Stoppelknollen dit jaar
zeer gevaarlijk voer
De Europese
aardappeloogsten
De
pootaardappelteelt
na
1973
Nederland 1948-1973
Gedenkboek Coöperatieve Raiffeisen- en Boerenleenbanken in
9
PROEFSTATION VOOR
DE RUNDVEEHOUDERIJ
WAGENINGEN
Uit onderzoek op de Bedrijfslaboratoria voor Gewas-
onderzoek blijkt dat stoppelknollen dit jaar een zeer ge
vaarlijk voor is. Van de 26 monsters die begin oktober
onderzocht zijn hebben 24 monsters (ruim 92 een ni
traatgehalte in de droge stof dat hoger ligt dan 4
Een indeling van deze monsters naar het nitraatgehalte
in de droge stof geeft het volgende overzicht:
3 monsters 4,005,00
6 monsters
-9 monsters
6 monsters
5,00—6,00
6,00—7,00
7,00—8,00
Dit zijn zeer hoge nitraatgehalten en het is niet verant
woord van dergelijke partijen te voeren. Op een aantal
bedrijven zijn dan ook reeds koeien gestorven door het
voeren ervan.
De zeer hoge nitraatgehalten moeten voor een belang
rijk deel worden toegeschreven aan het droge weer voor
al in het begin van de groeiperiode van de stoppelknol
len. Elen droge grond beperkt n.l. de stikstofopname. Door
de neerslag die later is gekomen is de opname van stik
stof laat op gang gekomen. Het gevolg hiervan is dat er
nu nog onvoldoende tijd is geweest om de opgenomen
stikstov in eiwit om te zetten.
Het is echter ook nog vroeg in het seizoen om stop
pelknollen te voeren. Het zijn dus meest nog jonge ge
wassen en juist jonge gewassen bevatten meer nitraat
dan meer uitgegroeide gewassen.
WANNEER EN HOEVEEL VOEREN
Van stoppelknollen met een normaal nitraatgehalte
(01,5 NO3 in de droge stof) kan zonder bezwaar aan
melk- en kalfkoeien 50 kg per dier per dag worden ge
voerd (de helft 's morgens en de helft 's avonds). Is het
nitraatgehalte van de stoppelknollen hoger dan 1,5% in
de droge stof dan geldt het volgende advies:
Maximale gift totaal
per koe per dag
40 kg in 3 4 keer
40 kg in 3 4 keer
30 kg in 3 a 4 keer
30 kg in 3 a 4 keer
te gevaarlijk om te
voeren
NO3 in de droge stof
1,6—2,0
2,02,5 (minder dan 20 vre)
2,02,5 (meer dan 20 vre)
2,6—3,0
hoger dan 3,0
„GEVAARLIJKE" STOPPELKNOLLEN INKUILEN
OF ONDERPLOEGEN
Verwacht mag worden dat de nitraatgehalten in de
stoppelknollen tot ongeveer de tweede helft van novem
ber zullen dalen. Laat dan de gewassen die nu een te
hoog nitraatgehalte hebben opnieuw onderzoeken. Ge
wassen die dan nog te gevaarlijk zijn om te voeren kun
nen het beste worden ingekuild. Hiervoor zijn twee mo
gelijkheden:
De stoppelknollen koud inkuilen (d.w.z. in hoogstens
2 dagen). Hierbij gaat ongeveer de helft van het ni
traat verloren. De verliezen aan voederwaarde zijn
ca 35
4De stoppelknollen warm inkuilen, d.w.z. er ca. een
week over doen. Bij deze methode gaat praktisch alle
nitraat verloren. De verliezen aan voederwaarde zijn
dan echter ca. 45
Vanzelfsprekend kunnen stoppelknollen met te hoge
nitraatgehalten ook worden ondergeploegd voor groen-
bemesting.
Wees dus voorzichtig met het voeren van stoppelknol
len en laat geile (verdachte) gewassen onderzoeken bij
één van de Bedrijfslaboratoria voor Gewasonderzoek
(Oosterbeek, Leeuwarden).
