ONDERWIJS NOTITIES Protektionisme en exportbevordering Uit de Groene School geklapt W, Betere opleiding nodig voor landbouw-leraren Zaadhandel wordt vrijer onder Ook het kursuswezen is weer op gang of zal spoedig op gang komen. Er zijn 2 kursussen bloemsierkunst. een beginnerskursus en een kursus voor gevorderden. 4 laskursussen. 3 voor beginners en 1 voor gevorderden. 3 kursussen houtbewerking, 2 voor gevor derden en 1 voor beginners en tenslotte een kursus steen- en cementwerk. redaktie van 3 f|L. Anderson^ N u we enkele weken bezig zijn willen we U weer wat meedelen over ons schoolgebeuren. De drukte van de eer ste weken is wat over. Vanzelfsprekend is het de eerste weken druk, maar dit jaar had het een bijzondere reden. We hadden een lesrooster gemaakt dat op 21 augustus van kracht werd. Echter moesten we na drie weken op 11 sep tember weereen nieuw rooster maken, omdat een onzer leraren werd gekozen tot wethouder. Op zichzelf is het verblijdend dat we onder onze leraren mensen hebben die zich ook op ander terrein begeven en zich willen inzetten, maar het bracht voor de school wat stagnatie, omdat een aantal uren door de betreffende leraar niet kunnen worden gegeven. Er zijn echter voorzieningen getroffen en we draaien weer volop. We wensen hem veel succes en hopen van z'n ervaringen als bestuurder te mogen profiteren. H et aantal leerlingen is nog weer toegenomen. In het eerste leerjaar zitten 58 leerlingen, in het tweede leerjaar 77 leerlingen, in het derde 62 leerlingen en in het vierde 69 leerlingen. In totaal dus 266 leerlingen, verdeeld over 11 klassen. Verder zijn er nog de fruitteeltvakschool met 18 leerlingen, hoveniersvakschool met 17 leerlingen en het leerlingstelsel ak kerbouw met 12 leerlingen. U zult begrijpen dat we wat de lokalen betreft overvol zitten. Toch kunnen we het net redden en dat is beter dan het werken met een dépendence. e hadden gedacht ook een spuitkursus te kunnen starten, maar dat is voorlopig nog niet het geval in verband met het ontbreken van een leerkracht. U ziet het. het is niet overdreven dat we stellen dat we volop draaien. We vinden het echter prettig dat we nog steeds in de belangstelling staan. Dat blijkt gelukkig ook uit de medewer king van het bedrijfsleven. We moesten de eerste schoolweek zorgen dat er 69 meisjes en jongens één middag per week op een bedrijf konden gaan werken. En dat is alleen maar gelukt, om dat velen hun bedrijf voor onze leerlingen hebben opengezet. We zijn daar erg blij om. U weet nu weer wat van ons. Mocht U vragen hebben. U weet het adres: Groene School, Biezelingseweg 10, Kapelle. Tel. 01102- 1812 of 1603. Aan de praktische opleiding van de toekomstige leraren voor lager-, middelbaar-, hoger- en universitair onderwijs zal een hogere prioriteit moeten worden gegeven. Dit zei de voorzitter van de Onderwijs Kommissie van het Landbouwschap, ing. J. Kaan, bij het afscheid van ir. P. van der Schans als direkteur van het Landbouw-onderwijs van het Ministerie van Landbouw. Volgens de heer Kaan verwachten de toekomstige ondernemers in land- en tuinbouw dat de leraren kunnen meedenken over praktische onderwerpen betreffende de bedrijfsvoering en -or ganisatie. Hij zei verder het van groot belang te achten dat het landbouw-onderwijs valt onder het Ministerie van Landbouw. "Als organisatie zijn wij van mening dat het specifieke van. deze tak van beroepsonderwijs het beste gediend is onder het Minis terie van Landbouw. Juist bij dit ministerie kunnen naar onze mening de onderwijskundige ontwikkelingen in de landbouw het best worden gevolgd en kan alle ruimte geboden worden aan de leerlingen ook in de leeftijdsgroep van 16 tot 18 jaar." De voorzitter van de Onderwijs Kommissie bracht de heer V^n der Schans dank voor zijn inzet. (Bijdrage Landbouwschap aan hearing Vaste Commissie voor de Handelspolitiek) Protektionisme Het E.G.-landbouwbeleid is gericht op stabiliteit van de voorziening en van de prijzen van een aantal basisprodukten. Hiermee wordt marktverstoring en dumping bestreden en aan de producent een bepaald bestaan mogelijk gemaakt; de konsument wordt gevrijwaard tegen sterke fluktuaties in de prijzen. Er is een tendens de E.G.-bescherming via het marktmechanis me uit te breiden tot andere produkten en met name naar plantaardige vetten i.v.m. het zuivelbeleid, alsmede voor de het zetmeel vervangende voedermiddelen i.v.m. het graanbeleid. De Nederlandse agrarische sektor heeft aan deze uitbreiding van bescherming relatief het minst behoefte. In het kader van overeenkomsten met landen rondom de Mid dellandse Zee (tuinbouw) en de A.C.P.