Inkuilen van snijmais
met toevoeging?
Voormannen op de korrel
BOTER - WEINIG
MAAR
WEL LEKKER
8
C. DEN ENGELSEN
Specialist voedervoorziening,
C.A.R. Goes
reikt doordat: öf bij de voedering de ureum onvoldoende
tot eiwit wordt omgezet; öf/en voedertekorten optreden
waardoor gezondheid, groei of melkproduktie achterblij
ven.
Het is daarom beter een ureum-mineral enmengsel te
gebruiken dan alleen ureum. In de handel zijn beproefde
ureum-mineralenmengsels te koop.
GROOTTE TOEVOEGING
Voor snijmais is van ureum alleen 2 toevoeging op
de droge stof nodig; van- de mineralen ook 2 Van
meer volledige toevoelgmiddelen is dus op droge stof basis
circa 4 nodig. Aan groene mals met 25 ds moet dan
1 worden toegevoegd; bij 30 ds 1,2 en aan zeer
droge snijmais met 35 ds 1,4 Voor een goede dose
ring moet men het ds-gehalte van de mais kennen en het
d o see rappar a at op de hakselaar juist afstellen. Gemak
kelijker is wellicht zich op de toevoeging per ha in te
stellen. Deze bedraagt:
voor een matig gewas 911 ton ds/ha 400 kg
voor een goed gewas 1113 ton ds/ha 480 kg
voor een best gewas 1315 ton ds/ha 560 kg
Onder natte omstandigheden is de werking van de do-
seerapparaten nogal eens teleurstellend. Bovendien moet
onder natte omstandigheden (en ook in een gewas dat on
regelmatig afrijpt) goed worden toegezien dat inderdaad
een droge stofgehalte van ten minste 25 wordt bereikt.
Aan mais met minder dan 25 droge stof moet men geen
ureum toevoegen. De ureum kan dan uitzakken en zich in
de onderste laag van de kuil ophopen. De opname van
ureum zal dan bij de vervoedering onregelmatig worden
en kans op ureumvergiftiging geven. Bovendien zijn on
der die omstandigheden de kuilverliezen groter en de op
name van snijmais geringer.
KOSTEN TOEVOEGING
Voor een gelijkmatige toevoeging dient op de hakselaar
een doseerapparaat te worden geplaatst. Er zijn enige
merken die in de praktijk redelijk goed' werken. Zeker bij
droge omstandigheden. De doeeerapparaten zijn evenwel
vrij duur: bovendien vergt rond 500 kg toevoegmiddel tijd
en moeite. Men moet er daarom op rekenen dat het oog
sten van de snijmais circa 50,/ha duurder wordt. Als
algemeen met toevoeging zou worden geoogst, zouden
deze kosten lager kunnen zijn, maar de noodzaak daartoe
is niet aanwezig. Het toevoegmiddel met mineralen kost
circa 70,/100 kg franco bedrijf, waar 16 B.T.W.
overheen komt. Toevoeging kost dan ook 450,/ha
of 6 a 7 ct per kg ZW.
Het is een kwestie van praktische mogelijkheden, prijs
en gemak bij 'het voeren welke methode wordt gekozen.
Als eiwit schaars en duur is zijn de methoden a of b
goedkoper dan c. Bij een toeslagprijs van het eiwit in
krachtvoer van 40 a 45 ct per kg maakt het in prijs niet
zoveel uit. Thans, najaar 1974, is zulks het geval. Ondef
die omstandigheden is gemakkelijk werken doorslagge
vend. Dan zal methode a de voorkeur verdienen boven
methode 'b.
WANNEER?
Als het ruwvoer voor melk-, jong- of mest vee overwe
gend (dat is voor meer dan 60 uit snijmais bestaat, dan
is toevoeging van extra eiwit of ureum en mineralen zon
der meer noodzakelijk. Bestaat het ruwvoerrantsoen voor
minder dan 60 uit snijmais dan hangt de noodzaak van
de toevoeging af van de aard van het andier voer. Is dat
andere ruwvoer graskuil of hooi, dan is de extra toevoe
ging veelal niet nodig. Toevoeging van geringe hoeveel
heden eiwit of/en mineralen aan de rantsoenen kunnen
doorgaans het gemakkelijkst door de keuze van 't kracht
voer worden geregeld.
HOE?
Als toevoeging nodig is kan worden gekozen uit:
a) toevoegen van een ureum-mineralenpreparaat aan de
snijmais bij het kuilen;
b idem bij het voeren;
c) de extra toevoeging geven door middel van eiwitrij
ker krachtvoer met mineralen.