Naar verwadhting zal de aardappeloogst van dit jaar
in West-Duitsland 13,6 miljoen ton bedragen vergele
ken met 15,04 miljoen vorig jaar, zo blijkt uit voorlopige
cijfers van het ministerie van landbouw in Bonn. De
eindopbrengst zal niet meer dan 100.000 ton verschillen
met de officiële raming. Voligens de gegevens zal de
hoofdoogst met ongeveer 1,5 miljoen ton verminderen
tot 12,8 miljoen als gevolg van een verkleining van het
areaal en een geringere opbrengst per hectare, die te
wijten is aan de warme droge zomer. De vroege oogst is
met 30.000 ton toegenomenn tot 833.000 ton. Het West-
duitse aardappelareaal bedraagt dit jaar 480.500 hectare,
4,5 procent of 22.600 hectare minder dan vorig jaar.
Het areaal van vroege aardappelen 'bedroeg 37.400 hec
tare in vergelijking met 35.700 hectare in 1972.
Naar verwachting zal de opbrengst van de hoofdoogst
sledhts 28,75 ton per hectare bedragen tegen 30,45 ton
vorig jaar. De vermindering is te wijten aan de droogte
in het noorden van 'het land. De oogst van dit jaar
schijnt kwalitatief normaal tot goed te zijn met enige
zeer goede oogsten in streken die geen gebrek aan
regen hebben gehad, zo is in handelskringen vernomen.
Naar verwachting zal de vermindering in de binnen
landse produktie leiden tot een toeneming van de im
port, die vorig jaar één miljoen ton bedroeg, als er ge
schikt aanbod aanwezig is. Kwaliteit zal de omvang
bepalen van de invoer in Duitsland. De invoer van
nieuwe aardappelen uit Italië heeft de neiging groter
te worden en Bintjes uit Nederland hebben de voor
keur boven het binnenlandse produkt, vooral in de aard-
appel-verwerkende industrie. De hoeveelheden West-
duitse aardappelen voor export zal dit jaar verminderen
van 120.000 ton in 1972 tot 75.000 ton.
In België is volgens het Belgische CBS dit jaar het
aardappelareaal ca 42.600 hectare, ongeveer vijftien pro
cent meer dan vorig jaar. Daarvan wordt verwacht dat
9 a 10 met vroege aardappelen was bepoot. De op
brengst dit jaar wordt geraamd op 20.259 kilo per hec
tare vergeleken met 20.670 kilo in 1972. De exportvoor
uitzichten worden veelbelovend genoemd en naar ver
wachting zal de 'hoeveelheid van 109.000 ton die vorig
jaar is uitgevoerd worden overschreden.
De Italiaanse aardappeloogst wordt dit jaar op 2.642.000
ton geschat tegen 2.674.200 ton vorig jaar. Het areaal
bedraagt 180.000 hectare in vergelijking met 181.699
hectare in 1972, volgens de voorlopige raming van hel
Italiaanse bureau voor de statistiek (ISTAT). De vroe
ge oogst wordt geraamd op 304.900 ton van een areaal
van 23.000 hectare. In 1972 bedroeg de oogst 327.400 ton
van een oppervlakte van 23.222 hectare. De invoer, voor
het merendeel uit Nederland en Frankrijk, zal naar
wordt verwacht dit jaar waarschijnlijk groter zijn dan
in 1972 toen hij 312.650 ton bedroeg.
De hoofdoogst van aardappelen in Engeland en Wales
wordt geraamd op ongeveer 4.623.800 (v. j. 4.748.100)
lonig ton. Eind september bedroeg de voorlopige raming
van de opbrengst van de hoofdoogst 12,2 (11,9) ton per
acre. Het gemiddelde over de periode I970/"72 staat op
12 ton. Op basis van de landbouwtelling van juni wordt
het areaaal van de hoofdoogst geschat op 379.000 acre
vergeleken met 399.000 acre in juni 1972 en met 424.p00
acre in juni 1971. De oogst lijkt goed te zijn. Meeldauw
kwam slechts weinig voor, evenals rot en doorwas. Het
regenachtige weer in de tweede helft Van september
heeft het rooien enigszins vertraagd hoewel de regen de
grond zachter gemaakt heeft en het rooien naderhand
veel eenvoudiger heeft gemaakt. Tegen het eind van
september was bijna eenkwart van de oogst gerooid ver
geleken met ongeveer eenzesde deel aan het eind van
september 1972.
