DIERZIEKTEBESTR1JDING EN
OVERHEID
officieel orgaan van de maatschappij tot bevordering van landbouw, tuinbouw en veeteelt in zeeland en noord-brabant
De vlasoogst 1973 is al grotendeels achter de rug. Op pagina 6 kunt U lezen dat de opraaphaagmachine en
hoge-druk opraappers de vlasteelt weer nieuwe mogelijkheden geven.
In dit nummer o.a.:
-$■ Uit de praktijk
Pagina 5
Nieuwe mogelijkheden
voor de vlasteelt
Pagina 6 - 7
Is onderploegen van
stro aantrekkelijk
Pagina 7
■Sfc De zwartbonten te
Sterksel Pagina 8
Is koolzaad telen nog
interessant Pagina 9
De afzet van
consumptie-aardappelen
Pagina 10-11
Tuinbouw Pagina 13
Vee en vlees
Pagina 15
Tuinbouwtips
Pagina 19
zlm
VRIJDAG 10 AUGUSTUS 1973
61e Jaargang - No. 3193
tuinbouwblad
Op de Rijksbegroting 1973 werd de overheidsbijdrage
in de kosten van de dierziektebestrijding teruggebracht
van ƒ18,5 miljoen in 1972 tot ƒ7,5 miljoen.
Destijds noemden wij deze verlaging onverantwoord.
Immers de financiering van de Gezondheidsdienst voor
Dieren kwam erdoor op losse schroeven te staan. En dat
juist in een periode waarin de risico's van besmetting
door de intensivering van de veehouderij eerder toe- dan
afnemen.
De gevolgen waren dat het landbouwbedrijfsleven zelf
het daardoor ontstane tekort heeft moeten aanvullen.
Onder meer door extra heffingen op melk en slacht-
varkens en bijdragen van het Produktschap voor Vee
voeder (éénmalig) en uit het Fonds voor Runderziekten-
bestrijding werd de financiering van de Gezondheids
dienst voor 1973 rondgezet. In de praktijk betekende dit
dat het bedrijfsleven 45,5 miljoen gulden van de totale
kosten van preventieve dierziektebestrijding voor haar
rekening nam, tegenover de overheid 7,5 miljoen. Wel
bleef de overheid aan de haar in de veewet opgelegde
verplichting tot 't volledig vergoeden van de met de z.g.
„stamping out" (afslachtregeling) verbonden kosten, vol
doen.
Het ziet ernaar uit dat deze post dit jaar aanzienlijk
hoger dan de begrote 16 miljoen gulden zal uitvallen. De
minister deed destijds de suggestie om voor 1974 de
hele dierziektebestrijding, inclusief de stamping-out post,
op fifty-fifty te doen financieren door overheid en geor
ganiseerde landbouw.
OVERHEIDSBIJDRAGE NOG LAGER
Wat deze suggestie waard was hebben we kunnen
constateren nu het Ministerie aansluitend hierop onlangs
met een nieuw voorstel is gekomen omtrent de finan
ciering van de Gezondheidsdienst in 1974.
Voorgesteld wordt de helft van de „stamping-out" post,
dus 8 miljoen, plus nog 2 miljoen toe te voegen aan
wat nu door de overheid wordt bijgedragen. Dat zou
betekenen dat de overheid dan voor 1974 in totaal 19
miljoen gulden beschikbaar zou stellen.
De rest, dus ook de helf van de „stamping-out" post,
tot een maximum van 8 miljoen gulden, zou dan voor
rekening van het bedrijfsleven komen.
Waar de totale kosten van de gezondheidszorg 53
miljoen de „stamping-out" van gemiddeld ƒ16 mil
joen bedragen, betekent dit voorstel dus dat de over
heid lang niet de helft wenst te financieren. Met name
wil men de kosten van de mkz-enting (12 miljoen gulden)
erbuiten laten. In feite betekent het zelfs dat de over-
heidsbijdrage voor 1974 verlaagd zou worden, namelijk
van ƒ23,5 miljoen tot ƒ19 miljoen.
Het bedrijfsleven wordt daarbij dan weer min of meer
verplicht haar bijdrage te verhogen.
Immers de dierziektebestrijding moet op volle kracht
Wij zijn van mening dat de veehouderij niet gebaat is
bij een financieringsregeling zoals nu voorgesteld. Niet
alleen omdat dit een verdere verlaging van de overheids
bijdrage zou betekenen, maar vooral ook omdat daar
door tevens de enige kostenpost die de overheid nog
verplicht is voor haar rekening te nemen, n.l. de uit de
veewet voortvloeiende afslachtingsregeling (stamping-
out), zou worden opengebroken.
Wij vragen ons dan af of de georganiseerde landbouw
en met name het Landbouwschap wel haar medewerking
aan deze voorstellen en vooral aan een wijziging van
de veewet moet verlenen.
