Nieuws van de N.A.K. Wageningen Toprol en bladluizen bestrijding Vermelding van de kiemkracht op de label in consumptieaardappels Bestrijding van schurft, Rhizoctonia - P.C.N.B en de volksgezondheid Rentesubsidie op akkerbouw en gemengde bedrijven 6 Aan het officieel orgaan van de Ned. Alg. Keuringsdienst voor zaai zaad en pootgoed van landbouwge wassen winter 1973/74, 30e jaar gang no. 3, ontlenen wij de volgen de berichten. In 1973 kwamen in het Zuid-Westen en in de nieuwe polders tegen het einde van het seizoen zoveel groene per zikbladluizen in aardappelen voor, dat het gewas pleks- gewijs vroegtijdig afstierf. Hoewel hierover geen exacte opfhrengstgegevens voor handen zijn, kan zonder meer worden aangenomen dat de opbrengst hierdoor duidelijk werd gedrukt. Verder heeft men de indruk gekregen, dat door blad- luisschade in doorwaspercelen de glazigheid is bevorderd. Deze ernstige bladluisschade is voor Nederlandse omstan digheden zeer uitzonderlijk, omdat in proeven, die in het Verleden werden uitgevoerd gebleken is dat door blad- luisbestrij'ding geen of nauwelijks enige opbrengstver hoging verkregen kon worden, ook op percelen waar zeer veel bladluizen voorkwamen. Oorzaken. De uitzonderlijke situatie van 1973 kan waarschijnlijk geheel of ten dele worden toegeschreven aan herhaalde bespuitingen met organische fosforverbin- dingen (o.a. parathion) in aardappelen. Hierdoor werden de natuurlijke vijanden van de bladluis gedood, terwijl bovendien minder gevoelige, resistente bladluizen zich massal konden vermeerderen. Dit is een duidelijk voor beeld waarbij door overmatige bespuitingen juist een omgekeerd effect wordt bereikt. Het spuiten van luisdodende middelen in consumptie aardappelen is vooral na 1968 in zwang gekomen. In dat jaar trad voor het eerst massaal toprol in aardappelen op. Hoewel de oorzaak aanvankelijk niet bekend was, bleek in 1968 dat door één bespuiting met luisdodende middelen rond de langste dag ernstige schade door toprol kon wor den voorkomen. In de praktijk wordt veelal vaker tegen bladluizen ge- hpoten, met kans op de hiervoor beschreven moeilijk heden. Toprol-advies. Uit het onderzoek dat de laatste jaren is uitgevoerd, is komen vast te staan dat toprol bij aardap- Bij de technische commissie voor zaaigranen van de N.A.K. kwam het voorstel binnen, om op de zaaizaadlabel zowel de kiemkracht te vermelden die in het ontsmette monster is gevonden als de kiemkracht die bij het niet- ontsmette monster wordt vastgesteld. De technische commissie overwoog dat bij haver en gerst de kiemkracht van het niet ontsmette zaad en de partijen het ontsmetten moeten kunnen verdragen. Vol staan kan daarbij dus worden met vermelding van de kiemkrachtsgroep van het ontsmette monster. Hiertoe had de vaste commissie inmiddels reeds besloten. Naderhand werd op advies van de technische commissie besloten om bij haver en gerst de afkorting „ontsm." op de label toe te voegen. Wat tarwe en rogge betreft, werd besloten om, indien de partij niet-ontsmet voor plombering wordt aangebo- pelen veroorzaakt kan worden door die aardappeltopluis. Verder is aangetoond dat kleine aantallen aardappeltop- luizen reeds een ernstige aantasting kunnen veroorza ken. Bovendien staat wel vast dat de aanzet voor aantas ting reeds aangebracht wordt lang voordat de symptomen optreden. Het is echter niet mogelijk reeds in een vroeg Stadium aan te geven of toprol wel of niet zal optreden. Toch lijkt het mogelijk het bestrijdingsadvies voor deze ziekte iets nauwkeuriger te omschrijven. Mede in verband met het optreden van resistentie bij bladluizen tegen or ganische fosforverbindingen (o.a. parathion) wordt gead viseerd om in gebieden waar tot nu toe geen toprol is op getreden geen bespuiting uit te voeren. Om dezelfde reden moet in gebieden waar men het risico van de aantasting den, beide kiemkrachtsgroepen te vermelden, dus zowel volgens het onderzoek in het ontsmette als volgens het onderzoek in het niet-ontsmette zaad. Ir. M. HEUVER, Rijkslandbouwconsulent voor Plantenziekten wil beperken slechts éénmaal met parathion of een ander luisdodend middel worden gespoten. De behandeling kan 'het beste plaats hebben in de eer ste helft van juni, dus iets eerder