Produktiebeheersing en "het geheim" van de Zuivelcoöperatie Varkenssector op zoek naar evenwichtsherstel H et grote varkensvleesaanbod dat naar verwachting tot ver in 1979 zal aanhouden - komt voor de bedrijfstak niet onverwacht. Dit valt namelijk al elf maanden voordat het vlees aan de markt komt. af te lezen uit de omvang van de produktie van het uitgangsmateriaal. In het bestuur van het produktschap voor vee en vlees (pvv) is al geruime tijd geleden met klem gewezen op de toenemende biggenproduktie. In de op 13 september te houden openbare bestuursvergadering zullen mogelijk korte- termijnmaatregelen tot evenwichtsherstel tussen vraag en aan bod opnieuw ter sprake komen. A Heen na invoering van een verlaging van het slachtgewicht - met bijvoorbeeld 6% - mag, aldus de pvv-notitie, voor een pe riode van 4 maanden een afgezwakt aanbod van 3 a 4% ver wacht worden. Bij een jaarproduktie van ruim 14 miljoen slachtvarkens (a 80 kg. per stuk) betekent dit in ons land 18.000 ton varkensvlees minder. Daarbij moet er rekening mee worden gehouden, dat na invoering van een kortere mestperiode het aanbod van reeds slachtrijpe varkens stijgt, waardoor de druk op de varkensprijzen over een langere periode toeneemt, omdat de slacht-capaciteit niet op zo'n meer-aanbod is ingesteld. Het pvv tekent hierbij aan, dat dit extra aanbod, dat voor de gehele EG op 228,000 ton becijferd wordt, theoretisch weliswaar uit de markt genomen zou kunnen worden, maar dat dit de EG- schatkist rond 170 miljoen zou kosten. Ook de technische uitvoerbaarheid wordt door het pvv, gezien de eerder opgedane ervaringen, ernstig in twijfel getrokken. Het geven van premies bij aflevering op lichter gewicht ter bevordering daarvan, dan- wel het belasten van leveringen daarboven, is in de EG onuit voerbaar. Het betalen van de hoogste kilogramprijs voor dieren met een lager gewicht dan gebruikelijk heeft in Nederland in 1974 geen ander aanwijsbaar effect opgeleverd, dan dat de ex port van levende slachtvarkens aanzienlijk toenam. Voor de slachterijen tenslotte is van belang, aldus de uitgebrachte infor matie aan het pvv-bestuur, dat bij een verlaging van het meest gewenste slachtgewicht, de slacht- en keurkosten per stuk on veranderd blijven en deze derhalve per kilogram vlees stijgen. H et is langzamerhand een ieder duidelijk dat het steeds moeilijker wordt om voor de gestaag groeiende melkpro duktie een lonende afzet te vinden. H et redelijk evenwicht tussen vraag en aanbod in de europese varkenssector moet herstel worden, vindt de EG-boe- renorganisatie Copa. Van die zijde wordt met klem gepleit om het vleesaanbod te beperken door de mestvarkens op een lager gewicht te slachten dan gebruikelijk. De toename van de varkensvlees-produktie in de belangrijkste EG-produk- tiegebieden (rond 8in West-Duitsland en Nederland, 6% in Denemarken) vormt namelijk een directe bedreiging voor het inkomen van de vele honderdduizenden varkensmesters. In de periode december '77 tot augustus '78 daalden de varkensprijzen voor de Nederlandse mesters met rondweg 20%. 'De voorzitter van de Koninklijke Nederlandse Zuivelbond F.N.Z." De heer Rinse Zijlstra geeft het volgende kommentaar op de inhoud en de strekking van het rapport A Is een onontkoombaar probleem ligt het zuivelvraagstuk in de gedachten van de meeste bestuuder en plannenmakers in de landbouwwereld. Het is een zaak die aangepakt dient te worden. Geen zinnig mens zal daar omheen kunnen. De grote vraag is echter, hoe en wanneer. Dat men zich in interne kring beraadt over de aanpak van de zuiveloverschotten hangijzer is verdienstelijk te noemen. Het is nog al te vaak voorgekomen dat anderen de landbouw voorgeschreven wat er moest gebeuren, terwijl men zeifin de agrarische kring geen draaiboek had liggen hoe het vraagstuk aangepakt zou kunnen worden. Het F.N.Z. heeft in samenwerking met Wageningse deskundigen een aantal gedachten ontwikkeld waarmee men verder zou kunnen