Schapen kalender D e eerste resultaten van het onderzoek in hooi wijzen uit dat de gehalten gemiddeld iets beter zijn dan vorig jaar, doch des alniettemin lager dan in 1976. Ook bij hooi liggen de ruwe celstofgehalten gemiddeld aan de hoge kant. P er 22 september waren ruim 20.000 gewasmonsters ontvan gen en dat is ruim de helft van het totaal-aantal monsters dat wordt verwacht. D e vruchtbaarheid wordt naast de erfelijke aanleg, bepaald door: W il men goede resultaten verkrijgen, dan moet aan de de- kram de nodige zorg worden besteed. Hij mag vooral niet te vet zijn. Vette rammen zijn dikwijls luier. Bovendien leveren zij minder goed zaad. Betreft het een aangekochte ram dan dienen de klauwtjes te worden besneden en ontsmet in verband met het gevaar van rotkreupel. Het verdient bovendien aanbeveling om het dier vóór toelating bij de ooien te wassen met insektendo- dende vloeistof tegen luizen en schurft. D e resultaten zijn ook afhankelijk van het aantal ooien, dat door één ram wordt gedekt. Het is daarom van het grootste belang om met het volgende rekening te houden: Bestrijding leverbot D e kwaliteit en voederwaarde van het ruwvoer oogst 1978 laten gemiddeld toch wel iets te wensen over. Dit blijkt uit een computer-overzicht van de gemiddelde resultaten van ruim 14.000 analyses van het ruwvoederonderzoek bij het Bedrijfslaboratorium te Oosterbeek. In juli 78 ruim 151 duizend zeugen gedekt Zoötechnische vereniging organiseert "Schapendag" Oktober 1978 Besteding van medeverantwoordelijkheidsheffing De voornaamste "boosdoeners" bij het kuilvoer zijn de gemiddeld hoge gehalten aan ruwe celstof en de hogere ammoniakfrakties. Beide houden verband met de minder gunstige weersomstandigheden, waardoor het maaien werd uitgesteld. Voordroog-graskuilen 35% ds) zonder toevoeging Oogstjaar 1976 1977 1978 De cijfers D ijgaande tabellen geven een beeld van de gemiddelde cijfers van een aantal kuil- en hooisoorten. Opvallend zijn de gemid deld sterk gestegen ruwe celstofgehalten bij de voord roogk uilen. Uiteraard kost het extra krachtvoer om de daling bij de VEM (die een gevolg is van de hogere ruwe celstofgehalten) te kom- penseren. doch daar staat tegenover dat het vezelrijkere ruwvoer "gezonder" is voor koeien met een hoge krachtvoedergift. Ruwe celstof in lang materiaal stimuleert namelijk de penswerking. De ruwe asgehalten liggen gemiddeld op een gunstig laag ni veau bij de meeste konserveringsmethoden en dat betekent dat er gemiddeld weinig grond is meegevoerd. De eiwitgehalten liggen over de gehele linie aan de krappe kant in vergelijk met de voorgaande jaren en dit resulteert - ondanks de lagere VEM - in een iets ruimere VEM/vre-verhouding. Hooi iets beter Hoge inzending Naar verwachting zal bij een kwart van de ingezonden monsters tevens partijmeting en partijberekening plaatsvinden, waarvan de helft voor rekening van de Centrale Voederplan- en Rant soenberekening komt. De resultaten zijn welhaast onmisbaar voor het korrekt invullen van de voerinformatie-formulieren voor de deelnemers aan de Koppeling Melkkontröle-Veevoe- ding. Inmiddels is ook een begin gemaakt met het oogsten van de snijmais. Een niet onbelangrijk percentage van deze snijmais wordt verhandeld. Zonder twijfel verdient het voor kopers overweging de handel te laten plaatsvinden op basis van gele verde hoeveelheid