grond is de capillaire opstijging en dus de vochtvoorziening beter. Tevens biedt dit het voordeel dat men bij het zaaiklaar maken oppervlakkiger kan werken, waardoor de kiemrust van dieper liggende onkruidza den niet wordt gebroken. Nu, in deze lange winter is op zand grond vrijwel geen bietenland vroeg geploegd, het is nu beter het ploegen uit te stellen tot vlak voor het zaaien en dan, wan neer men hierover kan beschikken, gebruik te maken van de vorenpakker aan de ploeg of direkt na het ploegen het land zaaiklaar te maken met een triltand-vorenpakkerkombinatie. Op deze manier zal de grond minder snel uitdrogen en wordt de aansluiting tussen bouwvoor en ondergrond weer hersteld. Door bij het zaaiklaar maken ondiep te werken en grote kluiten te breken wordt een goede uitgangssituatie verkregen voor een chemische onkruidbestrijding. Vroeg zaaien is gunstig, de grond is dan vochtiger en de onkruiden groeien dan langzamer. Op zandgrond heeft men in de praktijk niet voldoende aan één bespuiting. Meestal zijn er twee nodig en soms wel eens drie. Het meest bedrijfszeker is, bij het zaaien een bodemherbicide toe te passen en de ontsnapte en later kiemende onkruiden na opkomst te bestrijden met een kontaktmiddel. D e eerst kiemende onkruiden mogen in geen geval ontsnap pen, deze zijn later niet meer te bestrijden en kosten dan veel handwerk. Op zandgronden met maximaal 6% humus direkt na het zaaien 4 - 5 kg Pyramin spuiten. De grond is dan nog vochtig, dit komt evenals neerslag de werking van het middel ten goede. Op gronden met 4 tot 6% humus dient 4 kg profam (IPC) aan Pyramin te worden toegevoegd om de werking tegen grassen en andere onkruiden te verbeteren. Pyramin werkt onvoldoende als het humusgehalte van de grond hoger is dan 6%. In dat geval wordt geadviseerd, afhankelijk van het humusgehalte 6 tot 8 kg D e chemische onkruidbestrijding is duur. De totale kosten kunnen, als ook tegen Hanepoot moet worden gespoten, oplo pen tot 700,— a 800,— per ha. Op deze kosten kan aan zienlijk worden gespaard door de chemische bestrijding te kombineren met machinaal schoffelen. H oeveel gaat men straks uitplanten en uitzaaien voor de uienoogst van 1979? Om te beginnen liggen er veel eerstejaars plantuien in de Nederlandse koelcellen om in 1979 als tweedejaars hier te lande of in het buitenland te worden uitgeplant. Het areaal eerstejaars was dit seizoen 15% groter dan voorgaande jaren en besloeg 1.703 ha (1.500 en 1.456), aldus het Produktschap voor Groenten en Fruit. Behalve door dit grote areaal wordt het Nederlandse aanbod van tweedejaars in 1979 mede bepaald door de exportmogelijkheden van eerstejaars (en die lijken niet al te gunstig), alsmede door de groei-omstandigheden na het planten. N ederland heeft op de buitenlandse markten bepaald niet het alleenvertoningsrecht van uien. Van het Belgische verbruik (inkl. industrie) leveren wij ca. 50%, van het Westduitse 40%, van het Franse 16% en van het Engelse 6%. J. Coolen, Westduits aatdappelareaal in 1979 6% kleiner specialist plantenziekten bij het Konsulentschap voor de Rundveehouderij en de Akkerbouw te Waalre Naast de keuze van de middelen is daarvoor het tijdstip en de wijze van toepassing van doorslaggevend belang. Waar begint chemische onkruidbestrijding? Eerste bespuiting: bodemherbiciden! profam te gebruiken. Bij laat zaaien en onder droge omstan digheden kan men in plaats van Pyramin, 4-51 Ro-Neet gebruiken. Dit middel moet vóór het zaaien worden gespoten en direkt 5 cm worden ingewerkt. Het werkt vooral op grassen en heeft daarlangs een nevenwerking op breedbladige onkruiden. Tweede bespuiting: kontaktmiddelen! K omen er na opkomst van de bieten, ondanks het gebruik van een bodemherbicide nog onkruiden, dan moet worden gespoten met Betanal. Dit middel werkt goed op kleine juist gekiemde zaadonkruiden. Daarom is het van groot belang dat het tijdig wordt toegepast. De normale dosering bedraagt 6 - 7 1 in maxi maal 250 1 water per ha. De werking is sterk afhankelijk van de temperatuur. Het mag niet worden toegepast bij kans op nachtvorst. Bij temperaturen beneden 18°C en bewolkt weer, kan op een afgehard gewas de werking worden versterkt door aan Betanal Schering 1 IE olie toe te voeggn. Komt de temperatuur boven 18°C en is het groeizaam weer, dan is toevoegen van olie te gevaarlijk wegens kans op schade aan de bieten. Bij dagtemperaturen boven 23°C en bij