o p het moment dat we dit schrijven is er een week gewerkt met de presentatie van appelen in de nieuwe dozen van het Centraal Bureau van de Tuinbouwveilingen. Er zijn nu reeds een aantal telers en mensen die zijn betrokken bij de afzet van fruit die weten dat het "niks" wordt met deze dozen. Dingen van de week Ekskursie Afdeling Tuinbouw K.N.L.C. in Aalsmeer Stand van de groentegewassen H. Per 18 augustus 1978 De vroege stookteelten van tomaten en komkommers zijn geruimd en hebben plaats gemaakt voor de nateelten. Warmteminnende vollegrondsgroenten zoals augurken en bonen hebben deze zomer tot nu toe te veel somber weer gehad. De vegetatieve groei was goed, maar de vruchtzetting liet veel te wensen over. De bladgroenten ontwikkelen zich uitstekend, hoewel het hier en daar droog begint te worden. De wortelgroenten tonen een goede stand en de opbrengstverwachtingen zijn gunstig. Groenten onder glas De gewassen van de vroege stooktomatenteelt zijn in het alge meen opgeruimd. In de herfstteelt is wat fytoftora opgetreden. De vroege komkommergewassen van de stook teelt zijn geoogst. Het was een matige teelt. Een groot deel van de nateeltkom"- kommers is voor 1 augustus gepoot en ook in deze maand zal veel worden uitgeplant. De meeste herfstpaprika's werden tussen 1 en 20 juli geplant. Botrytis op de stengels van de paprika's neemt steeds toe en bij de rood geoogste vruchten komt al geruime tijd stip voor. Groenten in de volle grond De stand van de andijvie, alsmede de opbrengst is over het algemeen goed. De zetting van de augurken is tot nu toe bijzonder slecht ge weest. Er is geen kans meer, dat de opbrengst mee zal vallen. Bij het huidige mooie weerstype beginnen nog vrij veel vruchten tot ontwikkeling te komen, maar de verwachting is dat de opbrengst de helft van de normale zal zijn. Ook de stamslabonen (vers) deden het niet best de afgelopen weken. De peulzetting was slecht en de peulen zijn veelal kort en krom. De opbrengstverwachting werd als gevolg hiervan tot 110 kg/are verlaagd. De oogst van industriestamslabonen is begonnen met lage tot zeer lage opbrengsten. De opbrengsten nemen nu toe. Indien latere bonen goed slagen, kan de gemiddelde opbrengst nog wel 70 kg/are worden. Vroege nachtvorsten in september kunnen echter veel opbrengstderving veroorzaken. In de afgelopen periode was de vruchtzetting van de spek, snij- en pronkbonen slecht en ook de kwaliteit van de peulen viel tegen. De opbrengstverwachtingen zijn daardoor minder opti mistisch. De oogst van doperwten is afgelopen. De kampagne heeft bij zonder lang geduurd. De opbrengst is uiteindelijk niet tegenge vallen en ligt gemiddeld op 4 ton per ha. De stand van de zomerkroten is vrij goed. De opbrengst is afhankelijk van het oogsttijdstip. Bij wat latere oogsten neemt de opbrengst al sterk toe. Op 9 en 10 aug. j.l. heeft de afdeling Tuinbouw van het K.N.L.C. een bezoek gebracht aan het tuinbouwgebied van Aalsmeer. Dit bezoek vond plaats in het kader van de jaarlijkse exkursie van de afdeling Tuinbouw. Gastheer deze twee dagen was de afdeling Aalsmeer van de Hol landse Mij v. Landbouw. Gezegd moet worden dat men er in Aalsmeer zeer goed in is geslaagd om een indruk te geven van de problematiek in het betreffende gebied. Bedrijfsbezoeken Bezoeken werden gebracht aan een drietal bedrijven. Allereerst aan het herstruktureringsbedrijf van de heer Been aan de Hoornweg. Van 5 oude bedrijfjes wordt één groot bedrijf ge maakt. Uiteraard gaat een dergelijk herstrukturering met enor me investeringen gepaard. De bank moet dan toch wel voldoende vertrouwen hebben in de rentabiliteit van het nieuw op te zetten bedrijf, in dit geval een rozenkwekerij, maar daarnaast natuurlijk ook in het vakman schap en ondernemerschap van de betrokken ondernemer. Vervolgens werd het bedrijf van de firma Man bezocht, eén modern bedrijf met potplanten en jonge planten. En tenslotte het bedrijf van de firma K. Buis, een zeer intensief potplanten- en seringenbedrijf, met een zeer hoge bezetting per vierkante meter. Historische ontwikkeling van het gebied Tijdens een rondrit door het gebied werd kennis gemaakt met de bijzondere struktuur in de oude tuinbouwgebieden van Aals meer. Het tuinbouwgebied van de regio Aalsmeer omvat de tuinbouw in Aalsmeer, Kudelstaart, het Z.O.