EN PRIJSVORMING Ons commentaar PRODUKTIEOMVAIMG VRIJDAG 21 NOVEMBER 1975 63e Jaargang No. 3307 maatschappij tot bevordering van landbouw, tuinbouw èn veeteelt in zeeland en noord-brabant 1 zlm land- tuinbouwblad In dit nummer o.m.: Uit de Prakttyk Lardinois op de Alg. Verg. K.NX.C. pag. 7 Veehouderijaktualiteiten pag. 10-11 Isoleren van bedrijfs gebouwen pag.12-12 Het gebruikswaarde- onderzoek bij fruit pag. 17 Voor de Vrouw pag.23 industrie ook een duidelQk eigen verantwoordeiykheid heeft ten aanzien van het stimuleren van de afzet van haar produkten. Met name noemde hy terecht de boterahet in ons eigen land. In een serie artikelen „Akkerbouw Nu", waarmee in dit nummer op pag. 8 en 9 begonnen wordt, worden een aantal technische, bedrijfseconomische en andere as pekten die voor de akkerbouwer van belang kunnen zijn behandeld. De foto,die een beeld geeft van hét nieuwe proefstation Akkerbouw, „zoals de vogels het zien", ontlenen we aan „Bedrijfsontwikkeling" van oktober jJ. KLEEFT AR WE IMu de behandeling van de landbouwbegroting is verschoven naar half december, richt de aandacht in landbouwkringen zich meer en meer op de over een paar weken te verwachten prijsvoorstellen 1976/77 in de Europese Commissie. In zijn rede voor de Algemene Vergadering van het K.NX.C. op vrijdag 14 november j.l. heeft landbouwcommissaris Ir. PJ. Lardinois duidelijk laten doorschemeren dat ook dit jaar de onderhandelingen en de besluitvorming weer niet gemakkelijk zullen ztyn. En voorts dat de verwachtingen maar niet al te hoog gespannen moeten zyn. Dit laatste met name tegen de achter grond van de budgettaire beperkingen waar de Commissie toch zeer duidelijk mee geconfronteerd wordt. Weliswaar is het land bouwbudget gedurende de beraadslagingen van afgelopen weken nauwelijks aangetast, maar niettemin biyft de ruimte beperkt. Zeker indien men de kosten van voorraadvorming uit een oogpunt van het veiligstellen van de menseiyke (en dieriyke) consumptie in aanmerking neemt. Overigens vragen wy ons in dit kader steeds meer af of het wel reëel is die kosten van voor raadvorming, die enkel en alleen gericht zyn op de belangen van de Europese consument, steeds te laten drukken op het landbouwbudget. Wij vinden van niet! Daarmee wordt immers maar al te gemakkeiyk de indruk gewekt dat de boer deze kosten veroorzaakt. Wat dan weer de nodige politieke druk met zich meebrengt om deze kosten dan ook maar op de rug van de boer af te wentelen. WAT IS MEDEVERANTWOORDELIJKHEID? heeft met name de producent van tarwe en rundvlees de laatste jaren toch al voor een belangryk gedeelte van de finan ciële lasten van een op de consument gericht beleid moeten dragen. Blijkbaar wil de Europese Commissie nu ook de melkproducent met een deel van de kosten belasten. En dat juist op een moment dat het steeds moeilijker wordt om de richtprijs van de melk te halen, waardoor de inkomens in de melkveehoudery de laatste twee jaar al sterk onder druk zyn komen te staan. Dat Lardinois konstateert dat het geenzins in de bedoeling van de Commissie ligt om een financiële medeverantwoordeiykheid voor de afzet ten koste van de inkomensvorming van de vee houder te laten gaan, zien wy dan ook meer als een doekje voor het bloeden. Naar onze mening dient de georganiseerde landbouw zich tegen elke vorm van geldkostende financiële medeverantwoordelijkheid te biyven verzetten, zolang het markten prijsbeleid daar niet de nodige ruimte voor biedt. Dat betekent dan dat eerst maar eens gezorgd moet worden dat de boerenprijzen dusdanig worden opgetrokken dat èn de achterstand uit het verleden èn de laatste kostenstygingen volledig kunnen worden goedgemaakt. Overigens zyn wy het wel eens met Ir. Lardinois wanneer hy konstateert