ALLEEN UREUM OF EEN UREUM-MINERALEN-
MENGESEL TOEVOEGEN?
Wordt tot toevoeging aan in te kuilen snijmais beslo
pen, dan kan men zich beperken tot alleen ureum of een
meer volledig ureum-mineralenmengsel gebruiken. Het
toevoegen van alleen ureum is aanzienlijk goedkoper,
maar de kans is groot dat het beoogde doel niet wordt be
WAAROM?
Snijmais is arm aan eiwit, mineralen en vitamine D. In
een volledig rantsoen voor melk-, jong- en mestvee moe
ten deze tekorten worden aangevuld door:
V a) rantsoenopbouw (ander ruwvoer naast snijmais;
krachtvoer);
b) toevoegingen aan de mais bij het inkuilen of bij het
voeren.
Naarmate de snijmais een groter deel van het ruwvoer
rantsoen uitmaakt, is rantsoencorrectie belangrijker voor
het handhaven van een goede gezondheid en groei of pro-
duktie van 'het vee.
„Commissie H. H. Buismanprijs" heeft het bestuur
van het NI ZO geadviseerd een aanmoedigingsprijs
beschikbaar te stellen voor enkele medewerkers van het
Nederlands Instituut voor Zuivelonderzoek te Ede, als er
kentelijkheid voor onderzoekwerk dlat is en wordt verricht
naar methoden voor het bereiden van boter waarbij nage
noeg geen zure karnemelk vrijkomt. Het besluit kwam tot
stand op grond van de volgende overwegingen.
Bij de conventionele bereiding van boter uit zure room
komen grote hoeveelheden zure karnemelk vrij, waarvoor
weinig afzetmogelijkheden bestaan. In de afgelopen jaren
is getracht voor dit probleem oplossingen te vinden, die
echter weinig bevredigende resultaten te zien hebben gege
ven
Enige tijdi geleden is het NIZO begonnen aandacht aan dit
onderwerp te besteden. Het uitgangspunt bij het onderzoek
is dat zoete room tot boter wordt verkarnd. Hierbij komt
weliswaar ook een bijprodukt vrij, maar dit kan op eenvou
dige wijze worden verwerkt. De verkregen boter wordt na
het karnen gezuurd door er zuursels of zuurselconcentraten
in te kneden. Men streeft ernaar op deze wijze boter te be
reiden die niet alleen een goede zuurtegraadi (pH) bezit en
voldoende aromastoffen (voornamelijk diacetyl) bevat, maar
waarvan ook de bereidingsmethode zo veel mogelijk aansluit
bij het patroon van de traditionele bereiding van boter uit
zure room.
Op het moment experimenteert het NIZO met speciaal
gekweekte zuursels en zuurselconcentraten die een sterk
aromatisch karakter hebben. Met enkele ervan kon op het
punt van het aroma een bevredigende oplossing worden be
reikt. Het onderzoek richt zich thans op de mogelijkheid
eveneens een aanvaardbare zuurtegraad van de boter te
realiseren. Verdere proeven zullen uiteraard nog nodig zijn
alvorens kan worden vastgesteld of de genoemde werkwijze
in de dagelijkse praktijk met succes toe te passen zal zijn.
Voor het werk dat reeds is gedaan en de vindingrijkheid
die daarbij is getoond, heeft het bestuur van het NIZO een
aanmoedigingsprijs van 1.000 toegekend aan elk van de
leden van het onderzoekteam van het NIZO, de heren Ir. G.
van den Berg, Dr. Ir. J. Stadhouders en Drs. H. A. Veringa.
De voorzitter van het bestuur, Prof. Ir. E. A. Vos reikte de
prijzen uit op een' buitengewone bestuursvergadering, die op
28 augustus j.I. in het Nederlands Instituut voor Zuivelon
derzoek te Ede werd gehouden.
i
|^A de uitreiking van de prijzen werd door de kinderarts
W. de Waard, leider van de sectie voedingsfysiologie,
een lezing gehouden over het onderwerp: Boter weinig
maar wel lekker!
Spreker behandelde daarbij o.a. de eventuele relatie tus
sen vetconsumptie en hart- en vaatziekten. Allereerst dient
vastgesteld te worden, dat in tegenstelling tot wat velen
menen, het watergehalte en het vetpercentage van boter en
margarine gelijk zijn. Beiden bevatten plm. 80 vet, zij het
in verschillende vormen.
Hartziekten werden vaak in verband gebracht met het
cholesterolgehalte van het bloed. Boter bevat cholesterol,
margarine praktisch niet meer sinds geen walvistraan meer
bij de fabricage wordt gebruikt. Deze stof kamt namelijk
slechts in dierlijke weefsels voor.