dan tot nu toe werd ge adviseerd. Laat ontwikkelde gewassen kunnen het beste omstreeks half juni worden bespoten, vroeg ontwikkelde bij voorkeur omstreeks 10 juni. Een vroege bespuiting in aardappelen is minder schadelijk voor de ontwikkeling van de natuurlijke vijanden in het gewas dan de latere. Natuurlijke vijanden en parasieten en bladluizen zijn vaak in staat massale luizenpopulaties later in het seizoen te voorkomen. Constateert men dat in dit opzicht de zaak dreigt mis te gaan, dan kan men op dat moment alsnog ingrijpen. IVE bestrijding van rhizoctonia en schurft door middel van een grondbehandeling met quintozeen (PCNB) heeft voor- en nadelen. Het is een gemakkelijke en niet kostbare wijze van'bestrijding, terwijl er door bereikt kan worden dat de kosten van het sorteren op rhizoctonia en schurft belangrijk verlaagd kunnen worden. Maar er zijn ook belangrijke bezwaren aan verbonden. De smaak van de aardappelen wordt bij toepassing van PCNB nadelig beïnvloed. Het middel veroorzaakt, vooral op de kleigronden, aanvankelijk een groeiremming van het gewas (vooral in een droog voorjaar komt dit sterk naar voren), wat in een lagere opbrengst tot uiting komt. Voor de pootgoed teelt geldt dan nog in het bijzonder het bezwaar, dat het achterblijven in de groei tot gevolg heeft dat pas later met de selectie begonnen kan worden. Dit is in het bijzonder riskant in een jaar met vroege bladluisvluchten. Laat ontwikkelde gewassen hebben als regel ook meer last van virusziekten dan vroeg ontwik kelde. Inmiddels is gebleken dat er nog een belangrijk be zwaar aan de toepassing van P.C.N.B. is verbonden. Dit middel bevat namelijk een bepaalde verontreiniging (HCB) die, wanneer deze in veevoer terechtkomt, onge wenste residuen in melk en vlees geeft: stoffen die ge vaar opleveren voor de volksgezondheid. Dit gevaar is niet alleen aanwezig bij aardappelen die in de veevoersector terechtkomen, maar waarschijnlijk ook bij het telen van voedergewassen op percelen, waar op het middel is toegepast. Het verdient alle aanbeveling om het gebruik van PCNB zoveel mogelijk te beperken en alleen toe te pas sen wanneer het beslist noodzakelijk is. Deze noodzaak zal er, wat rhizoctonia betreft, slechte in heel weinig ge vallen zijn, wanneer men uitgaat van 1) blank pootgoed, 2) een goede knolontsmetting met kwik en 3) tijdig rooi en. Het effect van PCNB op schurft is vaak zó gering, dat achterwege laten van een behandeling geen grote risico's met zich brengt. Ing. P. A. DEN HOLLANDER C.A.R. - Zevenbergen Sinds 15 november 1972 is de mo gelijkheid opengesteld voor het aan vragen van rentesubsidie op inves teringen in de akkerbouw en de rundveehouderij. In het gebied van het Consulentschap Zevenbergen is daarvan behoorlijk gebruik gemaakt door de rundveehouders. De aanvragen gedaan door akker bouwers hadden betrekking op de bouw van aardappelbewaarplaatsen, landbouwschuren met aardappelbe- waring, drainage en de bouw van rundveestallen voor vleesstieren. In dit artikel wordt in het kort de be tekenis van de rentesubsidie-moge lijkheden voor de ontwikkeling van het bedrijf belicht. Per ha gewas Toegere- WANNEER KOMT MEN IN AANMERKING Eén van de kriteria is dat het bedrijf als ontwikkelings bedrijf moet worden aangemerkt en dat door de inves tering een zodanige bedrijfsontwikkeling plaatsvindt dat het gestelde moderniseringsdoel wordt bereikt. Dit houdt o.a. in dat het behaalde arbeidsinkomen in de oude situa tie beneden 23.400,per volwaardige arbeidskracht (v.a.k.) ligt en na de investering duidelijk daarboven. Investeringen die niet van invloed zijn op de ontwikke ling van het bedrijf kunnen daardoor niet in aanmerking komen. Deze hebben n.l. geen of te weinig invloed op het inkomen. Aan de hand van een voorbeeld zullen we eens bere kenen of een bedrijf volgens de bestaande situatie in aanmerking komt om rentesubsidie aan te vragen voor een investering. Uit het bouwplan van de laatste 3 jaar wordt het ge middelde bouwplan samengesteld met de daarbij beho-» rende opbrengsten en kosten, waarna het totaalsaldo van het bedrijf wordt verkregen. Vervolgens worden de vas te kosten berekend bestaande uit de werktuigkosten, be taalde arbeid, algemene kosten, kosten van drainage, grond en gebouwen op eigenaarsbasis. Ook als men pach ter is, worden de kosten volgens geldende normen be rekend op eigenaarsbasis. Voor een 40 ha bedrijf krijgen we dan de volgende op stelling. Opper Bruto- kende Saldo Totaal vlakte op- kosten saldo Gewas brengst Wintertarwe 10 ha ƒ2049 663 1386 13860 Cons, aardapp. 