-gedeelte van de Haarlem mermeer en de kassengebieden in de Noorder- en Zuiderleg- meerpolders. Het gebied van Aalsmeer heeft zich in de loop van de geschie denis als het ware ontwikkeld in wat men zou kunnen noemen ringen. En vanuit deze ontwikkeling valt een hoop van de hui dige moeilijkheden te verklaren. De eerste tuinbouw in Aalsmeer is begonnen op de zgn. boven landen, op veengrond. Vóór 1850 bestond deze uit boomteelt, nl. de teelt van vruchtbomen en sierbomen. Van 1850 tot 1870 ontwikkelde de tuinbouw zich in de richting van seringen, chrysanten, violieren, duizendschoon en violen. Later ook pot planten. Dat was de eerste ring. De tweede ring ontstond vanaf 1915 aan de Aalsmeerderweg en de N-zijde van de Hornweg. Hier ontstond de rozenteelt, later ook anjers. De derde ring ontstond vanaf ongeveer 1960 aan de Z-zijde van de Hornweg, de Legmeerdijk en verder de ontwikkeling van tuinbouw in Rijsenhout en Kudelstaart. De vierde ring tenslotte ontstond vanaf 1970 in de vorm van tuinbouwvestiging in de Noorder en Zuider Legmeer en nieuwe projekten in de Haarlemmermeer. De tuinbouw vestiging in deze 4e ring wordt gekenmerkt door de praktisch volledige alluminium kassenbouw met brede bedrijfsfronten en over het algemeen nogal grote grond- en kassenoppervlakten. Herstrukturering Bij dit alles springen een aantal zaken in het oog. Allereerst .de enorme versnelling in de ontwikkeling. Vooral vanaf 1970 tot heden. Verder blijkt dat de nieuwe vestigingen steeds verder van het centrum van Aalsmeer plaatsvinden. De bedrijfsgrootte neemt daarbij zeer sterk toe. Toen de teeltbeheersing werd op geheven leidde dat tot een uitgroei van de bloemisterij in Ne derland. Op zijn beurt was dat weer aanleiding tot schaalver groting en intensivering. Al deze zaken troffen met name de oudere tuinbouwgebieden in Aalsmeer die onvoldoende moge lijkheden bezaten om mee uit te groeien. Ook de rentabiliteit van een aantal teelten kwam onder druk te staan. De seringenteelt op de zgn. bovenlanden moest het opnemen en vaak ook afleggen tegen de aanleg van rekreatie en jachthavens. Evenzo vaak was het gesteld met de rozenteelt. Velen uit de grote stad trachtten een vrije woning in de buurt van de plassen te bemachtigen. Er ontstonden garagebedrijven, benzinesta tions, sloopbedrijven, karavanopslagbedrijven etc. Om wat richtingen stimulans aan een mogelijke herstrukturering van het gebied te geven kwam de zgn. Stivas van de grond. Een stichting met als doel: grondaankoop, bevordering van grondruil en verkaveling. Daarbij kunnen een aantal zaken niet los van elka: worden gezien. Allereerst zal een herstruktering gepaard dienen te gaan met verplaatsing van een aantal ondernemers uit de zgn. herstruk- tureringsgebieden om op deze manier ruimte te bieden tot schaalvergroting in deze gebieden. Voorts zal er een overbrugging van de financiële verschillen moeten komen tussen de herstruktureringsgebiedenen de nieu we gebieden bij de grondverwerving. De zgn. aanvulling om tot overname te kunnen komen in de herstruktureringsgebieden voor de daar blijvende ondernemers. De uitgangspositie in de herstruktureringsgebieden dient de zelfde te zijn als in nieuwe tuinbouwvestigingsgebieden. Hierbij moet worden gedacht aan de sloop van oude opstanden, een diepe grondbewerking, dichten van