om het zuivel overschotten probleem te lijf te kunnen gaan. Deze plannen zijn voortijdig wereldkundig gemaakt en meningeen zou de verkeerde indruk kunnen krijgen dat het F.N.Z. bestuur het volledig eens is met deze aanpak van de zaken. In het kort zou volgens de Boerengroep te Wageningen. die het rapport in de publiciteit bracht, de inhoud op het volgende neerkomen. De meest effektieve manieren om de zuiveloverschotten te bes trijden en de hoge kosten van het EG-zuivelbeleid te verminderen zijn: of een contingentering van de melkproduktie per boer, ofwel een drastische verlaging van de EG-richtprijs voor melk van ongeveer 60 cent per kilo nu tot 42 cent in 1988, gekombineerd met inkomenstoeslagen voor de veehouders. Vraag en aanbod op de markt V oor het in evenwicht brengen van vraag en aanbod in de varkensvleessector wordt in een pvv-beschouwing ten behoeve van het bestuur zowel gewezen op de omvang van de afzet als op mogelijkheden ter beïnvloeding van de omvang van het aanbod. In tegenstelling tot de - overigens onvoldoende houvast bie dende nederlandse consumptiecijfers - wordt over de periode april '77/maart '78 in West-Duitsland, ten opzichte van de 4 Het FNZ-bestuur heeft van het 170 bladzijden dikke rap port kennis genomen, maar ziet het slechts als een be schrijving van de situatie, waar het voor zijn eigen stand puntbepaling gebruik zal maken. Produktieregeling, aldus Dijkstra, is voor de FNZ wel aanvaardbaar, maar produk- tiecontingentering wordt door deze zuivelbond heel ver weg gegooid". hoofdelijke consumptiecijfers in de vergelijkbare periode van het jaar daarvoor, een toename van 1,5 kg. varkensvlees waar genomen. Deze tendens zet zich door en wordt ook in Frankrijk voorzien. Naast bevordering van het verbruik kan het tijdelijk uit de markt nemen van varkensvlees bijdragen tot evenwicht sherstel op korte termijn. Maar dat is, indien het op grote schaal gebeurt, gezien de Financiële en markttechnische situatie in de EG, moeilijk denkbaar. Ook het in EG-verband uit de markt nemen van mestbiggen, wat op korte termijn bijdraagt tot vermindering van de aan- bodsdruk, wordt niet als een haalbaar alternatief gezien. Wel zal een strak invoerbeleid van varkensvlees van buiten de gemeen schap een wezenlijke bijdrage kunnen leveren. Produktiebeperking zA an de zijde van de produktiekant is directe beperking zowel technisch als praktisch ondoenlijk. Ten aanzien van het voorstel Welnu, vanuit deze situatie en vanuit deze verantwoorde lijkheid mogen de veehouders van hun organisatie en coö peraties verwachten dat zij zich indringend bezighouden met de vraag: Is het mogelijk een zuivelpolitiek te formuleren die bevredigender werkt dan de huidige? Derhalve dient het voortbestaan van de gemeenschappelijke markt te worden verzekerd, waardoor de belangen en het perspectief van onze veehouderij worden gediend. Zoals gezegd, mag deze vraagstelling niet alleen op de bu reaus van het ministerie worden gedeponeerd. Toen het bestuur van de FNZ op 28 maart 1977 in Zandvoort een conferentie hield, werd in deze bijeenkomst eveneens gedis cussieerd over een studierapport getiteld: Zuivel in Neder land, situatie en perspectief. Ook dat rapport hield zich o.m. bezig met dezelfde problemen als die welke hierboven zijn omschreven. De conclusies van deze bijeenkomst zijn ruim gepubliceerd. Een van de opdrachten hieruit voortvloeiende voor het se cretariaat van de FNZ luidde: de voorgelegde nota regel matig te actualiseren en de standpuntbepaling van de FNZ, zoals ook in deze nota is gebeurd, te helpen voorbereiden. Welnu, deze opdracht is uitgevoerd en het secretariaat van de FNZ heeft gemeend dat het verstandig was bij deze verdere studie gebruik te maken van het aanbod om ook andere zeer geïnteresseerden en zeer deskundigen te moeten betrekken. Deze andere deskundigen, onder leiding van Prof. Van den Noort, hebben een zeer waardevolle inbreng gehad, zij het dat het accent van