-landen (suiker) zijn af spraken gemaakt. De vergroting van de B.G. met Griekenland, Spanje en Portugal kan tot een grotere B.G.-bescherming voor tuinbouw en citrus leiden. In de G.A.T.T.-onderhandelingen is de V.S. niet bereid om de bescherming van de eigen zuivelmarkt te verminderen en mee te werken aan het afsluiten van wereldgoederenovereenkomsten. De E.G. houdt wat dit betreft terecht voet bij stuk. Daarnaast is er het gevaar dat de V.S. per 1 januari a.s. de bestaande "coun tervailing duties" op de oorspronkelijke hoogte brengt. Het Nederlandse zetmeel wordt door de V.S. nog steeds gestraft op grond van de "kippenoorlog" van 13 jaar geleden. Exportbevordering De agrarische sektor die direkt. en indirekt via de agri-business, werkgelegenheid biedt aan ongeveer 300.000 personen, heeft een aandeel van 18 in de totale waarde van de Nederlandse export (9.3% in de totale waarde van de import) en levert struk- tureel een grote positieve bijdrage aan de lopende rekening van de betalingsbalans (1977: f 9.4 mld. 1976: 9.9 mld). De Agrarische sektor is de afgelopen jaren gekonfronteerd met een toenemende konkurrentie. die het laatste jaar zelfs heeft geresulteerd in een relatieve achteruitgang op de binnenlandse en buitenlandse markt. Naast een juist struktuur-. fiskaal- en sociaal beleid zal een zodanige uitgangssituatie moeten worden verworven die gelijkwaardig is aan die van de buitenlandse konkurrenten. I n het onderstaande wordt een aantal maatregelen genoemd, die bijdragen aan een versterking van de positie op de buitenlandse markt. 1. Keuringskosten. Deze zijn in het buitenland veelal (aanmer kelijk) lager dan bij ons. Een tegemoetkoming hierin van overheidszijde verbetert de konkurrentiepositie rechtstreeks en is meer het rechttrekken van scheve konkurrentieverhou- dingen dan het kreëren ervan. De voor 1979 voor dit doeleinde uitgetrokken gelden zijn vergaand ontoereikend. Voorts moeten ze onmiddellijk worden ingevoerd en niet medio 1979. 2. Buitenlandse dienst. De ambtsgebieden van de landbouwat- taché's zijn veelal erg omvangrijk. Speciaal in bepaalde ge bieden, waar nieuwe afzetmarkten (met name Nabije- en Verre Oosten) kunnen worden verkregen zou de gebiedsin deling moeten worden verbeterd. 3. Exportkredietverzekering. De overheidsmaatregelen hier voor zijn te veel op kapitaalsgoederen gericht, zodat de agra rische sektor er niet of nauwelijks van kan gebruikmaken. Er zou een zodanige aanpassing dienen plaats te vinden, dat ook de agrarische sektor van deze faciliteit kan profiteren. 4. Veterinaire en sanitaire voorwaarden. Deze dienen in de E.G. zo spoedig mogelijk te worden geharmoniseerd. 5. Afzetpropaganda. Het Landbouwbedrijfsleven doet zelf zeer veel aan de afzetpropaganda onder meer het Nederlandse Zuivelbureau, productschappen voor Groenten en Fruit, Pluimvee en Eieren etc. De bescheiden post "Exportbevordering" van het Ministerie van Landbouw en Visserij is daarbij een belangrijke stimulans en derhalve is de verlaging daarvan niet gerechtvaardigd. Op 2 oktober 1978 heeft de Tweede Kamer in een "hea ring" over protektionisme en exportbevordering onder meer het Landbouwschap gehoord. De "hearing" werd gehouden door de Vaste Kommissie voor Handelspolitiek onder voorzitterschap van drs. A. van der Hek. Het Landbouwschap had afgevaardigd de heren drs. P. Bukman, prof. dr. F.W.J. Kriellaars en drs. M.L. de Heer. De Landbouwschapsdelegatie overhan digde een korte notitie over de twee onderwerpen. De Kamerleden stelden vragen over het effekt van de monetaire kompenserende bedragen, de uitbreiding van de EG en de door het Landbouwschap gewenste over heidsmaatregelen ter verbetering van de konkurrentie positie. zoals de overname van keuringskosten door de overheid. De Europese Commissie heeft enkele beperkende praktijken bij de vermeerdering en verkoop van zaaizaad van mais voor de landbouw verboden. Het besluit is gericht tot het Institut National de la Recherche Agronomique (INRA) te Parijs, de SA Franqaise des Semences de Mais (Frasema) te Parijs, Kurt Eisele in Darmstadt en de L.C. Nungesser KG te Darmstadt. De Commissie heeft vastgesteld dat er grote verschillen bestaan tussen de prijzen die de Franse en Duitse boeren voor het zaai zaad moeten betalen. In Duitsland is één en ander veel duurder. Het verschil