In ieder geval dient tegen een verdere verlaging van
de overheidsbijdrage krachtig geprotesteerd te worden.
BESTRIJDING VARKENSPEST
Varkenspest is een ziekte die in Nederland nog altijd
regelmatig blijft voorkomen. Zo is er de laatste 10 jaar
geen enkele maand geweest waarin geen gevallen van
varkenspest voorkwamen. Bestrijding vond tot nu toe
steeds plaats door betreffende bedrijven volledig op te
ruimen, met daarnaast vervoersbeperkingen en isolaties.
Nu er evenwel een geschikte entstof is ontwikkeld, komt
steeds meer de vraag naar voren of een systematische
voorbehoedende enting niet meer perspektieven biedt.
Om de mogelijkheden hiervan na te gaan zijn door de
Gezondheidsdienst voor Dieren in Noord-Brabant in
1971 en 1972 een aantal proeven genomen. Daarbij ging
het vooral om de vraag of de inentingen geen schade
lijke neveneffekten tot gevolg hadden. Dit bleek zowel
wat de bevruchti'ngsresultatesn en toomgrootten bij zeu
gen als de groei en het uitvalpercentage bij biggen be
treft, niet het geval te zijn.
Omdat in het gebied rondom Baarle-Nassau reeds
enige tijd veelvuldig varkenspest voorkwam, werd in
overleg tussen Veeartsenijkundige Dienst, bedrijfsleven,
betreffende dierenartsen en de Gezondheidsdienst be
sloten hier een systematische inenting te doen plaats
vinden. Van deze eerste inenting op grote schaal tegen
varkenspest in Nederland vond de eerste ronde plaats
van 20 t/m 31 maart j.l. In totaal werden in deze periode
ruim 126.000 varkens ingeënt, terwijl in de loop van 1973
nog eens een kleine 200.000 varkens en/of biggen zul
len moeten worden bijgeënt.
Duidelijk is dat dit initiatief van het bedrijfsleven van
ONS COMMENTAAR
enorme betekenis voor de bestrijding van de varkens
pest kan zijn.
METEN MET 2 MATEN
Des te teleurstellender is het dan ook te moeten kon
stateren dat de overheid niet bereid is op enigerlei wijze
in de kosten bij te dragen.
En dat terwijl door deze voorbehoedende inentingen
de aan het afslachten verbonden kosten kunnen worden
gedrukt. Afslachtkosten die dit jaar nu al meer bedra
gen dan de totale kosten verbonden aan het op deze
wijze inenten van de hele Nederlandse varkensstapel.
Nu komen de totale entkosten, die op 750.000 wor
den geraamd geheel voor rekening van het bedrijfsleven.
Nog onbegrijpelijker wordt deze houding van de over
heid, nu gebleken is dat men wel bereid was voor een
zelfde enting tegen varkenspest in de Gelderse Vallei
een subsidie van ƒ250.000 ter beschikking te stellen.
De Minister motiveerde dit, in zijn antwoord op schrif
telijke vragen vanuit de Tweede Kamer, met onder meer
te stellen dat er anders in de Gelderse Vallei onvol
doende zekerheid bestond dat het hele entprogramma
zou kunnen worden uitgevoerd. Dit omdat het georga
niseerde bedrijfsleven hier, in tegenstelling tot in Noord-
Brabant, wat aarzelde de financiering van de entings-
kosten voor haar rekening te nemen. Een wel zeer aan
vechtbare redenering. Te meer daar de minister overi
gens als beweegreden aangeeft dat niet met een één
malige inenting volstaan kan worden, terwijl de bijdrage
in de kosten met name ook is verstrekt in het algemeen
belang, in verband met het gevaar dat de varkenspest
zich door het heel land zal verspreiden. Wij dachten dat
deze laatste motieven in even sterke mate op het gebied
Baarle-Nassau van toepassing zijn.
Blijkbaar moet men zich eerst wat aarzelend opstel
len, in plaats van doortastend op te treden, om voor een
overheidsbijdrage in aanmerking te komen. Wij kunnen
dan ook niet anders concluderen dan dat hier met 2
maten is gemeten.
Desondanks heeft in Noord-Brabant in het betrokken
gebied op 100% der bedrijven inenting plaats gevon
den, terwijl in de Gelderse Vallei een kleine 10% der
varkenshouders toch nog hebben geweigerd om aan de
enting mee te doen.
De Brabantse varkenshouders hebben blijkbaar heel
wat beter dan de Minister Jaegrepen welke belangen er
hier, ook voor de overheid, op het spel staan. Wij ver
trouwen er dan ook op dat deze voor de varkenspest-
bestrijding zo belangrijke inentingsproef in Noord-Bra
bant onverminderd, zal worden voortgezet.
LUTEIJN.