Tussenrijbespuiting en oogst van aardappelen wordt sterk bepaald door een juiste rugopbouw! KORTE WENKEN D e zogenaamde tussenrijbespuiting tegen onkruid in aard appelen - na opkomst - is de laatste jaren sterk toegenomen. Met behulp van speciale spuitkappen worden alleen de geulen en de zijkanten van de ruggen bespoten, terwijl het bovenstaande gewas wordt-beschermd. Men tracht hierbij zo dicht mogelijk bij de plant te spuiten, zonder dat het gewas wordt geraakt. Om een goede aansluiting van de spuitkappen tegen de ruggen te krij gen, is het van groot belang, dat alle rijen evenwijdig en gelijk vormig zijn. Bovendien zijn planten die aan de zijkant van de ruggen opgroeien niet of nauwelijks af te schermen. Het zal duidelijk zijn, dat hier alleen in goed gevormde ruggen op een regelmatige afstand goed werk kan worden geleverd. H et probleem van aardappelopslag is algemeen bekend. Uit onderzoekingen is gebleken dat naast de normale doorval ook veel knolverlies optreedt welke nooit in de aardappelrooima- chine is geweest. Voor de doorval zijn goede systemen ontwik keld, die deze knollen vernietigen. Andere verliezen, die nooit in de machine terecht komen - de zogenaamde opraap en lekver liezen - blijven als knollejj op het veld achter en kunnen later gemakkelijk opslagplanten geven. Gebleken is dat de hoeveel heid opraap- en lekverliezen vaak zeer hoog zijn. Het is geen uitzondering dat er 80.000 tot 100.000 knollen per ha alleen al aan opraap- en lekverliezen worden gevonden. Er is daarom alle reden voor om dit zoveel mogelijk te beperken. Punten die deze verliezen kunnen beperken zijn: Ing. A. Remijn, Axel D e mechanisatie in de aardappelteelt is de laatste jaren sterk ontwikkeld. Vrijwel al het handwerk is door de machines overgenomen. Tot op heden is de teelt en de verzorging vooral gericht geweest op een kluitvrije opbouw van de aardappelruggen. Hoe belangrijk deze zaak op zich ook moge zijn, we konstateren dat er steeds meer problemen opdoemen door een onregelmatige rugopbouw. Te denken valt hierbij aan de vaak grote verschillen in afmetingen van de aansluitrijen en het enigszins verplaatsen van de gepote rijen door aanaarden en rijenfrezen. Naast het probleem van wisselende breedtes van aardappelruggen ziet men dan dat de ruggen niet recht boven de gepote knollen komen en de planten aan de zijkant van de ruggen opgroeien. Deze faktoren veroorzaken later vooral problemen bij eventuele tussenrijbespuiting, het looftrekken of loofklappen en het knolverlies tijdens de oogst. Poten en aanaarden Tussenrijbespuiting Looftrekken, loofklappen tl, en goed resultaat van loofverwijdering bij aardappelen staat of valt bij een regelmatige rugvorm en rijenafstand. De planten dienen voor een goed resultaat ook hier midden in de ruggen en niet aan de zijkant te groeien. Zowel looftrekkers als loofklap- pers vragen een juiste afstelling, aangepast aan de hoogte en breedte van de ruggen. Het neerhangende loof in de geulen dient goed te worden opgenomen. De lengte van de klepels bij loofklappen moet zijn aangepast aan de rugvorm. Een juiste spoorbreedte en smalle banden (maximaal 25 cm breed) zijn gewenst om het beschadigen van de ruggen (knolverlies) en knollen te voorkomen. Om de problemen van de aansluitrijen te vermijden, dient ook hier het aantal te bewerken rijen te kor- responderen met die van de pootmachine. Het zal duidelijk zijn, Oogst en knolverlies Tot slot N ra C.A.R.