VEM. Nadat vaste prijsafspraken zijn gemaakt per kg VEM, wordt de geleverde partij snijmais veertien dagen na levering bemonsterd en opgemeten. De komputer levert naast de resultaten van het onderzoek op de voederwaarde, tevens de gegevens over de totale hoeveelheid VEM waarop de afrekening kan plaatsvin den. Men verkrijgt hiermee een onpartijdig resultaat, dat recht doet aan beide partijen, dus zowel koper als verkoper. Onderstaand volgt een vergelijking van de gemiddelde voeder waarde in de droge stof van een drietal typen kuilmonsters en een tweetal soorten hooimonsters over een gedeelte van drie oogstjaren. 1976 1977 1978 14 sept. 22 sept. 22 sept. 6157 10652 12071 540 514 510 245 254 264 134 136 133 184 183 173 132 131 121 822 812 786 6,2 6,2 6,5 8,4 8,7 10,2 Prikdatum Aantal monsters droge stof in gr/kg ruwe celstof in gr/kg ruw as in gr/kg ruw eiwit in gr/kg vre in gr/kg VEM in gr/kg VEM/vre-verhouding Ammoniakfraktie Vochtige graskuilen 35% ds) zonder toevoeging Oogstjaar Prikdatum Aantal monsters droge stof in gr/kg ruwe celstof in gr/kg ruw as in gr/kg ruw eiwit in gr/kg vre in gr/kg VEM in gr/kg VEM/vre-verhouding Ammoniakfraktie Graskuilen met toevoeging Oogstjaar Prikdatum Aantal monsters droge stof in gr/kg ruwe celstof in gr/kg ruw as in gr/ kg ruw eiwit in gr/kg vre in gr/kg VEM in gr/kg VEM/vre-verhouding Ammoniakfraktie Ventilatiehooi Oogstjaar Prikdatum Aantal monsters droge stof in gr/kg ruwe celstof in gr/kg ruw as in gr/kg ruw eiwit in gr/kg vre in gr/kg VEM in gr/kg VEM /vre-verhouding Baalhooi Oogstjaar Prikdatum Aantal monsters droge stof in gr/kg ruwe celstof in gr/kg ruw as in gr/kg ruw eiwit in gr/kg vre in gr/kg VEM in gr/kg VEM/vre-verhouding 1976 1977 1978 14 sept. 656 22 sept. 587 22 sept. 912 278 277 280 246 283 260 178 177 161 169 158 168 114 105 112 715 690 719 6,3 6,6 6,4 22,1 20,5 21,0 e 1976 1977 1978 14 sept. 526 22 sept. 859 22 sept. 901 433 439 416 240 253 260 144 151 148 183 175 170 129 122 116 809 773 755 6,3 6,3 6,5 11,6 12,1 14,0 1976 1977 1978 14 sept. 22 sept. 22 sept. 159 265 142 850 814 830 271 301 291 99 107 104 165 160 161 107 103 103 825 754 773 7,7 7,3 7,5 1976 1977 1978 14 sept. 22 sept. 22 sept. 270 266 239 833 809 825 277 308 302 97 104 104 157 154 149 100 97 93 814 743 751 8,1 7,7 8,1 Van de zijde van de Stichting Gezondheidszorg voor Dieren wordt medegedeeld dat ook dit jaar over het algemeen weinig leverbotinfecties zijn te verwachten. Na de droge herfst van 1977 was ook het voorjaar van 1978 droog en bovendien koud. De maand mei was te droog en te koud. Juni was, vooral in de laatste week van de maand, natter dan normaal, maar het bleef koud. Ook in juli bleef de gemiddelde temperatuur onder nor maal, terwijl het bovendien te droog was. Hetzelfde gold voor augustus. De voortplanting van de slakken was daardoor gering en vergelijkbaar met die in 1977, behalve in Zuid-Holland en Zeeland, waar wat meer slakken werden gevonden, waaronder overigens weinig besmette slakken. Ook in Overijssel werden plaatselijk meer slakken gevonden dan vorig jaar. In de slachthuizen waar de levers van slachtlammeren werden gecontroleerd, was het aantal door leverbot aangetaste levers bijzonder laag; het kwam niet hoger dan enkele procenten. Op grond van vorenvermelde waarnemingen kan worden ges teld dat het over het algemeen niet