is zelfs tot zeventig procent opgelopen. Dat is me rendeels veroorzaakt door praktijken die voortvloeien uit pro- duktie- en verkooplicenties en uit misbruiken van het nationale recht - met name het Duitse - tot bescherming van kweekpro- dukten. Het besluit van de Commissie heeft een grote draagwijdte, want de beginselen gelden ook voor zaaizaad en plantgoed in het algemeen. Koor de toepassing van de Wet op Investeringsrekening de W.I.R. is het van groot belang of een investering betrekking heeft op een gebouw of dat het een ander bedrijfsmiddel b.v. een machine betreft. Als het gaat om investeringen in gebouwen bedraagt basis investeringspremie 23%, gaat het om machines dan is de basis-premie maar 7%. Dat maakt nogal verschil Verschil was er ook al, als het ging om de investeringsaftrek. Daar was de aftrek voor gebouwen 2 x 12% en voor andere bedrijfsmiddelen 2 x 8%. De W.I.R. verstaat onder investeren hetzelfde als daaronder verstaan werd in de bepalingen over de investeringsaftrek. Dat betekent dan onder andere dat de rechtspraak over de kwesties die over deze aftrek tot stand gekomen is, ook nog volledig van belang is na de toepassing van de W.I.R. Dat is wel makkelijk want er zijn toch al kwesties en punten genoeg. Nu is het in veel gevallen wel duidelijk of het gaat om investering in een gebouw of in een ander bedrijfsmiddel. Maar er zijn ook op dit punt grensgevallen, waar verschil lend over gedacht wordt en waarover de belastingrechter dan uitspraak moet doen. Over zo'n geval is pas een arrest van de Hoge Raad gepubliceerd. Het betrof de vraag of verwarmingsapparaten die een groente- en bloemenkweker in kassen of warenhui zen had geplaatst, beschouwd moesten worden als investe ringen in de kas, dus in het gebouw of niet. De tuinder stelde zich op het standpunt dat het ging om investering in een gebouw, de inspekteur was het er niet mee eens. De totale investering was in dit geval ongeveer f 23.500,— Als het een investering in een gebouw was dan bedroeg de investeringsaftrek (het was in 1974) 8%'als het dat niet was dan maar de helft daarvan of 4%. Het verschil in winst was dus f 940,— De tuinder had in eerste instantie, voor het Gerechtshof 's-Gravenhage, geen sukses. Het Hof meende dat de verwarmingsaggregaten niet be schouwd konden worden als delen van de kassen, die door het aanbrengen daarin niet langer zelfstandige zaken zou den zijn.' Evenmin waren ze zodanig met de kassen verbonden, niet zodanig aard- of nagelvast, dat ze op die grond beschouwd moesten worden als onroerend naar hun aard en dus als gebouw. Na nog enkele andere overwegingen handhaafde het Ge rechtshof de uitspraak van de inspekteur. De belanghebbende ging van de uitspraak in cassatie bij de Hoge Raad. Hij had daar sukses. De Hoge Raad stelde vast dat het Gerechtshof evenals de tuinder en de Inspekteur de kassen hadden beschouwd als gebouwen. Verder dat deze kassen pas volledig bedrijfsklaar zijn als ze, om het klimaat in de kast te kunnen beheersen, voorzien zijn van verwarmingsapparatuur. Verder werd vastgesteld dat de verwarmingsapparaten uitsluitend gebruikt werden in de kassen. O p grond van deze overwegingen besliste de Hoge Raad dat de investering in de verwarmingsapparaten ook. een in vestering in een gebouw was. De tuinder kreeg dus zijn 4% extra investeringsaftrek. Als de W.I.R. er al geweest was, dan was het verschil groter geweest want dan was niet alleen het verschil tussen de percentages hoger maar bovendien gaat het bij de W.I.R. om een premie die na vermindering van de belastingbetaling wordt uitbetaald en bij de investeringsaftrek ging het om vermindering van de winst. En die aftrek bracht maar een gedeeltelijke verlaging van de te betalen belasting mee. Dat scheelt nogal wat. Het belang van de uitspraak ligt o.a. hierin dat blijkt dat de Hoge Raad op hetzelfde standpunt is blijven staan als in 1970, toen er een procedure is geweest over een verwar mingsleiding en een regenleiding in een warenhuis. Ook. voor andere gevallen vindt men er een richtlijn in. Wat de W.I.R. betreft, er zullen nog wel geschillen genoeg komen, ook al kan voor een aantal vragen worden terugge grepen op al bestaande rechtspraak. Maar ja, wetten zonder dat over de uitlegging geschil komt, zijn er praktisch niet. Zeker geen belastingwetten. Want die kosten de burger geld. En dat geeft hij niet graag. Óf wel soms? Paauwe 3

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1978 | | pagina 3