sloten, opruimen van glas- en puinputten. Waarom Men zou zich af kunnen vragen waarom al deze moeite. Het antwoord hierop is dat men zal moeten trachten het hart van Aalsmeer voor de moderne tuinbouw te behouden. Ook voor de bloemenveiling Aalsmeer is het noodzakelijk dat het de beschikking blijft behouden over een eigen modern aan- voergebied. De voordelen van een centrum funktie zijn in dit licht gezien heel duidelijk. In 5 jaar tijd is het percentage dat, uit het eigen gebied afkomstig geveild werd gedaald van 70 naar 40. Om Aalsmeer zijn belangrijke tuinbouwcentrumfunktie te laten behouden is het noodzakelijk dat het hart van dit tuinbouwge bied in stand blijft. We zullen ons daarbij moeten bedenken dat bedrijven die nu nog modern van opzet zijn over 25 jaar wellicht met dezelfde struktuurproblematiek te kampen zullen krijgen, als die we thans tegenkomen in de oude tuinbouwgebieden. Gelukkig schijnt ook bij de overheid begrip te gaan ontstaan dat het nodige aan de oude tuinbouwgebieden van Aalsmeer en ook van Venlo, geherstruktureerd moeten worden, willen deze ge bieden ook in de toekomst behouden blijven voor de tuinbouw. Mogelijk dat ook dit bezoek van de afdeling Tuinbouw van het K.N.L.C. een steentje hier aan kan bijdragen. Dan zijn deze dagen het dubbel en dwars waard geweest te zijn besteed aan het bezoeken van dit Aalsmeerse tuinbouwgebied. B.J. v.d. Toom, K.N.L.C. De teelt van de waspeen verloopt in het algemeen gunstig. De opbrengsten zijn goed. De winterpeen staat er goed voor. De groei en ontwikkeling zijn de afgelopen periode gunstig geweest. Er worden goede op brengsten verwacht. De stand van de zomerprei is goed. De opbrengsten liggen op een behoorlijk niveau en verschillen niet veel van die van vorig jaar. De oogst van de eerste spruiten is begonnen. De opbrengsten zijn vrij goed. Bij de vroege rassen zijn de stammen vaak kort gebleven. De vele regen van eind juni begin juli heeft op het merendeel van de percelen met zaaiuien struktuurproblemen veroorzaakt. Als gevolg hiervan wordt in veel gevallen een gele verkleuring van het loof aangetroffen. Met uitzondering van die gewassen waarin aantasting door bladvlekkenziekte voorkomt, ligt het oogsttijdstip 1 a 2 weken later dan normaal. Over het algemeen worden geen hoge opbrengsten verwacht. Er wordt nu al gezegd dat we het vergeten kunnen. We hopen van harte dat deze mensen ongelijk zullen krijgen en ons moet van het hart dat het na één week nog veel te vroeg is om konklusies te trekken. Omdat de fruitteelt ons zo na aan het hart ligt en we overtuigd zijn van de grote belangen die op het spel staan, willen we deze week nog een keer wat uitvoeriger in gaan op dit mar keting plan en de start er van. Vast staat dat de opzet van het plan goed is. Op alle mogelijke manieren wil men naar voren brengen dat er fruit van prima kwaliteit in ons land wordt geteeld en dat wordt in een speciale doos bij de handel gebracht. Hierop wordt de reklame afgesteld. Hierop zijn alle afzetkanalen attent gemaakt. Waarom moet dat gebeuren? Omdat ons fruit de laatste jaren veel terrein heeft verloren aan fruit uit andere landen van de E.E.G. In de periode 1970-1972 was het appelverbruik in ons land gemiddeld voor 82% afkomstig uit de eigen produktie. Het ver bruik op zich stijgt niet maar wel is het zo dat in 1977 slechts 66% van het appelgebruik in ons land afkomstig was van de eigen produktie. Dat wil zeggen dat we in ruim 5 jaar ongeveer 20% van de markt hebben verloren. We zijn uit de markt gedrukt met name door de Franse appelen. Veel meer dan de import uit het Zuidelijk Halfrond ligt het gevaar voor de Nederlandse fruitteelt bij de Fransen. Het Marketing Plan van het Centraal Bureau van de Tuinbouwveilingen is er op gericht een stuk van de binnen landse markt terug te