VERZEKERINGSINSTELLINGEN
VAN DE ZLM
W egenverkeers-
voorschriften voor traktoren
Het
rundvleesbeleid
Thoolse
reaktie op
„U mag A^Ota
't zeggen
3
M
KTU het weer zacht blijft, de hele winter door, en het
voorjaar praktisch op uitbreken staat, zien we aar
zelend de eerste tractoren verschijnen, die zich met aller
lei machines ervóór of er achter op het land storten dat
om bewerking ligt te vragen.
Het lijkt ons dan ook zinvol om juist nu eens de aan
dacht te vestigen op enkele zaken waarmee nogal eens
slordig wordt omgesprongen of enkele voorschriften
waarmee men weinig bekend is of weinig aandacht aan
besteedt.
TWEE SNELHEDEN
TN de praktijk is wel gebleken dat men in het alge
meen van mening is dat de maximaal toegestane
snelheid altijd 16 km/uur bedraagt.
Dit is echter een misvatting.
Deze snelheid is n.l. alleen toegestaan als:
1e. het motorvoertuig en de aanhangwagen(s) zijn voor
zien van luchtbanden;
2e. geen aanhangwagens worden voortbewogen;
3e. aanhangwagens worden voortbewogen waarvan het
eigen gewicht en de belading niet meer dan 750 kg
bedraagt;
4e. aanhangwagens worden voortbewogen boven dit ge
wicht die van een deugdelijke reminrichting zijn voor
zien.
In alle andere gevallen bedraagt de maximaal toege
stane snelheid 6 km/uur. Bovendien bent u verplicht dit
met een bord vóór op de tractor (of zelfrijdend werktuig)
aan te geven.
Dit houdt b.v. in dat, als u met een aanhangwagen rijdt
waarvan het eigen gewicht en de belading juist boven de
750 kg komt en deze aanhangwagen is niet beremd, u
daarmee slechts 6 km/uur mag rijden. Dit is ook het ge
val als de aanhang is voorzien van metalen wielen, en
massieve of cushion banden.
Wat overigens onder een deugdelijke reminrichting
wordt verstaan is nauwelijks omschreven. Veilig kan wor
den aangenomen dat men hier toe rekent o.a.:
1e. oplooprem;
2e. luchtdruk- of vacuümrem;
3e. hydrolische rem;
4e. rem op de aanhangwagen(s) waarvan de bedienings-
handel binnen het direkte bereik van de bestuurder
is geplaatst of met een stevig touw van de tractor
kan worden bediend.
De reminrichting van het motorrijtuig moet zodanig zijn
dat alle wielen van een aangedreven as worden afge
remd.
Als dus de voorwielen geen reminrichting hebben en
uw tractor wordt op alle vier de wielen aangedreven dan
dient u op de weg deze voorwiel-aandrijving uit te scha
kelen.
j
SPIEGELS
TA7AT over spiegels bepaald is, ziet er in feite heel
eenvoudig uit en is bovendien een logische zaak.
De bestuurder dient n.l. te allen tijde het achter hem lig
gende weggedeelte te kunnen overzien. Dit betekent dus
dat, als de lading breder is de spiegelarm langer moet
zijn. Eenvoudiger kan het niet zou je zo zeggen, maar
toch wordt hier in de praktijk soms danig mee gemod
derd.
Voert de tractor geen of slechts een lage, lege aan
hang mee en is geen cabine aanwezig zodat de bestuur
der, als hij zich omdraait gemakkelijk de weg achter hem
kan overzien, dan hoeven zelfs geen spiegels aanwezig
te zijn. Maar is daarentegen de lading breed en hoog dan
moeten twee spiegels gemonteerd zijn, en goed ook!
4
RICHTING AANWIJZERS
"p.A.V. richting aanwijzers kan praktisch hetzelfde
worden gesteld als van spiegels. Als geen aan
hang of slechts een lage aanhang wordt meegevoerd en
de armbewegingen van de bestuurder voor het achter
opkomende verkeer duidelijk zichtbaar zijn, dan hoeven
geen richting aanwijzers (en spiegels) te worden ge
voerd.
Men doet er echter verstandig aan ze wél te monteren
want wee degene die ze niet heeft en die wordt overval
len door een dichte mist.