schraal droog weer dient men Betanal tegen de avond te spuiten. Betanal heeft geen nawerking. Dit is vooral bezwaarlijk op per celen, waar nog laat kiemende onkruiden worden verwacht. Daarom wordt in dat geval wel 2 kg Pyramin of 3A tot 1 kg Venzar aan Betanal toegevoegd. Ook als geen bodemherbicide of alleen profam of Ro-Neet is gebruikt verdient deze toevoeging aanbeveling. Blijkt de eerste bespuiting onvoldoende, dan kan men nogmaals met hetzelfde middel spuiten. Hanepoot (IJsgras) is een onkruid, dat door de intensieve mais- teelt, een steeds groter probleem wordt. In bieten kan hiertegen het middel Fervin worden gebruikt. Fervin wordt toegepast tegen l'/4 kg per ha en gespoten op een tijdstip, dat zoveel mogelijk Hanepoot is gekiemd. Het middel heeft geen nawer king, zodat Hanepoot, gekiemd na de toepassing, niet wordt bestreden, toevoeging van 11E olie versterkt de werking zonder kans op schade aan de bieten. Komt, op het moment van toe passing ook breedbladig onkruid voor, dan kan Fervin gemengd worden met Betanal. Mechanische onkruidbestrijding Bij het zaaien dient dan wel een volle veldsbespuiting met Pro fam als het humusgehalte dit toelaat of Ro-Neet te worden uitgevoerd. Na opkomst kan het onkruid in de rijen worden bespoten met een rijenspuit en tussen de rijen worden wegge- schoffeld. Zorg voor scherpe schoffels. Wanneer bij het zaaien geen Pyramin wordt toegepast, is het zinvol bij het rijenspuiten aan Betanal nog Pyramin toe te voegen, dit versterkTde werking van Betanal en maakt de kans op uitvlokken van Betanal min der. In later stadium kan klein onkruid in de rij nog worden bestre den door op de schoffels aanaardstrips te plaatsen welke wat grond in de rij russen de bieten werken. Aardappelopslag en wortelonkruiden moeten worden wegge- schoffeld, deze zijn chemisch niet te bestrijden. Om onkruidproblemen te voorkomen zal men, uitgaande van het humusgehalte de vochthoudendheid van de grond en de te verwachten onkruiden, een zo goed mogelijk systeem moeten kiezen. Tijdig overleg met de loonwerker en tijdig spuiten kun nen veel tegenvallers voorkomen. In 't kort 1. Omdat er weinig arbeid beschikbaar is zal men zich moeten richten op een zo goed mogelijke chemische onkruidbestrijding. 2. Vroeg ploegen, vroeg zaaien, een vochtige grond en een vlak zaaibed zijn gunstig voor de werking van bodemherbiciden. 3. Onder normale omstandigheden wordt de basis onkruidbestrijding uitgevoerd met Pyramin, even tueel aangevuld met Profam. 4. Bij een hoog humusgehalte gebruikt men alleen profam. 5. Onder droge omstandigheden komt ook No-Reet in aanmerking. 6. Komen er na opkomst van de bieten nog onkrui den, dan spuiten met Betanal, eventueel gemengd met Pyramin of op afgeharde bieten gemengd met olie. 7. Door chemische en mechanische onkruidbestrij ding te kombineren kan men aanzienlijk op kosten besparen. 8. A ardappelöpslag en wortelonkruiden zijn in het gewas niet chemisch te bestrijden; dus schoffelen! 9. Zorg voor een vakkundige en tijdige toepassing van de middelen. 10.000 ha zaai-uien in 1979? En nu de uitzaai 1979 van zaaiuien. Wie het weet mag het zeggen. Eén ding is wel duidelijk: het zal minder zijn dan in 1978. Maar hoeveel minder. Vorig jaar reageerde men na één allerberoerdst seizoen (voorafgegaan door twee bovenstebeste seizoenen) met een inkrimping van 9% (vj en vvj 15%!). Dat betekende dat de voorafgaande twee uitbreidingen voor ruim een derde (36%) ongedaan werden gemaakt. Zal men thans de resterende twee derde ongedaan maken en daarmee terugvallen op het areaal van 1975/76? Dan zou er straks krap 10.000 ha worden uitgezaaid (12.000 en 13.000). Bij een doorsnee-oogst van 41 t/ha zou dat rond 400.000 ton zaai-uien opleveren (490' en 590'). Wordt het 45,5 t/ha (zoals in 1977) of 27,5 t (zoals in 1976) dan krijgen we resp. 450' of 270.000 ton. Een teler van zaai-uien kijkt overigens niet alleen naar de uien- prijzen van afgelopen seizoenen. Hij kijkt ook naar de moge lijkheden die andere akkerbouwgewassen bieden. En waar hij geen uien zaait zal toch iets anders moeten komen te staan. Braak liggen betekent zéker verlies. Brussel heeft geen verho ging van de garantieprijzen voor landbouwgewassen in petto. Als men daar voet bij stuk weet te houden gaan die prijzen dus in feite omlaag ('t geld is immers minder waard geworden). Dan toch maar liever uien? Er is nog iets. De uienteelt is een speku- latieve