winnen en dat wil men bereiken door het goede Nederlandse fruit op de afzetmarkten een eigen gezicht te geven. Daarvoor is de uniforme en herkenbare verpakking ont worpen. In deze verpakking wil men de goede Nederlandse appe len herkenbaar maken en zo de afzetpositie hiervan ten opzichte van het buitenlandse fruit verbeteren. Dat is geen proces dat van vandaag op morgen verwezenlijkt kan worden. Er zal een ver-' trouwen opgebouwd moeten worden bij de handel. Daarom mag het fruit in deze dozen geen teleurstelling geven» Daarom mag er ook enkel klasse I kwaliteit in worden aangevoerd. Er is een sterke neiging om als telers niet op klasse I te sorteren maar voor het gemak naar klasse II kwaliteit aan te bieden. Zeker als het prijsverschil dan bovendien erg klein wordt. We vinden dit een Zal de nieuwe doos sukses hebben?'" kwalijke zaak. Er zijn telers die beslist niet op klasse I kunnen sorteren omdat ze b.v. hagel hebben gehad of een erg verruwd produkt hebben. Er zijn er ook velen die alleen voor het gemak op klasse II sorteren. Op zich wordt dan ook wel een goed produkt aangeboden en meestal krijgt men er ook een redelijke prijs voor maar het gevaar is levensgroot aanwezig dat de Nederlandse fruitteler bekend gaat staan als leverancier van enkel klasse II fruit en klasse II heeft nu eenmaal bij de handel en de konsument een andere klank dan klasse I kwaliteit. Wanneer de Fransen vlot klasse I kwaliteit op onze markten aanbieden en wij kunnen dat niet dan zullen we gewoon moeten erkennen dat we geen vol waardige fruittelers binnen de E.E.G. zijn en daarvan dan ook de gevolgen moeten dragen. L et klinkt misschien hard maar we zien het niet anders zitten. We hebben het bij voortduur over verbetering van de kwaliteit. We weten hoe kwaliteitsbewust de Nederlandse konsument anno 1978 is geworden. Als we het als telers na een geslaagde teelt maar het gemakkelijkst blijven vinden om ons produkt vervolgens als klasse II kw aliteit aan te bieden, dan moeten we daar nu en in de toekomst beslist niet al teveel van verwachten en dan ligt het voor de hand dat we onze positie verder gaan verliezen. Een teruggang met 20% in 5 jaar is al heel wat, maar wanneer we op die weg verder gaan vrezen we dat het einde nog niet in zicht is. Het Centraal Bureau van de veilingen heeft zich nu sterk ge maakt om er wat aan te doen. Het antwoord is aan de telers om daaraan mee te werken. We hopen nog altijd dat degene die fruitteler is en dat wil blijven inziet welke enorme belangen er op het spel staan. Het is beslist niet zo belangrijk dat in de eerste dagen van de aanvoer van dozen er eens een maat wat minder opbrengt dan vergelijkbare kwaliteit in eenmalig fust. Het gaat er om dat we een markt opbouwen voor een kwaliteitsprodukt. Daarom moet er worden voort gegaan met dit plan en moet iedere teler er aan meewerken. Daarvoor zal ook overleg nodig zijn met de verkooporganisatie. Het mag niet zo zijn dat er de ene dag een ruim aanbod is en de volgende dag niets te koop. Hoe wil men ooit een markt opbouwen wanneer er geen regelmaat in het aanbod zit. We hebben als fruittelers de kans om wat te doen. Laten we dat dan ook aanpakken. We weigeren te geloven dat we tweede rangsfruittelers in de E.E.G. zijn. We weigeren te geloven dat de Nederlandse fruittelers zich in een dergelijke positie willen laten dringen. We zullen dan echter wel zelf moeten tonen dat het anders is. We hopen dat men het negatieve rond iets nieuws zal laten varen en positief zich zal inzetten om er wat van te maken. Zijn we ais fruittelers gezamelijk niet in staat om er wat van te maken, dan moeten we voortaan onze mond maar houden en over ons laten komen wat komt. We hebben dan wel kansen verloren laten gaan. 15

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1978 | | pagina 15