het rapport een meer wetenschappelijk karakter kreeg. Ik acht dit echter in genen dele een gebrek, eerder een verdienste. Een organisatie die uit politieke angst geen fei telijk en wetenschappelijk verantwoord onderzoek naar fei ten en hun samenhang durft te laten verrichten, mag het begrip belangenbehartiging nauwelijks meer gebruiken. Het is echter aan de bestuurlijke verantwoordelijkheiddra- genden om een keus uit de alternatieven te doen. Daarom is het goed om nog eens nadrukkelijk te zeggen welk standpunt het bestuur van de FNZ in deze fase van discussie heeft gemeend te moeten innemen. Los van de gevolgde procedure stelt het bestuur vast, dat het hier een interimrapport betreft en dat de concluderende beschou wingen volledig voor rekening en verantwoordelijkheid van de studiegroep blijven. Nadere oordeelsvorming dient derhalve plaats te vinden. A Ivorens deze verdere studie op onderdelen te ondernemen zal het bestuur zich uitspreken over taak en samenstelling van daartoe te vormen studiegroepen. Wel wil ik alvast opmerken dat het natuurlijk absurd is om aan te nemen dat het bestuur van de FNZ mee zou werken aan een beleid dat ten gevolge zou hebben dat de inkomens van onze veehouders drastisch naar beneden zou drukken. Immers de zuivelcoöperaties hebben van hun leden als op dracht meegekregen om de afgeleverde melk tot de hoogst mogelijke waarde te brengen. Geen enkel rapport of studie zal het bestuur van de FNZ van deze weg kunnen afdringen. Misschien is "Het echte geheim van de FNZ" dat onze zuivelcoöperaties, ondanks grote moeilijkheden nu en dan, daarin totnutoe geslaagd zijn. Rinse Zijlstra van de EG-boerenorganisaties om het aanbod te beperken door verlaging van het gewenste slachtgewicht, herinnert het pvv aan reeds opgedane ervaring in 1974. Hamvraag daarbij is of de mesters bij bekorting van de mestperiode de daarvoor bestaande bedrijfsruimte onbenut zullen laten. Dat is niet waarschijnlijk, zodat te verwachten valt, dat de vraag naar mestbiggen toe neemt en de produktie-cyclus zich na vier maanden in versneld tempo voortzet. Een en ander houdt derhalve in, dat het slachten van mestvar- kens op een lager gewicht dan gebruikelijk, geen wezenlijke bijdrage levert tot het liefst op een niet te laag prijsniveau in overeenstemming brengen van vraag en aanbod. In de tweede plaats dat de kas van de EEG niet meer onbeperkt open zal worden gesteld om de stijgende lasten op te vangen. In de derde plaats dat er grote verschillen van mening en aanpak zijn in de diverse landen en tussen de diverse groe pen voor wat betreft de oplossing van dit vraagstuk. In de vierde plaats dat als gevolg hiervan het hoe langer hoe moeilijker wordt om het "zuivelgebouw" in Brussel overeind te houden: een moeilijkheid die bovendien zeer wordt ver groot door de monetaire chaos die op de internationale valutamarkten tot uitdrukking komt en die het gevolg is van het ontbreken van politieke overeenstemming over een ge meenschappelijk monetair beleid. Ik hoef de betekenis van de instandhouding van de ge meenschappelijke zuivelmarkt en het voeren van een EEG- zuivelpolitiek niet nader uiteen te zetten. Dit is vaak genoeg en deskundig genoeg gebeurd. Voor de instandhouding van deze beide zaken is een actieve participatie vati het zuivel bedrijfsleven nodig. Immers, de verantwoordelijkheid voor de omvang van de melkproduktie ligt primair bij de vee houder zelf; die voor de verwerking en afzet primair bij de zuivelcoöperaties. Dit betekent dat de risico's van een in grijpende verstoring van het evenwicht tussen vraag en aanbod, hoezeer ook "gedempt" door overheidsinterventie "Wanneer, het mes" erin! en restitutie of eigen "beheersende maatregelen", toch on herroepelijk zullen doorwerken naar de veehouders toe. De duikeling van de kaasprijs enkele weken geleden in Leeu warden mag als aanduiding hiervan worden gezien.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1978 | | pagina 4