Ook de aardappeloogst in Noorwegen, die op 670.000
ton geraamd wordt, schijnt van goede kwaliteit en niet
aangetast te zijn. In handelskringen wordt verwacht dat
er waarschijnlijk in het komende voorjaar en in de eer
ste zomermaanden aardappelen zullen moeten worden
ingevoerd voordat de vroege aardappeloogst van Noor
wegen op de markt komt.
We zijn dit jaar in Nederland op
het laagste pootaardappelareaal be
land sinds 1960. Dit, terwijl de ex
port met bijna 330.000 ton aan een
top gekomen is. Welke kant gaat de
teler van aardappelen de komende
jaren uit?
De aardappelteelt is in Nederland een volkomen vrije
teelt. Met in achtneming van de Wet op de Aardappelmoe
heid kan iedere teler zoveel aardappels telen als hij wil. En
binnen die teelt heeft hij de vrije keuze tussen pootaard-
appelen en consumptie-aardappelen (de fabrieksaardappel
laat ik hier buiten beschouwing). De opbrengsten per ha
zijn zowel bij pootaardappelen als bij consumptie-aardappe
len sterk gestegen. Maar dat is (naast verbeterde technie
ken) niet in 't minst te danken aan het „vrijheid - blijheid
systeem". De produktie heeft zich verplaatst naar of is ge
bleven in die gebieden, waar 't goedkoopst geproduceerd
kan worden!
De aardappelteelt is in z'n totaliteit in Nederland wat uit
gebreid, maar de pootaardappelteelt is met name de laatste
jaren nogal wat teruggelopen. Dit, terwijl de export en ook
de exportkansen voor pootaardappelen zijn gestegen. Het
volgende staatje geeft daarvan een goed beeld.
Oogst
jaar
Areaal
in ha
Export
(in ton
nen)
Oogst
jaar
Areaal
in ha
Export
(in ton
nen)
1964
25.363
253.980
1969
20.024
277.823
1965
21.543
259.487
1970
19.859
290.488
1966
21.479
290.940
1971
20.297
276.953
4967
23.767
293.604
1972
19.559
327.000
a 968
24.114
281.096
1973
18.954 (voorlopig)
CONSUMPTIETEELT GEMAKKELIJKER;
POOTGOEDTEELT MOEILIJKER
De consumptie-aardappelteelt is van de zandgronden
grotendeels verdwenen en heeft zich bijna volledig gecon
centreerd op de kleigronden. De mechanisatie heeft z'n
invloed duidelijk doen gelden en de teelt is steeds „gemak
kelijker" geworden. Het veranderde afzetpatroon gaat steeds
meer in de richting van Kontraktering, vaste verbindingen
met bepaalde prijsafspraken! Hierdoor ontstaat a.h.w. ook'
een zekere vaste financiële bodem onder deze consumptie
aardappel. Het „arbeidsextensieve" is aantrekkelijk bij de
steeds hoger wordende lonen met sociale lasten.
Een paar jaren met goede consumptie-aardappelprijzen
maakt deze teelt steeds aantrekkelijker althans wanneer we
dat vergelijken met de pootgoedteelt. Ook de pootgoedteelt
heeft zich verplaatst naar gebieden en bedrijven met de
beste teeltimogelijkheden. Echter met dien verstande dat bij
pootgoedteelt meer beperkende bepalingen gelden t.a.v.
grondsoort (schurft o.a.), vroegheid, klimaat en gaat U maar
door. Bovendien is nog een extra stukje vakmanschap ver
eist bij selectie en andere werkzaamheden!
