MIJLPALEN VOOR DE AKKERBOUW
officieel orgaan van de maatschappij tot bevordering van landbouw, tuinbouw en veeteelt in zeeland en noord-brabant
VRIJDAG 24 AUGUSTUS 1973
61# Jaargang - No. 3194
land
en tuinbouwblad
Begunstigd door aanhoudend mooi weer, werd de graanoogst in vlot tempo geborgen. De opbrengst viel over het al
gemeen mee. De stroprijs is echter zoddnig dat van een afvalprodukt kan worden gesproken, zodat veel boeren besluiten
het niet te persen, doch te hakselen of te verbranden. Bij dit laatste is er plaatselijk te veel risico voor overlast aan
anderen, bijvoorbeeld wegens rook of overslaan der vlammen naar buurtpercelen. Hakselen verdient dan de voorkeur,
met als nevenvoordeel dat men het gehalte van organische stof in de grond op peil houdt
In dit nummer ojti.:
Graslandverbetering
nu Pagina 4
UK de praktijk
Pagina 5
Tuinbouw Pagina 6
61 De ooget van zaaiuien
Pagina 7
Ik Van ulenteeit naar
biggenfokkerlj Pagina 8 - 9
Ik Vee en vleee
Pagina 11
ONS COMMENTAAR
Aandeel van de belangrijkste groepen van. gewassen in
het totale araal akkerbouwgewassen
Wat enige jaren geleden nog voor onmogelijk werd
gehouden, is dan toch gebeurd. Zoals reeds te verwach
ten was, is de wereldmarktprijs voor tarwe boven het
EEG-niveau uit gestegen.
Het oplopen van de graanprijzen op de wereldmarkt
is daarbij niet direkt een gevolg van absolute graante-
korten. Wel is het zo dat de overschotten steeds kleiner
worden, terwijl de wereldmarkt nog steeds als een over-
8chottenmarkt gekarakteriseerd kan worden.
Het opraken van de overschotten is een gevolg van
enerzijds slechte oogsten in belangrijke produktiegebie-
den, terwijl anderzijds ook de vraag sterk wordt gesti
muleerd vanuit de veehouderijsektor door de tekort
situatie op de sojamarkt. Of deze faktor ook in de ko
mende tijd voor blijvend hoge wereldmarktprijzen zal
zorgen, valt nu nog niet te voorzien.
Wel blijkt nu dat het principe van de EEG-landbouw-
politiek met haar garantieprijsbeleid nog niet zo slecht
is, zoals sommigen wel suggereren.
Wij zien dan ook met belangstelling de besprekingen
over het al dan niet op dezelfde wijze voortzetten van
het huidige Europese landbouwbeleid, in de komende
herfst, tegemoet. Wij dachten dat de huidige ontwikke
lingen eigenlijk geen aanleiding geven tot essentiële
wijzigingen en zeker niet tot het vervangen van de ga
rantieprijzen door inkomenstoeslagen.
Immers het huidige systeem heeft weliswaar inciden
teel tot overschotten geleid, maar daarnaast is tegen de
druk van vooral Amerika in, toch ook de produktie van
vooral voergranen in stand gehouden. En dat blijkt in
de huidige situatie zeker niet in de laatste plaats een
veehouderijbelang geweest te zijn. Door het instandhou
den van de voergraanproduktie kan althans een deel van
de soja-tekorten worden opgevangen. Wij zijn er dan
ook voorstander van dat het huidige landbouwbeleid
binnen de EEG met garantieprijzen voor de belangrijkste
landbouwprodukten en daarnaast subsidies ter verbete
ring van de produktiestruktuur, in grote lijnen wordt ge
handhaafd.
Met het invoeren op uitgebreide schaal van inkomens
toeslagen lijkt geen enkel belang gediend. De belang
rijkste verandering zou eigenlijk de wijze waarop de
garantieprijzen worden vastgesteld moeten betreffen.
Veel kritiek is immers, terecht, terug te voeren tot de
politieke prijsbeslissingen die geen rekening houden met
de werkelijke situatie.
Deze politieke prijsbesluiten hebben geleid tot een
verstoring van het prijsevenwicht tussen plantaardige en
dierlijke produkten, met als gevolg daarvan overschot
ten aan, van melk afgeleide, produkten en tekorten aan
plantaardige eiwitten.
