DE LANDBOUWBELASTINGHEFFING IN DE EEG
officieel orgaan van de maatschappij tot bevordering van landbouw, tuinbouw en veeteelt in zeeland en noord-brabant
VRIJDAG 26 OKTOBER 1973
61e Jaargang No. 3203
land
en tuinbouwblad
Deze maand bleek weer eens overduidelijk hoe belang rijk gunstige weersomstandigheden bij de oogst voor de
land- en tuinbouw zijn. Gaf de optredende droogte vooral vertraging bij de aardappeloogst en bemoeilijkte het
rooien van de eerste bietenleveranties, de regen van de laatste weken hebben alweer te veel nattigheid gebracht!
Met o.m. als gevolg een stijgend tarrapercentage bij het bietenrooien, waardoor zowel het transport van de bie
ten als de verwerking in de fabriek ongunstig worden beïnvloedt.
In dit nummer o.m.:
O.V.M.-verzekeringen
- Rond de
gezondheidszorg
Pagina 3
Uit de praktijk
Pagina 5
Aard?ppelallerlei enz.
Pagina 6
■5K Gewassenkeuze en
kweekbestrijding Pagina 9
De veetentoonstelling
te Oostburg Pagina 10
Enquête: hoe werken
de Ned. veehouders
Pagina 11
9|( Van melkbus tot
melkkoeltank Pagina 12/13
Mechanisatie-nieuws
Pagina 15
9K Tuintips Pagina 17
Voor de vrouw
Pagina 21
ONS COMMENTAAR
TN geen sektor van het bedrijfsleven heeft de in
vloed van de Europese Gemeenschap zich zo sterk
doen gelden dan juist in de landbouw. We kunnen dan
ook gerust stellen dat, ondanks ale crisissituaties, het
Europese landbouwbeleid één van de peilers is, waarop
het E.E.G.-fundament rust.
Daarbij is het landbouwbeleid veel verder gevorderd
op het terrein van Europese eenheid dan bijvoorbeeld
het sociaal, het economisch, het monetair of het fiscaal
beleid. Het achterblijven van een werkelijk Europees be
leid op deze laatste terreinen belemmert dan ook steeds
meer een verdere voortgang van het gemeenschappelijk
landbouwbeleid. Zo wordt het streven naar gelijkwaar
dige landbouwinkomens door een stelsel van vaste prij
zen in belangrijke mate doorkruisd door de in de afzon
derlijke landen gehanteerde belastingstelsels, die vaak
sterk van elkaar afwijken. Tijdens het vorige week ge
houden Internationaal Congres voor Agrarisch Recht kwa
men deze grote verschillen op belastinggebied nog eens
duidelijk naar voren. Verschillen zowel op het gebied
van de inkomsten- en vermogensbelasting, de belasting
op grond en gebouwen als de omzetbelasting. Het gaat
daarbij niet alleen om de hoogte der tarieven, maar voor
al ook om de wijze waarop de heffing plaatsvindt.
INKOMSTENBELASTING
QE belangrijkste verschillen beseffen in de eerste
plaats de tarieven, die bij een belastbaar inkomen
van ca. 25.000 gulden het hoogst zijn in Denemarken,
Engeland en België en het laagst in Frankrijk en Italië.
Nederland en West-Duitsland liggen met hun tarieven
daartussen in. Daarnaast evenwel vertoont de methode
waarop de hoogte van het belastbaar inkomen wordt be
paald, grote onderlinge verschillen.
In Engeland, Denemarken en Nederland vindt de hef
fing plaats op basis van de reëel behaalde winst, bere
kend aan de hand van de balans en verlies- en winst
rekening.
In de overige landen wordt de heffing evenwel bere
kend over de forfaitair vastgestelde winst, dat wil zeg
gen een aan de hand van normen voor een bepaalde
streek en teelt bepaalde gemiddelde winst per ha. Naar
mate de normen lager worden gesteld, zal dus ook het
bedrag waarover inkomstenbelasting verschuldigd is la
ger zijn! De verschillen in systeem hangen nauw samen
met het feit dat er in vele landen op nog slechts wei
nig landbouwbedrijven een boekhouding wordt gevoerd.
Zo wordt in ons land op 90 der bedrijven een boekhou
ding bijgehouden, in Engeland en Denemarken op resp.
80 en 60 der bedrijven, maar in West-Duitsland, Frank
rijk, Italië en België op minder dan 10% der bedrijven.
Zo kan het gebeuren dat boeren in België, West-Duits
land of Frankrijk toch aanzienlijk minder inkomstenbe
lasting verschuldigd zijn dan in ons land, terwijl de ta
rieven even hoog of zelfs hoger liggen. In feite komt het
er op neer dat met name de goed renderende bedrijven
in deze landen relatief minder belasting betalen dan in
ons land, Engeland of Denemarken.
