KNLC K0MMENTAAR
D 6 SCz.l.m.
Langspeelplaat
«j»
TUINBOUWZAKEN
H ofstra stelt voor om afhankelijk van het gekonstateerde
inflatie-percentage een deel buiten het inkomen te laten. Hij
doet dit op grond van zijn stelling dat er een samenhang
bestaat tussen inflatie en rente.
N adat in juni 1977 de vierjaren-afspraak tussen de Ministeries
van Landbouw en Ekonomische Zaken (Gasunie) en het Land
bouwschap over de aardgasprijzen voor de tuinbouw tot stand
kwam, leek een periode van betrekkelijke rust op dit front aan
gebroken. Immers, alles was nu duidelijk vastgelegd. Tweemaal
per jaar één cent verhoging, tenzij de rentabiliteit achterblijft. In
dat geval zou de verhoging maximaal gehalveerd kunnen worden.
De berekeningsmethode van de rentabiliteit bleek in de praktijk
hanteerbaar. Uiteraard bleef gehandhaafd de "oude" afspraak
dat de gasprijs niet boven de oliepariteit uit mocht stijgen. Met
andere woorden de omgeschakelde gasstoker mag nooit meer
voor zijn energie betalen dan bij het gebruik van zware stookolie.
Niet onbekend was dat over de precieze vaststelling van die
oliepariteit nog wel wat meningsverschillen! tussen Landbouw
schap en Gasunie bestonden. Evenwel zomer 1977 leek dit, ge
zien de grote prijskloof die tussen de toenmalige gasprijs en
oliepariteit nog overbrugd moest worden, meer een zaak van de
verre toekomst. Dat is dan in de praktijk wel anders uitgepakt.
Immers de olieprijzen zijn én door het overaanbod én door de
daling van de Dollarkoers aanmerkelijk gedaald. Zozeer zelfs dat
volgens onze kalkulaties reeds in de loop van dit najaar de door
de tuinders betaalde gasprijs de oliepariteit zal bereiken. Met
andere woorden er is waarschijnlijk nog slechts ruimte voor een
beperkte aanpassing van de aardgasprijzen. Uiteraard is daarbij
beslissend op welk niveau precies de oliepariteit wordt vastges
teld. Daarover vinden dan ook op dit moment harde onderhan
delingen met de Gasunie plaats. Daarbij komt dan nog dat ook de
gemiddelde rentabiliteitscijfers voor de groenten- en bloemen-
sektor samen waarschijnlijk zullen aangeven dat een reduktie op
de aardgasprijsverhoging per 1 oktober nodig is. Al met al ziet het
ernaar uit dat de glastuinder toch in elk geval met wat minder
sterk gestegen energieprijzen te maken zal krijgen gedurende het
komende stookseizoen.
Kant A:
Kant B:
Omstreeks eind september zal de grammofoonplaat van het op 21 juni in de Grote Kerk te
Goes gehouden concert gereed zijn gekomen. Degenen, die inmiddels op deze plaat inte
kenden door overschrijving van 17,50 kunnen dan rekenen op directe toezending. Zoals
bekend zal deze bijzondere plaat slechts in een beperkte oplage verschijnen. Belangstel
lenden adviseren wij dan ook thans niet meer te wachten met bestelling. Verzekert U zich
van toezending door betaling van 17,50 op een van onderstaande rekeningen of door beta
ling per kas aan ons kantoor.
Postgiro 172503 t.n.v. Zuidelijke Landbouw Maatschappij te Goes.
Rabobank 320503275 t.n.v. Zuidelijke Landbouw Maatschappij te Goes.
De samenstelling is als volgt:
Medewerkenden: Zeeuws Mannenkoor o.l.v. Han Beekman; Kees van Eersel - orgel; Wim van Boven -
trompet en cornet; Marie Cécile Moerdijk - zang; Sjoerd Tamminga beiaard.