De mechanisatie en het intensiever verkeer tussen boer
derijen onderling bezorgden veel moeilijkheden t.a.v. het
optreden van knolziekten zoals fusarium, rhizoctonia, zilver-
schurft, phoma en zwartbenigheid. Deze ontwikkeling met
name heeft, naast de sterk toenemende kosten, stellig ver
oorzaakt dat verschillende telers de pootgoedsector vaarwel
Ter gelegenheid van het 75-jarig jubileum van de Coöpe
ratieve Centrale Raiffeisen-Boerenleenbank is van de hand
van prof. dr. J. de Vries een gedenkboek verschenen over
de geschiedenis van de twee Centrale Banken, die in decem
ber van het vorig jaar samensmolten tot één Rabobank-
organisatie. Daar de geschiedenis van beide banken reeds
in eerder verschenen gedenkboeken is beschreven, is de aan
dacht in dit gedenkboek nagenoeg uitsluitend op de laatste
25 jaar gericht. Prof. De Vries, op generlei wijze aan de
Coöperatieve banken verbonden, geeft aan de hand van de
hem ter beschikking staande archiefstukken, notulen van
vergaderingen, interne nota's enz. niet alleen een chrono
logisch beeld van de gebeurtenissen bij beide banken, maar
evenzeer een mening en een waarderingsoordeel daarover.
Door dit gedenkboek zal voor velen, die daar nauw bij be
trokken waren, de geschiedenis van deze laatste 25 jaar
weer herleven. De geschiedenis van de verschuiving van het
werkterrein van de boerenleenbanken op dat van de han
delsbanken, de branchevervaging en het uitgroeien van de
boerenleenbanken tot „een bank voor iedereen" waarbij de
serviceverlening, de financiering van de woningbouw, van
gezegd hebben. De risico's werden en worden hun veelal te
groot!
WELKE PERSPECTIEVEN?
We zijn met onze pootgoedteelt op een zeer hoog plan
gekomen en in de afvalrace hebben we nog een prachtig
aantal pootgoedprodiucenten overgehouden. De hogere ha-
opbrengsten hebben tot nu toe de toename van export bij
kunnen houden. Gedurende een aantal jaren hebben we met
•elkaar ongeveer ƒ1,miljoen per jaar in de markt geïn
vesteerd via dnze propagandastichting. De vruchten van
deze investering worden nu geplukt. Er zijn markten open
gebroken over de hele wereld, waarbij ik denk aan Zuid-
Amerika, Afrika en Azië. En er liggen stellig perspectieven
in Oost-Europa. Het pootaardappelareaal moet niet verder
teruglopen!Er liggen goede kansen voor 20.000 ha Neder
lands pootgoed. En als we tengevolge van de warme zomer
volgend jaar eens wat meer moeten selecteren (we waren
ook verwend!) moeten we de tanden even op elkaar zetten!
Swifterbant. A. VERMEER.
de middenstand en van de kleine industrie een steeds be
langrijker wordend aandeel in de aktiviteiten werd. Ten
slotte wordt uitvoerig op 'het samengaan van de twee land-
bouwcredietorganisaties Utrecht en Eindhoven ingegaan de
historische achtergronden belicht alsmede de weg die ge
gaan moest worden die uiteindelijk tot fusie leidde. Het boek
roept de vraag op of samengaan niet eerder had kunnen
worden bereikt. Uit de geschiedschrijving blijkt wel dat de
toenadering lange en moeilijke jaren heeft gekost en één
wording niet veel eerder tot stand had kunnen worden ge
bracht. Fascinerend is het om de geschiedschrijving over
de stormachtige ontwikkeling van de boerenleenbanken in
de naoorlogse jaren te lezen. Waar de boerenleenbank
steeds minder bemoeienis heeft met het landbouwkrediet
rijst alom een bezwaar tegen deze benaming vandaar een
voorkeur voor de naam „Coöperatieve Banken.". Aan het
voortgezette proces van integratie van bankaktiviteiten zal
het coöperatieve bankwezen zich in de nabije toekomst niet
kunnen onttrekken. Het is dit hoogst gewichtige proces
waaraan het boek zijn ondertitel „Van exponent tot compo-
ent" heeft ontleend, zo schrijft prof. J. de Vries in zijn
„Ter inleiding". Waarmee de weg aangegeven wordt die de
Rabobanken steeds verder zullen opgaan!
BI.