Dr. Ir. Karei van Beekom
stopt met
een boeiende hondenbaan!
H oe het ook zij, nog een korte tijd en dan zit
het er voor de Hoofd Ingenieur Direkteur van
de Provinciale Direktie voor Bedrijfsontwik
keling in Zeeland op en moet hij het stuur van
deze organisatie met inbegrip van de stichting
uitvoering Landbouwmaatregelen waarbij
tachtig mensen werken overdragen aan ir.
D,
X k voel een bijzondere band met de bevolking
van Goeree-Overflakkee en zonder dat ik me
aan overschatting schuldig maak, geloof ik dat
die gevoelens wederkerig zijn. In 1944 op 20
december vond er een razzia plaats en werden
alle mannen tussen de 18 en de 40 jaar wegge
voerd. Daaronder waren ook heel wat boeren
zoons. Er is toen een lijst gemaakt van personen
die persé terug moesten. Met zijn vieren heb
ben we dat karwei uitgevoerd. Denk niet dat
zoiets eenvoudig werk was, maar via via en met
mooie woorden die we niet meenden, wisten
we toch de bezetter zo ver te krijgen dat we er in
slaagden om 200 personen uit handen van de
Duitsers te houden. We hebben ze uit de van
Heutskazerne uit Kampen vrijgekregen. Later
heb ik over deze gebeurtenis een boekje ge
schreven met als titel "Eiland in nood" dat
werd uitgegeven bij Leopold. Hierin heb ik
toen ook min of meer verantwoording afgelegd
van onze daad en getracht een verduidelijking
te geven van het verloop van onze reddingsak-
tie. waarbij meer klaarheid ook kwam op het
feit waarom dié wel en dié niet, vrij kwam. Dr.
W. Drees sr heeft destijds nog een aanbeveling
voor dat boek geschreven.
H et lijdt geen twijfel, wanneer Karei van
Beekom over de gebeurtenissen tijdens de
oorlog begint dan zou hij nog wel uren kunnen
vertellen, want hij heeft heel wat meegemaakt.
Man, ik was toen 31 jaar en dan deins je maar
voor weinig terug. Ik ben ook nog ondergedo
ken geweest tijdens de razzia's maar waar was
je veilig? Tot ik op het idee kwam datje daar
het meest veilig bent waar men je niet zoekt.
Dat was bij de Inselkommandantur van de be
zetter. Ik ging er brutaal aan de schrijftafel
zitten. Later komt me daar zo'n Duitse korpe-
raal in een gerafeld uniform met een stapel
vrijstellingsbewijzen die nog allemaal ingevuld
moesten worden. Ik bood hem aan om een
handje te helpen. Hij ging er grif op in. Nou, zo
sluw was ik wel dat ik allereerst een kaart voor
mezelf schreef, direkt daarop ook nog kaarten
voor anderen zoals Piet Luyendijk, Scherpe-
nisse en Koert. Ik stopte die kaarten tussen de
anderen die ik mee hielp schrijven en zodoende
was het fijn geregeld. Van Beekom moet er nog
om lachen. Ik wist door een mengsel van list en
bedrog te infiltreren bij het Duitse bezettings
bestuur. Ik was tot veel bereid als het maar tot
voordeel van de bevolking kon strekken, alleen
&n ding moesten ze van de zijde van het verzet,
waarvoor ik werkte niet van me verwachtten,
nl. dat ik zover zou gaan dat ik ook nog de
hitier groet zou brengen. Op deze manier van
werken wist ik erg veel van wat men van plan
was. Door mijn infiltratie bij de bezetter was de
tijd zinvoller besteed dan wanneer ik was on
dergedoken. Wel was ik er op voorbereid ge
weest, want het dressoir staat nu nog bij me
thuis waar ik een schuilplaats had gemaakt. De
luchtgaten zitten nog aan de achterkant van dat
meubel.
T oen volgde de grootste kalamiteit, n.l. de
grote watersnood van 1953. Een kalamiteit van
bruut geweld. Een verraderlijk gebeuren, want
ook al klinkt het misschien wat vreemd men
was er aan gewend geraakt dat een inundatie
geleidelijk gebeurde. Dat was voorheen tijdens
de oorlog ook zo gebeurd, want men zette een
voudig de sluizen bij hoog water open en deed
ze dicht bij eb. Telkens liep het land wat verder
onder, terwijl het begonnen was met het gelei
delijk vollopen van de sloten. Nu ineens braken
de dijken en sloegen vloedgolven over het
land.. Nou ja, iedereen weet wat daarvan de
gevolgen waren.