Divertimento no. 5 (gedeeltelijk)
(E. Utenbeiaard
Brabants Volkslied
(trad.) orgel
Domine Salvam Fac
(A. G ie sen)
Organist: S. Gunst orgel en koor
Ich bete an die Macht der Liebe
(Bortniansky/arr. H. Beekman) mannenkoor
Musique Héroïque (a. La Majesté; b. la Grace; c. La
Vaillance)
(G.Ph. Telemann) trompet en orgel
Zeeland
(M.C. Moerdijk)
Ons Zeeland blijft bestaan
(muziek M. C. Moerdijk)
Variaties en fuga over 'Waer dat men sich al keerd'
of wend''
(Willem Mudde) orgel solo
De ballade van Hertog Jan
(oudned. volksliedarr. M.C. Moerdijk)
Marie-Cécile Moerdijk
Marie-Cécile Moerdijk
Fröhliche Wanderer
(F. W. Möller)
Old Black Joe
(trad./arr. S C. Foster)
Alleluia
(W.A. Mozart)
Zeeuws Volkslied
(trad.)
mannenkoor
mannenkoor
cornet en trompet
samenzang en orgel
Marie-Cécile Moerdijk
De totale speelduur van deze 33 toeren stereo Mirasoundplaat bedraagt ca. 46 minuten.
l\a de indiening van het rapport Hofstra over inflatie en
belastingheffing, aangeduid als "inflatieneutrale belasting
heffingis het tamelijk stil gebleven over dit onderwerp.
Waarschijnlijk is ieder nog aan het studeren op de gevolgen
van de invoering van de voorstellen die in het rapport zijn
opgenomen.
De diskussie zal waarschijnlijk eerst dan tenvolle uitbreken
als de regering met konkrete voorstellen komt en de parle
mentaire behandeling in het verschiet komt of plaats vindt.
Verwacht moet worden dat op de één of andere manier zowel
op het terrein van de berekening van de ondernemerswinst
als op de heffing van inkomstenbelasting met betrekking tot
rente, zowel ontvangen rente als betaalde rente, verande
ringen zullen plaats vinden.
Jarenlang is er geroepen om maatregelen, zowel door het
bedrijfsleven als door rentetrekkers.
In het ene geval, de ondernemers werd, o.i. terecht gesteld
dat als inkomen werd belast wat geen inkomen was. De
waardestijgingen als gevolg van de inflatie leverden immers
geen verteerbaar inkomen op. De draagkracht werd niet
vergroot, integendeel.
Rentetrekkers beweerden dat de ontvangen rente uit twee
elementen bestond, één deel als vergoeding voor het gebruik
van het geld, het andere deel als vergoeding voor de daling
van de koopkracht, gedurende de leenperiode.
Een eenvoudig voorbeeld. De rente die in de inflatieperiode
globaal is gestegen van 4% naar 8% is wat de stijging ad 4%
betreft geen opbrengst wegens het gebruik, maar een ver
goeding voor de koopkrachtdaling, die jaarlijks plaats vindt.
Voor de belastingheffing zou deze vergoeding voor de daling
van de koopkracht (buiten de ondernemingssfeer, Daar ge
beurt dit op een andere wijze in het rapport Hofstra),zowel
bij de ontvanger van de rente als bij hem die de rente betaald,
(de schuldenaarbuiten de sfeer van het inkomen moeten
blijven.
Op grond van een globale analyse van het verloop van de
rente voor verschillende typen leningen wordt in het rapport
aangenomen, dat de inflatie voor ongeveer de helft in de
rentestand doorwerkt.
Mede in aanmerking nemende dat er ook zonder inflatie
rente wordt betaald leidt dat bij verschillende hoogten van
inflatie tot het resultaat dat in het rapport wordt voorgesteld
een bepaald gedeelte van de rente; zowel ontvangen als
betaalde rente; buiten het inkomen te laten.
Dit gedeelte wordt alsvolgt berekend:
Indien de inflatie bedraagt: Wordt het buiten het
inkomen te laten gedeel
te van de rente:
1% nihil
2% 1/5
3 en 4% 1/3
5% 2/5
6 t/m 8% 1/2
9 t/m 11% 3/5
12 t/m 15% 2/3
boven 15% 3/4
om konkreet aan te geven:
Indien het inflatiepercentage bedraagt 5% en er wordt 8%
rente betaald is 3/5 deel oftewel 4,8aftrekbaar als rente
en 2/5 deel oftewel 3.2% oefent geen invloed uit op het
inkomen.