T.a.v. de eisen wordt gesteld dat knipperlichten op een
hoogte tussen 0.40 en 1.90 m moeten zijn aangebracht.
Ze moeten aan de voorzijde een wit of oranje licht uit
stralen en aan de achterzijde een rood of oranje licht en
moeten ten minste 60 en ten hoogste 120 maal per mi
nuut knipperen.
Bovendien moet de onderlinge afstand ten minste 60
cm bedragen. Dit geldt eveneens voor de aanhangwa
gens.
Tevens is hierbij bepaald dat de knipperlichten op de
tractor en op de aanhangwagen tegelijkertijd in en bui
ten werking kunnen worden gesteld.
RIJDT OPLETTEND
T TITERAARD zijn voor deze categorie nog meer eisen
in de wet vast gelegd doch wij willen u niet over
voeren.
Mogelijk duizelt het u toch al!
Bovendien blijft één van de belangrijkste dingen altijd
nog het rijden. Het is uiteraard noodzakelijk dat u zich
aan de voorschriften en de gestelde eisen houdt, doch
daarnaast kunt u, door op tijd te reageren, of wat lang
zamer en bovenal oplettender te rijden meewerken aan
het voorkomen van schadegevallen.
Degenen die meer informatie wensen over dit onder
werp kunnen altijd op ons sekretariaat terecht.
J. VISSCHER.
(Vervolg van pagina 1)
AKKERBOUW EN MESTVEE
I-IET vrij ingewikkelde rundvleesmarktbeleid in zijn
geheel overziende kunnen wij niet aan de indruk
ontkomen dat er zowel in E.G. als nationaal verband
sprake is van een tweeslachtig beleid. Enerzijds de steeds
weer gehoorde oproep om de rundvleesproduktie uit te
breiden, vaak begeleid door stimuleringssubsidies. An
derzijds het aarzelende beleid bij het treffen van maat
regelen om althans een redelijk prijspeil te handhaven.
Blijkbaar is ook hier het oog van de overheid weer meer
gericht op de belangen van de consument dan van de
producent!
Intussen heeft dit onevenwichtig beleid er wel toe ge
leid dat de bedrijfsresultaten van de rundveemesterij het
laatste jaar bepaald onvoldoende zijn geweest en ook
de verwachtingen voor 1974 niet hoog gespannen kun
nen zijn. Hoe teleurstellend de resultaten in sommige ge
vallen zijn geweest, hebben wij ook in ons werkgebied
kunnen konstateren.
De vraag moet dan ook gesteld worden of (stieren)
mesterij van enige omvang op het akkerbouwbedrijf in
deze omstandigheden een wezenlijke bijdrage tot een
beter bedrijfsresultaat kan leveren. Wij zien dat niet zit
ten voor het overgrote deel der bedrijven.
Immers met het opzetten van een mestveestapel zijn
hoge investeringen gemoeid, terwijl men in feite met een
grondgebonden produktietak te maken heeft. Vanwege
de hoge krachtvoerprijzen dient nu eenmaal ongeveer
de helft van de voederwaarde uit ruwvoer te bestaan, wil
men kans op enig rendement maken.
Dat betekent dat een rundveemesterijtak èn qua finan
ciering èn qua behoefte aan grond in feite concurrerend
is met de akkerbouwta'k van het bedrijf. En juist de grond-
oppervlakte en de financiering zijn voor het gemiddelde
akkerbouwbedrijf de belangrijkste knelpunten. Daar
tegenover staat dan wel een enorm risico wat de winst
mogelijkheden betreft. Zeker wanneer we daarbij betrek
ken dat de resultaten mede in sterke mate afhankelijk
zijn van het vakmanschap van de (aspirant)-mester.
Overigens geeft de praktijk ook te zien dat uitbreiding
van het aantal grotere eenheden vleesstieren op akker
bouwbedrijven in ons werkgebied beperkt is gebleven!
LUTEIJN.
Drs. J. DIJKGRAAF,
L.C.C. - Goes.
ITENNELIJK worden onze bijdragen in dit blad wel
gelezen, getuige het feit dat we regelmatig zo
wel mondelinge als schriftelijke reakties ontvangen. Daar
zijn we uiteraard blij mee, want hoe moeten we er anders
metterdaad achterkomen dat we ons toch niet voor niets
enige inspanning getroosten. Onderzoekingen zijn tijdro
vend voor velen en meestal duur en bovendien gaat er
toch niets boven een direkt reageren van man tot vrouw
of man.
