De functie van ons inkomen De Belgische landbouw in opmars 3 IR. C. S. KNOTTNERUS ZELFSTANDIGEN EN ANDEREN T)E compensatie voor de revaluatie van de gulden is voor de land- en tuinbouw een belangrijke zaak. Het lijkt mij in dit verband nuttig het maar eens te hebben over een moeilijk te begrijpen kant van de zaak, n.l. de geheel andere functie van het inkomen van een zelfstan dige ondernemer en dat van een N.V. of B.V. In een N.V. kent men salarissen en sociale voorzienin gen, die als volledige kosten van de N.V. worden opge voerd, maar samen het inkomen uitmaken van het per soneel. Wordt er winst gemaakt dan wordt die of in de onderneming gehouden (reserveringen) of uitgekeerd als dividend en tantième. Worden door regeringsmaatrege len de uitkomsten van het bedrijf slechter, dan zal in de eerste plaats het dividend en de tantième verdwijnen of achteruitgaan en misschien ook de reserveringen. In een zelfstandige onderneming wordt het salaris van de ondernemer niet als kosten van de onderneming aan gemerkt, de sociale lasten voor een groot gedeelte wel, de pensioenvoorziening slechts tot een bepaald bedrag. Het inkomen van een zelfstandige ondernemer stelt dus ook reëel iets anders voor als dat van een directeur van een N.V. Het inkomen van een directeur is volledig be steedbaar inkomen. Van het inkomen van een zelfstan dige ondernemer moeten eigenlijk nog worden afgetrok ken de reserveringen, nodig voor het instandhouden van het bedrijf, de totale sociale lasten inclusief pensioen, om vergelijkbaar te zijn. WAAROM LANDBOUW ANDERS BEHANDELEN ]"}E voorgestelde reserveringen voor de oudedags- voorziening, zoals die door de regering nu zijn begonnen, gaan uit van deze feiten. De tarieven van de inkomstenbelasting helaas nog niet. Over reserveringen betaalt een N.V. vennootschapsbelasting. Bij de zelfstan dige ondernemer wordt het gewoon op zijn inkomen ge zet en dan is de belasting al gauw boven de 50 Wan neer men aan deze verschillen niet denkt en dat is meestal het geval, dan kan men natuurlijk niet begrijpen dat de behandeling van landbouw een andere moet zijn dan die van de industrie. Maar als prijzen van eindpro- dukten in de landbouw worden gekort, dan ziet men dat ogenblikkelijk in het inkomen van de ondernemer en dan vraagt men zich af welke andere groep in Nederland moei nu ineens wegens de revaluatie gekort worden in zijn inkomen. Dat zijn dus de dividend- en tantièmetrek kers, waar overigens niemand medelijden mee heeft. Ver der hebben alle anderen voordeel omdat de prijzen naar beneden gaan, althans minder stijgen, maar tegen de stij ging is ook weer iedereen verzekerd door indexering. De boer, die in inkomen achteruitgaat, zal dat echter alleen maar kunnen opvangen door vermindering van zijn be steedbaar inkomen, omdat hij de investeringen in zijn bedrijf toch moet doen om boer te blijven en omdat hij zijn bedrijfskapitaal intact moet houden, wat door de in flatie toch al niet eenvoudig is. Hij merkt het dus direct in zijn persoonlijke sfeer. ONZE BIJDRAGE AAN INFLATIEBESTRIJDING JsJU hoort men vaak: waar zit dan de bijdrage van de landbouw aan de inflatiebestrijding, waar zij zelf zo hard om roept. Wel, bij de vaststelling van de richt prijzen moet natuurlijk rekening worden gehouden met het salaris voor het werk van de ondernemer, zowel voor zijn handenarbeid, alsook een beetje organisatorische arbeid. Dat salaris wordt ingevuld op basis van beloning wanneer derden dit werk zouden doen. De algemene loon ontwikkeling wordt dus gevolgd. Daardoor loopt het theo retisch inkomen niet harder en ook niet langzamer dan dat van andere bevolkingsgroepen in Nederland. Maar, en nu komt de bijdrage duidelijk voor de dag, de officiële