Bij onderzoek in verschillende landen is gebleken, dat de
voeding van lijders aan hartinfarcten wat betreft het vet
percentage en de vet zuur samenstelling niet anders was dan
die van gezonden. Hun wat verhoogde cholesterolgehalte
dn het bloed was dus niet door een verschil in voeding ver
oorzaakt, het waren ook zeker niet speciaal de botereters,
die deze kwalen kregen. Het betrof meer de erfelijke aanleg
wat betreft de cholesterolstofwisseling of die van de bloed
vaten.
Ook kamt in .boter o.a. linolzuur voor, waaraan door en
kele onderzoekers een kankerverwekkende werking is toe
geschreven. Verdere proeven, die intussen vrijwel beëindigd
zijn, geven echter geen enkele aanwijzing in die richting.
Voeddngskundig gezien is boter dus een goed, alhoewel
niet goedkoop voedingsmiddel. Men dient echter wel de
totale vetconsumptie in het oog te houden. Het vetprobleem
is een kwantitatief probleem, men moet niet te veel er van
gebruiken.
Om het melkvet, en speciaal dd boter, in zijn huidige vorm
voor de gerezen gezondheidsproblemen verantwoordelijk te
stellen, is beslist onjuist, alleen al vanwege de negatieve
correlatie van de toegenomen hartinfarcten met de afname
van de boter-oonsumptie!
Uit de volgende overzichtjes blijkt het dalende boterver-
bruik in ons land en het overvloedig gebruik van marga
rine!
Hoofdelijk verbruik van boter en margarine in Nederland
boter margarine
verbruik
prijs
verbruik
prijs
(kg)
<g«.)
(kg)
(gld.)
1965
4,3
5,55
19,6
1,62
1968
3,2
7,20
19,0
1,60
1970
2,8
7,27
18,2
1,84
1972
2,3
7,72
17,0
1,92
Smeerbare vetten
verbruik in 1972 prijs per
1 jan. 1972
(kg/h) (gld./kg)
totaal
boter
marga
boter
marga
rine
rine
Nederland 16,1
1,7(11
14,4
7,72
1,82
Duitsland (DBR) 13,4
6,2 (46
7,2
8,07
3,45
Frankrijk 10,0
7,2(72
2,8
8,80
3,08
Engeland (UK) 11,1
5,8(52
5,3
5,54
2,33
Denemarken 22,1
7,1 <32
15,0
6,51
2,14
waaronder 0,5 kg halvarine.
KORTEWEG.
Mijnheer de Redacteur,
Het is mij een behoefte om naar aanleiding van het in
uw blad van 6 september j.I. door de voorzitter van het
Z.C.C. geplaatst stuk Voormannen op de korrel" met het
volgende te mogen inhaken, waarvoor bij voorbaat mijn
hartelijke dank.
In het bijzonder uril ik inhaken op een bepaalde passa
ge van dat stuk, n.l. over de opmerking ,^.nders laten de
leden zich opvreten door de eigen voormannen, die het
INGEZONDEN
zo druk hebben met het vervullen van hun funkties, dat
ze vergeten voor wie ze eigenlijk werken".
Ik ben het volkomen met deze opmerking eens en ben
zelfs van mening, dat er bepaalde organen zijn welke zeer
nauw bij onze agrarisch bedrijfstak is betrokken en voor
het mogen funktioneren als dat bedoeld orgaan er terzake
overduidelijk geformuleerde wettelijke voorschriften be
staan, deze toch andere belangen laten prevaleren.
Ik meen zelfs steun te vinden voor mijn opvattting in
het onlangs verschenen A.N.P. bericht van Dr Veldkamp
(in verschillende dagbladen van 12 juli 1974 kan een ieder
hiervan kennis nemen) en waarin deze opmerkt, „dat ge
vestigde belangen hoiiden vereenvoudiging sociale wetten
tegen".
Een diepgaand onderzoek naar „waaruit deze belangen
bestaan en hoe deze zijn ontstaan, acht ik dringend nood
zakelijk in het belang van onze samenleving en in het bij
zonder voor de agrarische beroepsbevolking. Ik hoop in
staat te worden gesteld onze bijdrage hiertoe te mogen
leveren!
Hoogachtend,
C. KOSTER
St Philipsland, 7 september 1974
UITREIKING
H. H. BUISMANPRIJS 1974
BIJ HET NIZO
Het moderne gebouwencomplex van het Nederlands Instituut voor
Zuivelonderzoek te Ede.