Waar de hele wereldvoedselsituatie eigenlijk wordt ge
kenmerkt door tekorten aan plantaardige produkten als
graan, soja en suiker en regionale overproduktie van
sommige dierlijke produkten, zal naar onze mening de
belangrijkste taak voor de Europese Commissie dan ook
zijn het evenwicht tussen dierlijke en plantaardige pro
duktie zoveel mogelijk te herstellen.
Daartoe krijgt zij de gelegenheid via de komende prijs
voorstellen voor het seizoen 1974/75, maar ook in de
komende onderhandelingen met Amerika en Japan in de
z.g. Nixon-ronde. Een verdere tegemoetkoming aan de
Amerikaanse verlangens tot inkrimping van vooral de
graanproduktie, lijkt daarbij in de huidige situatie zeker
niet gewenst.
VERDERE INTENSIVERING
Dat tegen de verdrukking van alle politieke prijsbe
sluiten te Brussel in, er binnen Europa toch steeds meer
door wordt geproduceerd waar de produktieomstandig-
heden het gunstigst zijn blijkt steeds duidelijker.
Zeker geldt dit ook voor ons land, wanneer we de
voorlopige uitkomsten van de meitelling 1973 nog eens
bezien. Terwijl bijvoorbeeld de Franse graantelers gou
den tijden doormaken met de huidige graanprijzen, is
in ons land het areaal graan voor het eerst in de ge
schiedenis tot ver beneden de helft van het totale ak-
kerbouwareaal gedaald. Sedert het begin van de zesti
ger jaren is het aantal ha's graan zelfs gehalveerd, voor
al door de sterke afname van het areaal rogge, haver
en mengsels van granen.
Deels heeft hier een vervanging door grasland plaats
gevonden, terwijl op de klei en veenkoloniale gronden
de aardappelen en suikerbieten belangrijk in oppervlak
te zijn toegenomen.
1963
1972
1973
granen
60%
50%
43%
aardappelen (cons, -f fabrieks.)
16%
21%
23%
suikerbieten
9%
16%
16%
peulvruchten, zaden en handelsgew.
9%
8%
8%
8%
voedergewassen
6%
5%
Tegenover het sterk teruglopende aandeel der granen
staat een bijna even grote toename van het percentage
hakvruchten. Zowel wat de aardappelen als de suiker
bieten betreft lijkt de bovengrens evenwel, mede uit
teelttechnische ovenvegingen, nu zeer dicht benaderd te
zijn.
Spectaculaire ontwikkelingen binnen het akkerbouw-
areaal lijken de eerstkomende jaren dan ook niet erg
waarschijnlijk. Of het zou moeten zijn dat de enorme
stijging van het areaal snijmais zich nog voortzet op de
kleigronden. Nadat een jaar of vijf terug nog slechts
enige duizenden Ha's snijmais werd geteeld, bedroeg
de oppervlakte hiervan in 1972 reeds 29.000 ha en nu
in 1973 dus bijna 50.000 ha. Daarmee is snijmais in ons
land qua oppervlakte het 5e akkerbouwgewas geworden,
terwijl het bijvoorbeeld in Noord-Brabant al verreweg
het belangrijkste akkerbouwgewas is. Waar snijmais
vooral een zetmeelléyerancier voor de veehouderij is
levert dit gewas evenwel geen bijdrage in de vorm var
plantaardige eiwitten.
Hier en daar hoort men dan ook al stemmen opgaan
die pleiten voor het ontwikkelen van een akkerbouwge
was dat de veevoederindustrie van plantaardige eiwit
ten kan voorzien, bijvoorbeeld ter vervanging van soja
bonen. Ook in óns klimaat bieden sommige peulvruch
ten daartoe de mogelijkheid, zeker bij de huidige soja-
prijzen.
Wij achten het evenwel nog wat voorbarig om op grond
van de huidige situatie hiervoor grote investeringen te
doen. Immers bij normale prijzen kunnen deze peulvruch
ten nog niet konkurreren tegen sojabonen. Eerst wanneer
voor langere tijd de markt voor plantaardige eiwitten een
tekortmarkt blijkt te worden, liggen hier ook voor de Ne
derlandse akkerbouw mogelijkheden.
Het blijkt in ieder geval wel zaak om de ontwikkelin
gen op de voet te blijven volgen en zonodig de produk
tie van een eiwitrijk akkerbouwgewas ter hand te ne
men. Het zou ongetwijfeld een welkome aanvulling voor
het steeds eenzijdiger wordende bouwplan op akker
bouwbedrijven betekenen.
LUTEIJN.