prijsvaststellingen zijn al jaren bij de gewenste prijzen achtergebleven. De verhoging van de prijzen voor granen, suikerbieten, aardappelmeel en melk zijn de laatste jaren achtergebleven bij de kostenstijgingen. Daardoor had de landbouw al geruime tijd een duidelijke bijdrage aan die inflatiebestrijding gegeven en daarom kwamen de prijs verlagingen van de regering ook zo hard aan. Daarom werden de prijsverlagingen van de regering ook als on rechtvaardig aangevoeld. De verontwaardiging had m.i. veel meer betrekking op het feit dat de regering dit alles meende te mogen doen met opzij zetten van ieder over leg en van alle vroeger gemaakte afspraken. Mr. J. F. G. SCHLINGEMANN Een algemene vergadering van de Belgische Boeren bond te mogen bezoeken geeft ons altijd weer veel vreugde. Men ontmoet er steeds een aantal vooraan staande Belgische voormannen. Van de Boerenbond, van het Ministerie van Landbouw, van de grote coöperatieve instellingen en van Volksvertegenwoordiging en Senaat Daarnaast is er de Nederlandse landbouwraad de heer Brodhaag en de in België door zijn lange verblijf in Brus sel zeer bekende adjunct-landbouw-attaché, de heer Smulders. Men krijgt er ook altijd een boeiende rede van de voor zitter, Prof. Constant Boon, te horen en een toespraak van de minister van landbouw. Het was ditmaal de heer Lavens, een man die in de kringen van de Boerenbond grote bekendheid geniet. Tenslotte worden wij steeds ge troffen door de zeer stijlvolle bijeenkomst, waarvan de organisatie en de voorbereiding bij de algemeen secre taris, de heer Hinnekens en de public-relations man Mark in uiterst deskundige handen zijn. In de volle zaal van het Congressenpaleis in Brussel wisselden het ge sproken woord, voordracht, het vertonen van dia's en muziek elkaar af en was ook de jeugd volop betrokken bij het gebeuren. Zo ontvouwden jongeren vanaf de balkons spandoe ken, waarop het getal aan nieuwe leden stond aange geven, waarnaar de hoerengilden te vergelijken met onze afdelingen van Limburg, Brabant, Antwerpen, West- en Oost-Vlaanderen in 1974 gaan streven. Tezamen liefst 5000, een thema en een doelstelling waarover in de morgenzitting werd gefilosofeerd. Deze aanpak sprak ons zeer aan, omdat eruit blijkt, dat bij onze Zuiderburen, on danks de ook daar plaats gehad hebbende evolutie in de land- en tuinbouwsector, de fut er bij de Boerenbond bepaald nog in zit. Is dat in ons land in gelijke mate het geval of besteden onze organisaties té veel tijd aan de technische en economische vraagstukken? Of krijgen wij alleen nog volle zalen als er geprotesteerd moet worden? TN een vijftal korte indrukken mogen wij een over zicht geven van het verhandelde 's middags door voorzitter Boon en Minister Lavens. Een eerste indruk is, dat het goed gaat met de Belgi sche landbouw. Minister Lavens zei, dat er de laatste twee jaar in de Belgische landbouw een opvallende ver betering van de economische situatie valt waar te nemen. Het arbeidsinkomen per arbeidseenheid steeg van 1971 op 1972 met 43,3 tot 25Ö.000 Francs (7 cent). De terug gang van de actieve bevolking bedroeg ongeveer 10%. De produktiewaarde van de dierlijke sector, die met 16 verhoogde, vertegenwoordigt 68 van de totale produk- tie van bijna 111 miljard frank. De tuinbouw, die eveneens een produktieverhoging van 16 te zien gaf, produceert 19 van het geheel en de akkerbouw, die slechts 12 steeg neemt 13 van de totale produktie voor zijn reke ning. pEN tweede opmerking is dat de heer Boon, mis- schien wel de gelegenheid te baat nemend door de gunstige binnenlandse situatie, zijn gehele rede aan de voedselsituatie in de wereld wijdde en aan de komen de G.A.T.T. onderhandelingen. De ontwikkelingen van het laatste