Is het inflatiepercentage 6 t/m 8% dan wordt de helft af
trekbaar en de anderehelft wordt aangemerkt als een ver
goeding wegens daling van de koopkracht en is niet aftrek
baar.
Dit is het systeem zoals het wordt voorgesteld in het rapport
Hofstra voor rente buiten de ondernemingssfeer.
Bijvoorbeeld voor partikulieren met een hypotheek op een
woning.
Het voorstel houdt verder rekening met een geleidelijke
invoering van dit systeem omdat het dire kt volledig invoeren
geweldige maatschappelijke gevolgen zou hebben.
Er zijn n.l. een niet gering aantal mensen die hun netto
jaarlast" hebben berekend op het verschil tussen betaalde
rente en bespaarde belasting en doorvoering van het nieuwe
systeem waarin een deel van de rente niet meer aftrekbaar
zou zijn, zou tot rampzalige gevolgen kunnen leiden.
Dit zowel voor het individu als voor de maatschappij.
Bouwnijverheid).
Hierop komen wij nog wel eens terug. Paauwe
Kansen voor iedereen
Wat de onwikkeling in den lande van de (glas)tuinbouw be
treft, viel uiteraard de uitspraak van één der tuinbouwtopmensen
van het ministerie dat in het noorden in feite geen ruimte voor
glastuinbouw is in noordelijke agrarische kringen in zeer slechte
aarde. Maar niet alleen daar. Ik deel de verontrusting en teleur
stelling die in het noorden is ontstaan volledig. Het is onbegrij
pelijk hoe vanuit het ministerie een dergelijk standpunt kan
worden verkondigd, terwijl datzelfde ministerie er nog kortgele
den heeft toe bijgedragen dat in het noorden belangrijke diepte
investeringen zijn verricht. Ik wijs daarbij op de veiling te Eelde.
■Natuurlijk biedt de kern Emmen op dit moment het duidelijkst
perspektief en verdient ook de volle aandacht van het ministerie;
daarover zal ook iedereen het in het noorden wel eens zijn.
Natuurlijk moet bij de verdere ontwikkeling van de glastuinbouw
in ons land een voorzichtig beleid gevoerd worden om te sterke
produktieontwikkeling te voorkomen. Dat geldt evengoed voor
herstrukturering van oude glasgebieden als voor de pogingen in
Noord-Groningen om de reeds van oudsher aanwezige (glas)
tuinbouw nieuwe impulsen te geven. Wij zullen er dan ook naar
blijven streven dat binnen de beperkte ruimte die aanwezig is, een
zo evenwichtig mogelijke verdeling plaatsvindt, dienen goede
plannen in Oost-Groningen een reeéle kans te krijgen.
Griekenland
De toetreding van Griekenland tot de EG komt nu toch wel
met rasse schreden naderbij. In de komende maanden zal in het
kader van de onderhandelingen het landbouw-onderdeel aan de
orde komen. Het ligt dan in de bedoeling in 1980 de besprekingen
af te ronden, waarna in de loop van 1981 de toetreding een feit
kan zijn. Vooral voor onze tuinbouw zijn de komende besprekin
gen uiteraard van groot belang. Immers Griekenland kan een
zeer belangrijke konkurrent worden. Waar het op aan komt is dat
we dan met een reëéle, niet extra bevoordeelde konkurrent te
maken hebben. Het betekent naar onze mening dat een ruime
overgangsperiode gewenst is, waarbij de sterk verschillende
prijsniveaus zich zullen moeten aanpassen. Eveneens zal de
transportsubsidie, zoals door de Grieken is aangevraagd, niet
gehonoreerd kunnen worden Het referentieprijsstelsel en de
vrijwaringsklausule dienen uiteraard gedurende een overgang
speriode gehandhaafd te worden voor produkten als tomaten,
komkommers, appelen e.d. Dat Griekenland zich overigens zal
moeten inpassen in het huidige EG-regim spreekt voor zich.
Gezien de eerste benadering vanuit de Kommissie lijkt een ge
matigd optimisme overigens gerechtvaardigd. LUTEIJN.
3