OVERIGE DIREKTE BELASTINGEN
'VEER grote verschillen treft men ook aan in de sfeer
van de vermogensbelasting. Enerzijds kennen lan
den als Frankrijk, Italië, België en Engeland geen ver
mogensbelasting, terwijl anderzijds de tarieven in de ove
rige landen sterk uiteenlopen. Bovendien is in sommige
landen (West-Duitsland) de vermogensbelasting als kos
tenpost aftrekbaar voor de inkomstenbelasting. Een ver
mogenswinstbelasting wordt gehanteerd in Denemarken
en Engeland. Wat de belasting op grond en gebouwen
betreft, hier volgt bijna ieder land zijn eigen systeem.
In het algemeen komt het erop neer dat in de landen
waar een relatief lage inkomstenbelasting verschuldigd
is, de belastingen op grond en gebouwen hoog zijn. Daar
naast kent men vooral in deze landen hoge tarieven voor
de grondaankoopbelasting, zoals uit het volgende staatje
moge blijken.
TARIEVEN GRONDAANKOOPBELASTING
(in procenten van de aankoopprijs)
West-Duitsland 7 Nederland 0 of 5
Frankrijk 16,6% Engeland 01
België 12,5% Denemarken 0,8%
OMZETBELASTING
t-IET eerste resultaat van het E.G.-belastingbeleid is
eigenlijk, dat het systeem op grond waarvan de
omzetbelasting (b.t.w.) wordt berekend, in alle landen
gelijk is. De gehanteerde tarieven lopen evenwel per land
nog sterk uiteen. In bijna alle landen bestaat een aparte
regeling voor de landbouw, zodat geen ingewikkelde
b.t.w.-administratie per bedrijf gevoerd dient te worden.
In principe komt deze regeling erop neer dat de land
bouw als geheel evenveel B.T.W. over de verkopen ont
vangt, als over de aankopen moet worden betaald. Over
het algemeen is men in alle landen van mening dat deze
aparte regeling voor de landbouw ook in de toekomst ge
handhaafd moet blijven, mits ze daarbij overal op uni
forme wijze wordt toegepast.
Indien men ook de hoogte der tarieven in de toekomst
zoveel mogelijk gelijk wil trekken, zal dat niet losgezien
kunnen worden van de tarieven der direkte belastingen.
Immers in sommige landen als Frankrijk en Italië komen
de totale belastingontvangsten van de Staat nu nog voor
2/.-{ uit de indirekte belastingen als de omzetbelasting,
terwijl in bijvoorbeeld ons land minder dan de helft der
totale belastingontvangsten uit de indirekte sfeer komt.
Wanneer we de totale belastingdruk als percentage van
het nationaal inkomen vergelijken, blijken de verschillen
minder groot dan misschien wel gedacht wordt. Zo be
dragen de verschillen tussen de 6 oude E.E.G.-landen
niet meer dan 4 a 5 van het nationaal inkomen. In
Engeland en Denemarken daarentegen is de belasting
druk aanzienlijk hoger. Veel groter worden evenwel de
verschillen wanneer ook de druk der sociale lasten in
aanmerking wordt genomen. Het blijkt namelijk dat wat
in sommige landen, zoals ons land, uit aparte sociale
premies wordt gefinancierd in andere landen, zoals
Engeland en Denemarken, uit de algemene middelen
wordt betaald.
In deze landen is de toale druk der sociale premies
dan ook slechts een fraktie van die in ons land!
BELASTING EN SUBSIDIE
TN de meeste landen worden subsidies, verstrekt
aan landbouwbedrijven, in de inkomstenbelasting
betrokken. Door het verschil in hoogte van de tarieven
in de verschillende landen verschilt daardoor het effek-
tief ter beschikking van het bedrijf komende subsidie
gedeelte van land tot land. Bovendien zijn ook de verschil
len binnen één land van bedrijf tot bedrijf groot door de
progressie in de inkomstenbelastingtarieven.
Dat betekent dus in feite dat bedrijven met lage inko
mens meer van de subsidie profiteren dan bedrijven met
hoge inkomens. Behoeft dit geen overwegend bezwaar
te zijn, wel een bezwaar is dat de boer in een land met
lage tarieven meer van het subsidiebedrag overhoud dan
de boer in een land met hoge tarieven.
Wij vragen ons dan ook af of men de in E.E.G.-verband
versterkte subsidies niet volgens een uniform systeem
en/of tarief moet gaan belasten.
Al met al kan gesteld worden dat de verschillen op
belastinggebied tussen de 9 E.E.G.-landen nog dermate
groot zijn, dat op korte termijn van enige uniformiteit ze
ker geen sprake zal kunnen zijn. Toch zal evenwel zo
snel mogelijk begonnen moeten worden om althans de
grootste verschillen weg te werken. Anders blijft immers
het gemeenschappelijk landbouwinkomensbeleid een
puur theoretische zaak. Van belang is daarbij dat niet
alleen gestreefd wordt naar uniforme tarieven, maar ze
ker ook naar een uniforme wijze van toepassing. Eén van
de grootste knelpunten zal daarbij ongetwijfeld zijn de
(Zie verder pagina 3.)