halve jaar op de markten van soja, soja- schroot, vismeel, van granen, suiker, rundvlees en melk poeders hebben eens te meer aangetoond, dat de theorie van de economisten, volgen? welke de landbouwproduk- tie daar dient te geschieden, waar dat het voordeligst kan, in de praktijk geen stand houdt. Want de Noord- Amerikaanse vlakten kunnen niet meer dan 30 van de wereldbehoeften aan graan, oliehoudende zaden en eiwitrijke grondstoffen voor de veevoeding voortbrengen; Nieuw-Zeeland dekt amper 5 van de wereldbehoeften aan boter en Argentinië, Australië en Nieuw-Zeeland pro duceren samen slechts 3 van de rundvleesbehoefte en de ontwikkelingslanden 38 van de suiker. Dit betekent, dat indien West-Europa voor zijn suiker afhankelijk was van de derde wereld de prijs het veel voud zou bedragen van wat zij nu is en ook dat wanneer Zuid-Amerika ons met rundvlees moest bevoorraden er vleesloze dagen per week zouden dienen te worden in gevoerd. En ook, indien wij zelf geen behoorlijke boter en kaasproduktie in stand hielden, de margarineprijs zeker in tijden van een schaarste aan beschikbare soja bonen en andere oliehoudende zaden thans hoger zou liggen dan die van boter! Vandaar de stelling van Prof. Boon, dat indien wij dus aanvaarden dat de meest gunstig gelegen produktiege- bieden de wereldbevolking niet kunnen voeden, wij ook moeten aanvaarden dat bij ons tegen lonende prijzen geproduceerd moet kunnen worden. Zulks zeker ook, om aan de verschrikkende honger, die er in grote gebieden van Afrika en Azië nog heerst, het hoofd te kunnen bie den. A LS derde indruk moge vermeld worden dat de heer Boon juist in verband met de kleine marges tussen overschotten en tekorten, de hoop uitsprak dat de onder handelingen in de Nixon-Ronde zullen leiden tot behoor lijke wereldafspraken inzake de belangrijkste landbouw- produkten. Het deed ons bijzonder deugd, dat hij zich daarbij voorstander toonde van het opbouwen van rede lijke voorraden om de schommelingen op te vangen, van voedselreserves op verschillende plaatsen in de wereld om catastrophes te kunnen opvangen en van een geza menlijke financiële verantwoordelijkheid voor deze voor raden, reserves en eventuele tijdelijke overschotten. Het is een oud stokpaard van ons, want men zal nooit tot doeltreffende regelingen inzake produktie, afzet en voor- raadvorming komen, als men geen oplossing vindt voor (Zie verder volgende pagina.) /1NDER de geleerden matigen de rechtsgeleerden zich wel de eerste plaats aan en meer dan iemand an ders zijn zij met zichzelf ingenomen. Door duizend wetten in één adem samen te flansen, onverschillig omtrent welk onderwerp; door verklaringen op verklaringen, zienswij zen op zienswijzen te stapelen, maken zij dat de beoefe ning van dat vak voor het allermoeilijkste doorgaat". Dit citaat is niet van een criticus anno 1973, maar uit een boekje dat meer dan 490 jaar geleden verscheen, n.l. uit „De Lof der Zotheid" van Erasmus in de vertaling van Mr. J. B. Kan! Behalve de beschuldiging van zelfingeno menheid en onnodig moeilijke wetten te maken verwijt hij o.a. de rechtsgeleerden nog (wij zeggen de advocaten) dat zij twistziek en stijfhoofdig zijn en dat zij uit ovedre- ven strijdlust gewoonlijk de waarheid uit het oog verlie zen. Het is een weinig fraai beeld dat Erasmus, de man die in zijn tijd een leidende rol speelde in de geleerde wereld en later nog veel invloed uitoefende, van de advocaten ophangt. Hij doet datzelfde ook van andere „beroepsgroepen" zoals taalgeleerden, dichters, godgeleerden, zelfs van kar dinalen en pausen. Niemand ontkomt aan zijn kritiek. TT/AAROM hebben wij dit citaat nu boven water ge- haald in deze rubriek en in oktober 1973? Om twee redenen eigenlijk. Ten