10 ha ƒ4800 ƒ2350 ƒ2450 24500 Suikerbieten 10 ha ƒ3360 ƒ1267 ƒ2093 ƒ20930 Doperwten 5 ha 1750 628 1122 5610 Veldbeemd 5 ha 2970 ƒ1328 1642 8210 Totaal saldo bedrijf (a) ƒ73110 VASTE KOSTEN 41 ha grond a 10.000,a 3% grondrente 14.350, Grond- en Waterschapslasten 41 ha a 100, per ha 4.100,— Drainage 40 ha a 1.200,a 8 3.840, Groenbemesting 10 ha a 120,1.200, Gebouwen 100.000,a 8 8.000, Machines en werktuigen f70.000,a 20 14.000, Betaalde arbeid 5.000, Algemene kosten 3.200, Totaal vaste kosten (b) 53.690, Arbeidsinkomen van de ondernemer (a - b) 19.420, Betaalde arbeid 5.000, Arbeidsinkomen bedrijf 24.420, Hierna wordt het arbeidsinkomen van het bedrijf om gerekend op basis van 2210 uren per v.a.k. In het voor beeld komen we voor veldwerkzaamheden, onderhoud werktuigen, algemeen werk, enz. ongeveer op 3000 man uren per jaar. Omgerekend op volwaardige arbeidskrach ten wordt dit dan 3000 2s210 1,4 v.a.k. Het arbeids inkomen per v.a.k. wordt ƒ24.420,1,4 17.443, We kunnen dus vaststellen dat het arbeidsinkomen per v.a.k. duidelijk beneden de norm van 23.400,blijft en het bedrijf wat het inkomenskriterium betreft in aan merking komt voor rentesubsidie. WAT KOMT IN AANMERKING In ons rekenvoorbeeld is gemakshalve uitgegaan van een zuiver akkerbouwbedrijf van 40 ha. Natuurlijk zou den wij ook een 20 of 30 ha bedrijf hebben kunnen ne men en bovendien nog als gemengd bedrijf. De cijfers in het voorbeeld worden dan andere, doch de bereke ningswijze is dezelfde. Het gaat er nu echter om een investering te doen die, rekening houdende met het aan tal te werken uren, het arbeidsinkomen per v.a.k. der mate verhoogt, dat het ontwikkelingsdoel wordt bereikt. In ons geval moet het arbeidsinkomen per v.a.k. na af trek van de kosten van de investering komen op mini maal ƒ25.000,Dat is dan 1.600,boven de gestelde norm van ƒ23.400,Het is n.l. in verschillende gevah- len zó, dat een bedrijf vanuit de uitgangssituatie wel in aanmerking komt rentesubsidie aan te vragen, doch dat het onmogelijk is om in de nieuwe situatie een arbeids inkomen te berekenen dat duidelijk boven de norm ligt. De bouw van een aardappelbewaarplaats is één van de mogelijkheden voor rentesubsidie. Nemen we aan dat de akkerbouwer in ons voorbeeld voor 500 ton aardappelbewaring en voor 100 ton uien- bewaring bouwt. De investering bedraagt 120.000,De jaarkosten op basis van 9 10.800,In ons voorbeeld was de opbrengst van de aardappelen 40 ton per ha a 12 cent per kg is ƒ4.800,Bij een meerprijs van de aard appelen van 2% cent per kg is de meeropbrengst 1.000 per ha en bij 10 ha dus 10.000,De kosten van de be waarplaats worden dus ongeveer gedekt, maar het ar beidsinkomen blijft gelijk. De verbetering van het ar beidsinkomen met 7.500,moet hier bij ongeveer gelijkblijvende arbeidsuren komen uit de uien of even tueel overige aanpassingen. Zo kan de bouw van een bewaarplaats samengaan met intensivering van het bouwplan en samenwerking met machines. Ook een investering in machines komt in aan merking voor rentesubsidie. Wanneer 2 of 3 bedrijven een plan opzetten met gezamenlijke bewaring, mechani satie en intensivering zitten er goede mogelijkheden in. Wel moeten de deelnemende bedrijven afzonderlijk in de bestaande en de nieuwe situatie worden doorgerekend. Het kan zijn, dat men geïnteresseerd is in het houden van b.v. 100 vleesstieren in een moderne stal. Voor gemengde bedrijven ligt er een goede ontwikke lingsmogelijkheid naar de rundveehouderij. Dat betekent een definitieve keuze in de richting van melkvee, uitbrei ding van de melkveestapel en de bouw van een nieuwe stal. Het is vrijwel zeker dat een aantal gemengde be drijven een keuze zal moeten maken, nu of straks. Dat gaat gepaard met grote kapitaalsinvesteringen, hetgeen velen ervan weerhoudt deze stap te doen. (Zie verder pag. 11)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1974 | | pagina 6