nodig zal zijn tijdens de komende stalperiode de runderen te behandelen tegen leverbot. Een behandeling van schapen tegen leverbot zal over het alge meen ook niet nodig zijn. Uitdrukkelijk moet worden vermeld dat dit advies alleen be trekking heeft op vee dat is geweid op percelen onder normale omstandigheden. Voor gebieden waar de waterhuishouding sterk afwijkt, zoals op lage oevers langs plassen en tochten, kwelplaatsen langs dijken en kaden en daar waar dusdanig werd geinfiltreerd, bevloeid of beregend dat vaak langdurig water in de greppels bleef staan, kunnen de slakken zich wél hebben ontwikkeld en vermoedelijk in iets grotere aantallen dan vorig jaar het geval was. In deze gebieden kan wederom leverbot optreden en mogelijk in een nog wat ernstiger vorm dan vorig jaar. Voor runderen geweid op dergelijk weiland is een behandeling tegen leverbot zeker nodig, als een besmetting is vastgesteld na mestonderzoek of anderszins. Voor schapen is in dergelijke gevallen een behandeling zeker noodzakelijk en dan bij voorkeur met een middel waardoor ook de zeer jonge botjes worden gedood. Uw dierenarts of de Gezondheidsdienst voor Dieren in uw ge- biecHcar^^vei^ei^i^ndeijTadeijnlichtem^^^^^^^^^ Volgens medeling van het Centraal Bureau voor de Statistiek werden in juli 1978 ruim 151 duizend zeugen gedekt. Mede op grond van deze uitkomst wordt in mei 1979 een aan bod van rond 1.220 duizend slachtvarkens verwacht. Het ge realiseerde aanbod in mei 1978 bedroeg 1.170 duizend varkens. Volgens voorlopige uitkomsten werden er in juli 1978 ongeveer De Nederlandse Zoötechnische Vereniging houdt op woensdag 8 november een "Schapendag"' in "het wapen van Heemskerk", Breestraat 33 te Alkmaar. Deze bijeenkomst begint om 10.00 uur en zal omstreeks 16.30 uur worden besloten. Er zal worden gesproken over "Gemeenschappelijke marktorganisatie voor schapen en schapenvlees in de EEG." Verder over "Perspektie- ven van de schapenhouderij en van de schapenvlees produktie in Nederland." In de namiddag zal het onderwerp "Zuivere teelt en kruisingen bij schapen" worden behandeld om tenslotte nog te praten over "Bronstsynchronisatie en K I. bij schapen." De genen die belangstelling hebben om aan deze "schapendag" deel te nemen kunnen zich opgeven bij de sekretaris van de Nederlandse Zoötechnische Vereniging, Binckhorstlaan 1 te Voorburg. Er bestaat ook een mogelijkheid om van een koffie tafel gebruik te maken tegen een prijs van 7,50. Bij opgave graag vermelden of U van deze maaltijd gebruik wenst te ma ken. e voortplanting bij de ooi, als fysiologisch proces, wordt bepaald door het optreden van de bronst en het enkele uren daarna vrijkomen van de eicellen uit de eier stok. De geslachtelijke aktiviteit duurt bij het schaap van half september tot begin februari. De ooien worden in deze periode met tussenpozen van gemiddeld 17 dagen bronstig. De cyclus van sommige ooien is 1 a 2 dagen korter, terwijl die van andere ooien weer 1 a 2 dagen langer kan zijn. Ook de duur van de tochtigheid kan sterk variëren. Deze schommelt meestal tussen de 20 en 40 uur. Echter, kortere perioden komen ook voor. Het komt vaak voor, dat oude ooien langer bronstig zijn dan de jonge ooien, met als hoogtepunt de maanden okto ber en november. Het is dus belangrijk met het oog op de dektijd juist in deze maanden optimale zorg aan