-Zevenbergen AKKERBOUW VEEHOUDERIJ C.A.R. GOES 15 cm oor een regelmatige rugvorm en een juiste breedte van de aansluitrijen zou meer aandacht moeten worden besteed aan de afstemming van de aanaardwerktuigen en rijenfrezen op die van de pootmachine. Men ziet nogal eens twee- of vierrijige poot- machines, waarbij het aantal elementen van aanaardgarnituur of rijenfrees niet is aangepast. Bij vierrijig poten past vijfrijig aanaarden en rijenfrezen. De sluitrijen worden dan steeds tweemaal bewerkt. Na tweerijig poten past een drierijige aan- aarder en rijenfrees. Ook hier zullen de sluitrijen dan tweemaal moeten worden bewerkt. Vooral bij tweerijig poten komen er vaak grote afwijkingen voor bij de sluitrijen. Wanneer een goe de markeur ontbreekt, is het vaak moeilijk de juiste afstand te bepalen. Het is hierbij zeldzaam dat de aansluitrijen zo weinig afwijken dat hier met succes een vijfrijige aanaarder of rijen frees kan worden ingezet. Een klacht die men in de praktijk ook vaak hoort is, dat het moeilijk is om na het poten met de trekker precies midden door de geulen te rijden. Het ruggetje grond wat onder in de geul tussen de aanaardschijven is blijven staan, kan vooral bij smalle voorbanden problemen opleveren. Goede er varingen zijn opgedaan door tijdens het poten deze ruggetjes op te breken door middel van een triltand met beitel in elke geul achter de pootmachine te monteren. Ook kan het plaatsen van (extra) aanaardscharen achter de pootmachine een goede op lossing zijn. Voorts is het gewenst om de spoorbreedte van de voor- en achterwielen van de trekker te kon troleren. Vaak staat deze - hart op hart - niet op 1,50 meter, hetgeen gemakkelijk afwijkende rijenafstanden tot gevolg kan hebben. Om de bezwaren van afwijkende aansluitrijen te voorkomen, dient de breedte van de spuitapparatuur te zijn aangepast aan het aantal rijen van de pootmachine. Na vierrijig poten past het beste een vijfrijige spuitmachine, waarbij de buitenste sluitrijen (met halve kappen) telkens twee keer worden bewerkt. Bij tweerijig poten zou men het beste drierijig kunnen spuiten. Hier zijn het meestal de aansluitrijen die de grootste problemen op leveren. Zelfs de beste spuitkapkonstruktie kan in afwijkende rijenafstanden en rugvormen geen goed werk leveren. Op het gebied van spuitkapkonstrukties ziet men in de praktijk een skala van experimenten. Toch blijken er slechts weinig het predikaat goed te hebben behaald. In 1978 is er op bescheiden schaal oriënterend onderzoek geweest naar een goede spuit kapkonstruktie. Door de heer P. Withagen te Standaardbuiten bleek een goede machine te zijn ontworpen. Deze kapkon- struktie bleek aan de volgende eisen te voldoen: De spuitkap is in breedte verstelbaar van 50-60 cm; De hoogte regeling pér kap vindt plaats via een steunwiel; Een vijfrijige konstruktie (3 hele 2 halve kappen); De voorzijde van de kap loopt slechts zeer geleidelijk toe; De zijplaten zijn aan de onderzijde iets naar buiten gebogen. Hierdoor vindt de geleiding meer aan de onderzijde van de stengels plaats; Twee spleetdoppen per rij (halve kappen één dop) bleken goed te voldoen. Deze worden zo ingesteld dat onder in de geul minstens 10 cm wordt overlapt. De doppen zijn op een afstand van 15 cm en iets achter elkaar geplaatst; De meest geschikte spleetdop voor 500 liter per ha bij een druk van 1 bar (atm) en 5 km per uur is de LE 110-6 of 11006 E; De doppen zijn afzonderlijk in hoogte en breedte verstel baar. Voor zover bekend is deze kapkonstruktie niet in produktie. Mogelijk zal in de toekomst iemand zich hier nader op gaan toe leggen. dat het ook mogelijk is om na vierrijig poten met een tweerijige looftrekker of klapper te werken. zorg dat tijdens het loofverwijderen de ruggen onaangetast blijven en geen knollen bloot komen te liggen; zorg voor een juiste spoorbreedte en smalle banden (max. 25 cm breed), zodat de ruggen niet beschadigd worden. In be- schadigde ruggen kunnen de knollen na het passeren van de diabolorol gemakkelijk wegrollen naar de geulen en zijn dan niet meer op te nemen; een juiste rijenafstand en regelmatige rugvorm is noodzake lijk om de breedte van de rooischaar en rooischijven goed te kunnen afstellen; voorkom morsen bij het in- en uitzetten van de machine en te vol beladen wagens. Gezien het grote aantal knollen dat via deze genoemde punten kan worden verloren, is het van groot belang hierop meer de aandacht te vestigen. Wanneer we genoemde punten in ogenschouw nemen, moeten we konstateren dat een