HARTEKREET
^AAROM hartelijk dank briefschrijver uit Tholen, dat
U de moeite genomen hebt om in een brief van
ruim drie kantjes een aantal kanttekeningen te plaatsen
bij ons artikeltje „U mag 't zeggen" van 22 februari in dit
blad. U schrijft zelf, dat we Uw naam maar moeten ver
geten en daarom zullen we U niet met naam en toenaam
vermelden. U stelt zich echter erg bescheiden op als U
zegt, dat U alleen maar een stemmetje wilt laten horen
als gewoon mannetje, want de inhoud van Uw brief ge
tuigt daar niet van. Integendeel, er klinkt een stuk wijs
heid en inzicht in door!
Alvorens ter zake te komen willen wij onze briefschrij
ver nog iets nader aan U voorstellen. Hij is een al wat
oudere, kleinere ondernemer met vollegronds tuinbouw
teelten en akkerbouw.
Door opvoeding en overtuiging coöperatief ingesteld,
omdat kleine ondernemers door samenwerking meer
kunnen bereiken. Onze briefschrijver kan de noodzaak
van schaalvergroting voor coöperaties heel goed begrij
pen en noemt in dit verband op Tholen de ontwikkeling
van de plaatselijke landbouwverenigingen naar Cabetho
en vandaar naar Cebeco-Zuidwest. Maar hij is duidelijk
teleurgesteld in de uitwerking daarvan. We citeren letter
lijk: ,,De realiteit is echter, dat er voor de kleine leden
(ondernemers) op veel coöperatief terrein geen voordeel
meer is te behalen. Men kan zeggen ieder lid heeft toch
een stem, maar daar staat tegenover, dat de afstand klein
lid tot de top tegenwoordig zo onafzienbaar groot wordt
(of is). En tevens dat het geletterd zijn van de ouder
wordende leden niet meer toereikend is om voor 100%
inzicht te hebben in wat de tegenwoordige tijd vraagt".
LERING
ï"i|ER is naar onze mening duidelijk sprake van een
ouder, klein lid, dat uit overtuiging 2oals hij zelf schrijft
nog wel mee doet, maar die het in feite niet meer ziet
zitten. Geachte briefschrijver U staat geenszins alleen
en wij vatten Uw recht uit het hart komende ontboeze
ming op als een appèl op onze coöperaties. Als een op
roep om trouw te belonen en om het beleid in duidelijke
taal op de leden over te brengen! Wat ligt er toch nog
een geweldige taak voor een goede voorlichting!
OOK ZELF INITIATIEVEN NEMEN
T T weet, geachte inzender, dat Cebeco-Zuidwest nog
een jonge topcoöperatie is. Er is al veel tot stand
gekomen, maar alles kan niet tegelijk. Wij weten, dat be
stuur en direktie van Cebeco-Zuidwest zoeken naar een
andere struktuur, waarbij ook de beloning van de trouw
de aandacht zal krijgen. Daarover zullen dus tezijnertijd
nog beslissingen genomen moeten worden. Evenals over
de door U aangehaalde verschillen in prijsstelling voor
grotere en kleinere leden. Wat dit laatste punt betreft
vragen we ons af of kleinere leden door vooruit te be
palen wat ze nodig hebben huo orders niet meer tot één
grotere kunnen gaan bundelen om dan onderling de dis
tributie te regelen. Om een voorbeeld te noemen: op
Goeree-Overflakkee zijn hiervan bij de landbouwvereni
gingen in Middelharnis en Ouddorp duidelijke aanzetten.
Misschien kun U een initiatief in overleg met de coöpe
ratie nemen. Temeer daar U zegt te schrijven voor vele
kleine Thoolse ondernemers.
Wij willen tot besluit een uitspraak vermelden van de
inmiddels afgetreden president-direkteur van Cebeco-
Handelsraad ir. IJ. de Boer ,,als wij in ieder dorp kernen
van zelfstandig denken en handelen zouden missen dan
groeit de maatschappij de verkeerde kant op". Geachte
briefschrijver wij hopen, dat de inhoud van Uw brief mag
leiden tot lezen en ter harte nemen". In dit geval door
de coöperaties