teelt. Als de buurman of het buurland inkrimpt zou het dan niet slim zijn om dan als enige juist uit te breiden? Laten we in dit verband vooral niet vergeten daler ook in 1978 in heel wat teeltgebieden (samen goed voor 34% van het areaal 1977) een uitbreiding plaatsvond van gemiddeld 3,5%. Die telers za gen het dus blijkbaar ondanks de ramp van 1977/78 toch nog wel zitten. Trouwens, over de (bijna) afgelopen vier seizoenen (dus inkl. 1978/79) zal men toch altijd nog aan een bruto be somming gekomen zijn van gemiddeld bijna 10.000 gulden per ha veilingprijsniveau of ruwweg 6.500 gulden veldgewas. Hoe het ook zij, de zaai-ui heeft zich inmiddels een vaste plaats weten te verwerven in het bouwplan van de Nederlandse boer. Er is veel kennis en ervaring in de teelt geïnvesteerd (en in de machines en bewaarplaatsen). Ergo worden er dit voorjaar weer verscheidene duizenden ha uien uitgezaaid. Zal het een 15 a 20% minder zijn dan vorig jaar, dan nog zullen er meerdere hon derdduizenden tonnen geoogst, afgestaart, gesorteerd verpakt en afgezet worden. En een al te forse inkrimping zou de konkurrentie euvelmoedig kunnen maken. De konkurrentie Deze vier hoofdafnemers - te zamen goed voor driekwart van onze export - zijn gevieren voor 70% van hun marktvoorziening op import aangewezen en voor 20 a 25% op Nederland, m.a.w. de konkurrerrende exportlanden leveren daar ruim tweemaal zoveel als wij. Geen daarvan exporteert zoveel als Nederland, maar gezamenlijk doen ze toch meer. Op de Westduitse markt - waar gemiddeld 36% van de Nederlandse handelsproduktie wordt afgezet - ontmoeten onze exporteurs voornamelijk Spaanse, Italiaanse en Oosteuropese kollega's. De Nederlandse II-NL'uien brengen in de regel de hoogste prijzen op, maar het afgelopen halfjaar (juli/dec. 1978) was dat - althans volgens de Westduitse invoerstatistieken - niet het geval. Voor het Neder lands produkt betaalde men toen gemiddeld 28 Pfennig pér kg franko grens (3§ en 82), voor het Spaanse 33 (27 en 56) en voor het Italiaanse 29 (46 en 66). Anders dan alle andere brachten de Spaanse uien dus meer op dan vorig jaar. De vergeleken met juli/dec. vorig jaar lagere grensprijzen voor het Nederlandse produkt, bij kleine leveranties en ietwat hogere beurs- en veilingprijzen, vindt mogelijk zijn verklaring in het geslonken aandeel van de - altijd duidelijk duurdere - plantuien. Dat Italië gemiddeld een lagere prijs ontving dan vorig jaar zou veroorzaakt kunnen zijn door een kleiner percentage (dure) rode Tropea's. De marge tussen de franko grensprijs en de groothandelsver koopprijs is bij de uien afkomstig uit derde landen veel groter dan bij die uit Nederland en Italië, hier ziet men o.a. het effekt van de (12%) invoerrechten. Merkwaardigerwijze vindt men voor de kwalitatief hoogwaardige Poolse uien steeds een veel (20%) lagere frankogrensprijs dan voor de Nederlandse, terwijl de groothandelsverkoopprijzen van het Poolse produkt door- eengenomen zo'n 25% hoger liggen dan die voor II-NL. Oost-Europa leverde tot dusver minder uien aan de Bondsre publiek dan vorig seizoen. Er kwamen weliswaar meer Tsjechi sche en Hongaarse, maar opvallend weinig Poolse. Uit het feit dat Oost-Duitsland dit seizoen totaal geen belang stelling toont voor invoer uit Nederland lijkt te mogen worden afgeleid dat men achter het IJzeren Gordijn op z'n minst toe reikende oogsten binnenhaalde. Volgens voorlopige F.A.O.-ra mingen oogstte men daar dit seizoen net als voorgaande jaren 2,4 min ton, waarvan 1,4 in de Sowjetunie (1.4 en 1.5). Oost-Europa heeft een exportseizoen dat parallel loopt aan het Nederlandse; Spanje en Italië een daaraan tegengesteld, die leveren de grootste hoeveelheden eind tweede/begin derde kwartaal en veel minder in de maanden rond de jaarwisseling. Daardoor zijn de Spaans/ Italiaanse leverantie van minder in vloed op de Nederlandse exportmogelijkheden dan hun jaar lijkse importaandeel suggereert. Het aardappelareaal zal in 1979 in West-Duitsland, volgens een raming van het Westduitse ministerie van voedselvoorziening, met 22.000 ha of 6% worden ingekrompen tot 333.000 ha, dat is een kleinere daling dan in de afgelopen jaren het geval was. Volgens de huidige raming zullen 30.000 ha (1978: 34.000 ha) met vroege aardappelen en 303.000 ha1978: 321.000 ha) met late aardappelen worden verbouwd. 7

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1979 | | pagina 7