regelmatige rugvorm en een juisfe onderlinge rijenafstand van groot belang zijn. De kwaliteit van tussenrijbespuiting, looftrek ken, loofklappen en oogsten is hiervan direkt afhan kelijk. Het zijn dikwijls kleine onderdelen waar in de praktijk nog veel aan kan worden verbeterd. Hopelijk kan deze informatie hiertoe een bijdrage leveren. -^35 - ^5 cm vers telbaar 33 cm (vast) 15 50 60 cm verstelbaar achteraanzicht .20 - cin verstelb^ 28 cm (vast) steunwiel 50 33 cm (vast) 50-60 cm verstelbaar bovenaanzicht 425 cm ^\,2 spuitdoppen steunwiel 50 cm zijaanzicht Spuitkapkonstruktie voor tussenrijbespuiting in aardappelen. WIE EEN GELUIDSA RME kabine op zijn trekker heeft, zal minder gauw last krijgen van suizende oren. U moet dan wel ramen en deuren dichthouden om het lawaai buiten de kabine te houden. Wanneer U bij warm weer toch met open ramen of deuren rijdt, dan kunt U weer niet zonder oor- kappen of beschermwatten in uw oren. Beschadiging van trommelvliezen is erger dan U denkt! DE VERWACHTING IS dat het stikstofgehalte van de meeste percelen lager is dan in de twee vorige jaren. Ga nu niet meteen meer stikstof strooien. Het is beter uw tarwe desnoods drie keer met stikstof te bemesten dan in een of twee keer een erg grote gift te geven. U kunt een wat schrale begingroei veel beter bijwerken dan een snelle groei afrem men of tegenwerken. HOE SOMBER de krantenberichten ook mogen zijn over prijsontwikkeling en toekomstverwachting, toch zal iedere boer op zijn eigen bedrijf afzonderlijk moeten zorgen voor de hoogst mogelijke opbrengst per ha. Maak echter zo wei nig kosten als mogelijk is. Voer alleen een bespuiting uit als het voor het gewas echt nodig is. Doe het niet omdat uw buurman het ook doet. Spuit zo weinig als U durft. WIE KOOLZAAD of knollenzaad heeft, moet dat gewas regelmatig onderzoeken op koolzaadglanskevers. Deze in- sekten vreten aan het hart van de planten en doen schade aan de jonge bloemknoppen. Ook koolzaadsnuitkevers kunnen veel schade doen. Een enkel insekt aan de randen van de percelen is geen bezwaar. Wanneer de aantallen ook midden op het perceel te groot worden, is ingrijpen noodza kelijk. Zorg wel dat U de bijen spaart. UIEN TELEN zonder onkruid is niet gemakkelijk. Zorg echter wel dat uw uien zonder onkruid bovenkomen. Dit is te bereiken door kort voor opkomst te spuiten met 3 l per ha diquat (Reglone) tegen tweezaadlobbigen of 3 I per ha pa raquat (Gramoxone) wanneer alleen grasachtige onkruiden bovenstaan. Ook een mengsel gebruiken is goed mogelijk. Het juiste moment is wel belangrijk. Ga dus regelmatig kijken of het uienzaad kiemt en wanneer het bovenkomt. Deze middelen hebben geen nawerking. Is er geen onkruid voor opkomst dan heeft spuiten vanzelfsprekend geen zin. DE GROND regelmatig laten onderzoeken op plantenvoe- dende elementen gebeurt vrijwel op alle bedrijven. Maar gebruikt U de uitslagen ook. om een juiste bemesting te geven? Houd U dan ook rekening met de hoeveelheid drijf- mest die op de percelen zijn gebracht? Grondonderzoek is onmisbaar, tenminste als U jaarlijks de uitslag raadpleegt en een bemestingsplan op papier zet. VOORA L IN het voorjaar is er neiging om ekstra minera len bij te voeren aan melkvee. Tot 15 kg snijmais per dag zijn naast aanvulling met krachtvoer geen ekstra mineralen nodig. Het krachtvoer en voordrooggras bevatten ruim vol doende mineralen om het tekort tot 15 kg mais te kompen- seren. Dit geldt ook voor droogstaande koeien die zelfs alleen 15 kg mais en voordrooggras krijgen. NU DE SNEEUW en vorst verdwenen zijn, is het rond veel kuilvoerhopen een wapperen en waaien van stukken plastik. Wees milieu-vriendelijk en ruim deze rommel op, zodat de buren er geen last van hebben. Probeer ook de grond rond de kuilen te egaliseren. Ze kan dan goed bezakken, zodat U bij het inkuilen straks met behoorlijke vrachten bij de kuil kunt komen zonder weg te zakken. 5

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1979 | | pagina 5