Dr ir. Karei, W.C. van Beekom werd op 7 oktober j.l. 65 jaar en daarmee
zou voor hem dan een streep worden gezet onder een suksesvolle carrière in
dienst van het ministerie van landbouw. Nu is er echter een regeling die
voorschrijft dat iemand na die verjaardag nog de maand uit kan werken,
zodoende zal het officiële beeindigen van zijn werkzaamheden aan deze
kant van de 65 pas op 1 november ingaan.
't Is toch gek eigenlijk hè, zegt hij nadenkend, vandaag word je nog in staat
geacht om al je werkzaamheden te vervullen en ineens na je verjaardag
moet 91 maar afgelopen zijn. Hou me ten goede daarmee wil ik niet zeggen
dat ik tegen die pensionering opzie, maar wanneer mij gevraagd zou wor
den wil je er nog mee doorgaan, dan zou ik het ernstig in overweging
nemen. Recht overeind blijft dat ik de pensionering bij je 65ste jaar een
ongenuanceerd ontslag vindt. Bovendien loopt die leeftijdsgrens niet voor
iedereen in dit land gelijk. Bij de rechterlijke macht gaat zoiets pas bindend
in op je 70 ste, terwijl daarentegen bij de marine op je 50ste al verondersteld
wordt dat het genoeg is. Bij de landmacht doen ze de deur dicht op je 55ste.
Persoonlijk zou ik veel voelen voor het systeem zoals dat in Amerika wordt
toegepast waarbij iedereen vanaf zijn 55ste in de gelegenheid wordt gesteld
om met pensioen te gaan. Vanaf je 65ste jaar kun je nog blijven waaraan
dan wel de voorwaarde is verbonden dat je jaarlijks een medisch en psy-
gisch onderzoek moet ondergaan.
Een reeks
kalamiteiten
Gehard
maar niet verhard
Jan zonder land
Zoutschade beperken
D
M. van Wezel
Een prinselijke
rijtoer
Een redder in nood.
Infiltreren
door list en bedrog
Bruut water geweld
Sanders die vanuit de provincie Groningen,
waar hij dezelfde funktie bekleedde, naar Zee
land komt.
't Is een boeiende hondenbaan geweest, zegt
van Beekom met klem en in zijn ogen licht fel
enthousiasme op. Vergeet niet dat je altijd
klaar moet staan, dat kan ook op zondag zijn of
zelfs 's nachts. Zonder overdrijving durf ik te
stellen dat er waarschijnlijk geen andere
H.I.D.'s in Nederland zijn geweest die zoveel
kalamiteiten hebben meegemaakt in hun
werkgebied.
Wanneer ik mijn loopbaan overzie dan heeft
daarin zich de ene kalamiteit na de andere
voorgedaan. Men moet mij natuurlijk goed
begrijpen wanneer ik zeg dat ik dit qua wérk
zeer boeiend heb gevonden. Vanzelfsprekend
waren de eraan verbonden menselijke kwel
lingen vreselijk en onvergetelijk verdrietig!
oor die kalamiteiten ben ik wel gehard,
maar zeker niet verhard. Wel krijg je een ze
kere ervaring in het oplossen van problemen
hoe erg die neveneffekten van dergelijke pro
blemen op het menselijk vlak ook zijn. Het
begon al in mei 1940 toen ik werkzaam was in
Middelharnis en de Nederlandse overheid
i.v.b. met het dreigend oorlogsgeweld Oost-
Flakkee inundeerde met zout water uit de
Krammer. Daar zat je dan, toen het water rond
de 20 ste mei weer weggetrokken was bleef er
een doordrenkte zoute grond over. Toch ston
den we er als één man pal voor dat zo vlug
mogelijk die grond weer terug in de produktie
moest komen. Een van mijn taken werd om op
de drooggevallen akkers grondmonsters te ste
ken en die te laten onderzoeken, zodat we
een-mate van zekerheid hadden wat er nog
geteeld kon worden en wat voor andere maat
regelen we moesten nemen. In die tijd leende
ik de auto van de toenmalige voorzitter van de
Uienfederatie, de latere voorzitter van de Hol
landse Mij van Landbouw de heer van Nieu-
wenhuijzen en reed langs het geteisterde Rot
terdam naar de Wieringermeer, waar de
grondmonsters konden worden onderzocht.
Man, man, als je dat had gezien, ik moest la
veren met dat autootje langs neergeschoten
duikbommenwerpers en slalom rijden langs
diepe bomkraters. 't Voornaamste was dat ik
terug kwam met de grondanalyses en we heb
ben toen in dat jaar toch nog gezaaid, witlof,
gerst en suikerbieten. Deze gebeurtenissen
vonden plaats toen ik in dienst was van het
Snuif te Middelharnis.