de dieren te besteden. De vruchtbaarheid - het tijdstip van de dekking. De vruchtbaarheid is het grootst op het hoogtepunt van het dekseizoen (oktober/november), de voedingstoestand van de ooien. Over het algemeen bren gen de zwaarste ooien de meeste lammeren. Belangrijk is daarom ook er voor te zorgen, dat de ooien in uitstekende voedingstoestand verkeren, alvorens de ram wordt toegela ten. Dit kan worden bereikt door de ooien ruim voor het begin van de dektijd in een weide met jong, eiwitrijk gras te laten. Zorgen voor de ram Aantal ooien Geef een jonge ram liefst niet meer dan 30 ooiën; Overjarige rammen kunnen per seizoen 40-50 ooien dekken; Bij toepassing van het zogenaamd dekken uit de hand (d.w.z. het dagelijks met de ram aan de lijn naar de ooien gaan, zoals vroeger op Texel werd gedaan) kan voor 50 ooien worden volstaan met één ram; Zet de ram, voordat hij wordt toegelaten, gedurende een tweetal weken op een aangrenzende weide. Hierdoor kun nen meerdere schapen in een korte periode bronstig worden, waardoor in de regel de duur van de lammertijd wordt ver kort. De ooien, die op de eerste dag van het seizoen worden gedekt, keren vaak na 16-17 dagen terug. Dit komt omdat het eerste zaad, bij een overigens goed bevruchtende ram, na een lange rustperiode minder vruchtbaar kan zijn. Het merken O ndanks het vele werk dat het merken met zich meebrengt, heeft men er toch veel gemak van bij het werpen. Het toezicht wordt vereenvoudigd, wanneer .men ongeveer op de hoogte is van de werpdatum. De eerstwerpende ooien van het koppel kunnen worden afgezonderd en eerder extra worden bijgevoerd. Het merken van de ooien kan gebeuren door de borst van de ram te bestrijken met kleurstof. Wanneer men de gedekte ooien nu elke week van een verschillend merkteken voorziet, kan naderhand gezien worden welke ooien in de eerste, tweede en derde week werden gedekt. Met een rammendektuig met kleurstofblok gaat men aanzien lijk moderner te werk. Ook kunnen de ooien worden voorzien van een goed uit de verte leesbaar nummer, dat met een voor de wol onschadelijke verf kan worden aangebracht. Voor elk schaap kan dan de juiste dekdatum worden genoteerd. Dektuigen en speciale wolverf zijn verkrijgbaar bij de Nederlandse wolfederatie, Halderseweg 32, 1814 LP Alkmaar. Tot 1 april van dit jaar hebben de lidstaten van de Europese Gemeenschap 60.280.038,38 Europese rekeneenheden aan het landbouwfonds overgemaakt, welk geld afkomstig is van de zogenoemde medeverantwoordelijkheidsheffing (1 ERE is on geveer/ 2,80). Van dit geld is aan het begin van het schooljaar 1977-1978 een bedrag besteed aan goedkope schoolmelk. Voorts is dank zij het bedrag melkvet tegen een verlaagde prijs geleverd aan de ij- sindustrie. Ook is het mogelijk geweest boter voor de vervaar diging van boterkoncentraat goedkoper ter beschikking te stel len. Van het bedrag is ook een deel uitgegeven aan reklame en marktonderzoek. Binnenkort gaat nog geld naar de organisatie en financiering van technische voorlichting ter bevordering van de afzet van zuivelprodukten buiten de Gemeenschap. Daar mee zijn de tot het einde van het melkprijsjaar 1978-1979 te verwachten middelen praktisch gebruikt, zoals de Commissie heeft laten weten aan de Britse konservatief John Corrie. 9

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1978 | | pagina 9