dat de zuivel- ^^ok in het kader van het streven naar een zo evenwichtig mogeiyk bouwplan zou het voor de komende jaren van groot belang zyn dat de akkerbouwer in staat werd gesteld aanzieniyk meer rendement per ha tarwe te verklagen. Immers de belangrijke styging van de bietenpryzen, alsmede het tot nu toe gunstig verlopen van de pryzen van een aantal vrije akkerbouwprodukten, noodzaakt vele akkerbouwers tot het voeren van een korte termijn bouwplan. Een bouwplan waarin naar onze mening het percentage suikerbieten, aardappelen en uien vaak zo hoog wordt dat dit op langere termyn wel ten koste moet gaan van het voortbrengend vermogen van de grond. Daarom is een extra optrekken van de boerenprijs voor tarwe niet alleen van groot belang voor de inkomensvorming op korte termyn maar zeker ook indirekt op lange termyn. Daarvoor is nodig een extra verhoging van het richt- en interventieprysniveau voor zachte tarwe, alsmede maatregelen die de boer in staat stellen onder normale omstan digheden dit richt prysniveau te benaderen. Als wat dit laatste betreft, dat verwezenlijkt zou kunnen worden door onderscheid tussen voertarwe en bak tarwe te maken, hebben wy daar in principe geen bezwaar tegen. Mits er voor de Nederlandse tarweteler voldoende reëele keuze uit z.g. bakwaardige rassen is en hy daarvan vóór het inzaaien op de hoogte is. Nu dat voor 1976 evenwel niet het geval is moet voor de komende prijs ronde ieder onderscheid zonder meer worden afgewezen! LUTEIJN. %#itvoerig is de laatste maanden de positie van de zachte tarwe in de E.G. aan de orde geweest. En met name dan het voorstel om onderscheid in prys te maken tussen voertarwe en broodtarwe. Dit onderscheid zou gewenst zijn omdat met name enige zeer hoog produktieve rassen aanzienlijk minder geschikt zyn voor de broodbereiding, waardoor het gevaar bestaat dat de produktie zich meer en meer op voertarwe gaat richten waardoor de voorziening van Europa met broodgraan gevaar dreigt te lopen. Niet ontkent kan worden dat met name ook in ons land de tarwe praktisch geheel in de voerbak verdwijnt en dat het een goede zaak zou zyn indien er wegen gevonden werden om een belangryk gedeelte van onze tarwe weer aan de maalderyen te kunnen afzetten. Wy zijn het met Lardinois eens dat de Nederlandse tarweteler best in staat is om een rassenassortiment uit te zaaien, waaraan voor de meelindustrie geen technische verwerkingsnadelen boehoeven te zyn verbonden. Maar dan moet de tarweteler natuurlijk wel tijdig voor de uitzaai weten welke rassen aan de aan bak tarwe te stellen eisen voldoen. Het gaat er nu steeds meer op lijken dat de Europese commissie eerst achteraf wil bepalen of bepaalde partyen tarwe al of niet bakwaardig zullen zijn. Men denkt er immers aan om van de inleverende coöperatie en handel te vragen by interventie het bewijs van bakwaardig zi^ide tarwe te leveren. Wy vinden dat onaan vaardbaar omdat daarmee de boer gedurende de eerste jaren volstrekt in het onzekere komt te verkeren omtrent de hoogte van zijn garantieprijs. Een dergeiyke onzekerheid zal zeker ook geen stimulans betekenen om meer (bakwaardige) tarwe te gaan telen en dat is toch juist wat de Commissie met een dergeiyke maatregel beoogt. Overigens dachten wy wel dat het zaak is heel goed de opmerkingen van Lardinois ter harte te nemen dat ook onder de huidige omstandigheden de Nederlandse maalderijen best in staat zyn om veel meer Nederlandse tarwe dan de huidige 7% te verwelken. Zeker als we zien dat de Duitse maalderijen omstreeks 70% van de inlandse tarwe verwerken! Tarwe die toch onder vaak dezelfde klimatologische omstan digheden groeit als in ons land! BOUWPLAN

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1975 | | pagina 1