1 er 1 december 1943 werd ik benoemd tot
landbouw consulent van Goeree Overflakkee
en Noord-Zeeland. Die benoeming geschiedde
in die oorlogstijd door de Rijkskommissaris. 't
'Ja zo zat dat in die tijd, zegt Karei. We waren
bezet door de Duitsers, maar 't normale leven
stond evenmin stil, ofschoon zo'n oorlogstijd
toch wel verloren jaren waren. In februari 1944
12
kwam voor mij de tweede kalamiteit die met
water en grond te maken had. De Duitsers zet
ten toen Schouwen-Duiveland onder water.
Ook Tholen werd volledig geinundeerd en
twee derde deel van St. Philipsland en Góeree
Overflakke goeddeels. In die tijd werd mijn
bijnaam "Jan zonder land". Ik vond het geen
grapje, want het sneed tot in het diepst van
mijn ziel. Ik vond het ook grievend tegenover
de boeren in de ondergelopen gebieden, want
ik voelde me zeer sterk verbonden met de
mensen die het slachtoffer waren van al dat
oorlogsgebeuren. Ik vergeet nooit de beklem
mende stilte, die er in de geinundeerde gebie
den heerste. Overal was alles verlaten er was
alleen het water, de boerderijen en de lucht en
in het voorjaar de fruitbomen die voor het
laatst bloeiden. Iedereen was er weg. Zodra
echter hier en daar weer de eerste stukken
grond droog kwamen hebben we direkt maat
regelen genomen om van deze grond ook
monsters te nemen. Ik wilde het zoutgehalte
precies volgen, later zou de Nederlandse over
heid met deze gegevens wellicht veel kunnen
doen, om ook andere geinundeerde gebieden
snel van de zoutschade af te helpen.
at chloride onderzoek is van groot belang
geweest en in dit verband moet ik ook de na
men noemen van D.W. Stolp die gedreven
door een onblusbaar enthousiasme ook ande
ren voor het herstel warm maakte. Dr. J.N. van
den Ende direkteur van de RHBS in Middel
harnis in der tijd heeft het laboratorium van de
school beschikbaar gesteld om het chloride
onderzoek uit te kunnen voeren. De bevindin
gen van dat onderzoek hebben we later ge
bundeld in een boekje waarvan er maar 5 zijn
gemaakt. Het heet "Onderzoek en voorlichting
in het geinundeerde gedeelte van Noord-Zee
land en Overflakkee in 1944" en het werd ge
schreven door D.W. Stolp, assistent bij de
rijkslandbouwvoorlichtingsdienst. Van Bee
kom loopt naar de kast en diept daar een ex
emplaar van het boekje op. Weet je, zegt hij
niet zonder trots, dat wijlen koningin Wilhel-
mina ook een exemplaar van dit boekje heeft
ontvangen. Ik heb het haar persoonlijk mogen
overhandigen. Het zag er beduimeld uit en
daarvoor verontschuldigde ik me. "Meneer zei
ze, ik zie graag dat er gewerkt wordt". Voor de
bevrijding was Goeree een geïsoleerd gebied,
vanwege de sperbepalingen, maar toch wisten
we via ondergrondse kanalen gegevens om
trent het verloop van zoutschade op akker
gronden naar buiten te krijgen zodat ze met ons
onderzoek ook elders verder konden.
(H.I.D. van de Provinciale Direktie
voor Bedrijfsontwikkeling in Zeeland)
Later, kwam ook prinses Juliana en prins
Bernhard het gebied bezoeken. Ik heb de eer
mogen genieten, zegt Karei van Beekom dat ik
in dezelfde auto als het prinselijk paar zo'n drie
en een half uur door het gebied reed en steeds
hier en daar uitleg mocht verschaffen over de
situatie. Ik zat zó nauw dat op een zeker mo
ment de Prins zei", zeg meneer van Beekom als
U nu eens hier komt zitten, dan voorkomt U
dat uw knieen steeds tegen die van mijn vrouw
stoten. Hij glimlacht en zegt dan, nou ja zoiets
kon ook niet hè. Ik weet nog dat Juliana telkens
tegen de Prins zei, vooruit Bernhard nog eens
wuiven, want kijk die lieve kindertjes en die
aardige mensen daar toch eens. Ik zal het nooit
vergeten, zegt van Beekom terwijl hij even in
gedachten verzonken schijnbaar terug in de
verleden tijd vertoeft. Je ontmoette zoveel ver
schillende en belangrijke mensen. Ik weet wel
dat kwam natuurlijk ook door de omstandig
heden. Men stelde er groot belang in om te zien
hoe na zo'n inundatie toch weer keihard werd
gewerkt aan het herstel, temeer ook omdat de
voedselvoorziening van ons volk toen nog in de
volste belangstelling stond.
Los van het menselijk leed natuurlijk, was voor