eerste is het wel eens goed erop te wijzen dat vroe ger in een tijd van snelle veranderingen in de samenle ving er mensen zijn geweest die op veel dingen en perso nen felle kritiek hadden. Dat beleven wij nu ook. Som mige mensen kunnen daar slecht tegen. Zij beschouwen het als iets dat vooral van deze tijd is en dat weinig waar de heeft. Of erger dat alleen maar afbreuk doet aan de goede gang van zaken. Nou, men ziet dat het vroeger al niet anders was. En dat heeft ook niet allemaal negatief gewerkt. De tweede reden, en dat is de belangrijkste, is dat het beroep van de advocaat, zijn plaats en zijn functie in de maatschappij van vandaag tegenwoordig ook kritisch be keken wordt. En dat niet in de eerste plaats door mensen die buiten het beroep staan, zoals Erasmus in zijn tijd, maar door de advocaten zelf, of door hen die dit willen worden. Zo is in juni 1970 een speciaal nummer versche nen van het juridisch studentenblad „Ars Aequi" onder de titel „De balie, een leemte in de rechtshulp". De conclusie van de beschouwingen in dat blad is, dat de advocatuur niet op afdoende wijze aan de behoefte aan rechtshulp kan voldoen, dat er lacunes in de rechts hulp zijn, waarin men buiten de advocatuur om tracht te voorzien. Dat doet het bedrijfsleven voor een deel door zelf juristen in dienst te nemen. Op het gebied van het belastingrecht spelen de advocaten een zeer geringe rol, vakorganisaties hebben juridische deskundigen die buit ten de zelfstandige advocatuur staan, enz. Dan zijn er de minder-draagkrachtigen die behoefte aan rechtshulp heb ben, maar die niet bij de advocaat zoeken omdat die te ver van hen afstaat. r' lN drie artikelen die in september van dit jaar in het weekblad ,/nter mediair" verschenen, is door Mr. Streng er s die na 4 jaar de advocatuur te hebben beoefend naar het onderwijs ging, uitvoerig over de Nederlandse advocatuur geschreven. Van de plaats van de advocaat, van de wijze waarop de advocatuur functioneert geeft hij een helder beeld. Evenals de schrijvers in het genoemde nummer van Ars Aequi is hij van mening dat de advocatuur als geheel niet goed functioneert. Er zijn gebieden van het recht, waarop dit wel het geval is. Dat is volgens Mr. Strengers het ge val wanneer het echtscheidingsrecht betreft, want daar hebben alle advocaten het meest mee te maken. Verder geldt voor een beperkt maar toenemend aantal advoca ten dat zij goed zijn in de delen van het recht waarmee de rechtspersonen, vooral de grotere te maken hebben, zoals vennootschapsrecht. Wat de personen betreft die rechtshulp zoeken, fun geert volgens hem de advocatuur alleen goed voor die genen die tot dezelfde sociale laag behoren als de advo caat zelf. I fi/AT moeten wij hiervan nu zeggen? Is het beeld dat getekend wordt te zwart? Dat is voor ons wat moei lijk te beoordelen. Wij zijn van mening dat in ons werkgebied b.v. specia lisatie op pachtzaken zeker heeft plaatsgevonden, terwijl er verder heel wat zaken zijn die de advocaat op basis van zijn Algemeen juridisch inzicht goed kan behande len. Zo somber zijn wij dus niet. Niettemin geloven wij ook wel dat nieuwe vormen van beroepsuitoefening zo als b.v. juridische poliklinieken of wetswinkels er toe kunnen bijdragen dat rechtshulp beter kan worden ver kregen. Hier vervullen een aantal organisaties al een taak en kunnen andere, wellicht ook landbouworganisa ties, nog wel iets doen. Tenslotte nog dit. Men komt mensen tegen die met vrucht de lagere school hebben afgelopen, nooit een wetboek hebben ingekeken en U toch vertellen wat men als men met een juridisch probleem zit, moet doen of laten. Luister daar niet naar. U zit altijd fout! PAAUWE.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1973 | | pagina 3