Langs de melkweg
T°l besluit volgt nog een overzicht van de gemiddelde kosten en opbrengsten per
dier per dag van de 8 Brabantse opfokbedrijven. Deze zijn gevonden door de
totale kosten en opbrengsten te delen door het totaal aantal dierdagen, waarbij ook
het aanwezige eigen vee meetelt. Dit heeft tot gevolg dat de gemiddelde opfokvergoe
ding per dier per dag van 1,62 tot 1,52 is gedaald en dat er ook een post omzet en
aanwas voorkomt die bij uitsluitend opfokken voor derden niet voor kan komen. De
overige opbrengsten hebben voornamelijk betrekking op een toename van de voorraad
uit eigen bedrijf gewonnen ruwvoer.
(LXXXVI)
Melkvee, zuivel en
postzegels
BIJ dit schrijven over postzegels zijn we geïnspireerd
door een artikel vah E. Steinbach in het blad
„Filatelie" van augustus 1972. Deze geeft hierin een over
zicht van de postzegels waarop melkvee en zuivelproduk-
ten zijn weergegeven. Daaruit blijkt dat zeer veel landen
postzegels met afbeeldingen van melkvee en zuivelpro-
dukten uitgeven. Een koe of stier is als motief door veel
landen gebruikt. Dit betreft meestal een inheems ras
maar ook een enkele keer een import ras. Zo gaf o.a.
Uruguay in 1966 een postzegel uit met een afbeelding
van een stier van het Fries-Hollandse type en Albanië
in 1968 een koed van hetzelfde ras. Zo zijn er ook meer
dere zegels met betrekking tot de melkwinning, con-
sumptiemelk en zuivelprodukten. Het zou veel te ver
voeren om hiervan een volledige weergave te doen. Enke
le zegels menen we toch echter te moeten melden. Dit
betreft:
11
INVLOED HOGERE MELKGIFT EN MELKPRIJS OP INKOMEN
Arbeidsinkomen per bedrijf 21774 25573
Netto overschot 3205 3209
Aantal arbeidsuren 3494 4025
Arbeidsinkomen per arbeidsuur 6.23 6.35
Bedacht moet echter worden dat ook het tegenovergestelde geval zich kan voordoen.
Als de melkgift op de weidebedrijven beneden de in de begroting vastgelegde ver
wachting zou blijven en/of de opbrengstprijs van de melk tegen zou vallen, dan zou
het inkomen van de weidebedrijven beneden dat van de opfokbedrijven dalen.
Intussen heeft de grote afwijking tussen voorcalculatie en werkelijkheid in het
boekjaar 1971/'72 wel tot gevolg gehad dat de adviesprijs op een kortere termijn op
nieuw wordt bekeken en indien nodig aangepast. Zo is de opfokvergoeding die vanaf
1 mei 1972 was gesteld op 1,71 per dier per dag, per 1 november 1972 verhoogd t,
1,85. Aanleiding tot deze verhoging waren de stijging van de prijzen van melk en vee.
In tabel III zijn de resultaten van de weidebedrijven met dit voordeel van 6729,
verminderd. Het blijkt dan het arbeidsinkomen op de opfokbedrijven nog 3800,
achterblijft bij dat van de weidebedrijven. De weidebedrijven hebben echter hogere
arbeidskosten zodat het netto overschot voor beide groepen van bedrijven gelijk is.
Tabel III opfokbedrijven weidebedrijven
D invloed van een hogere melkgift en opbrengstprijs van de melk is echter goed
te berekenen. We nemen daarbij aan dat voor 157 kg meer melk 70 kg extra
krachtvoer nodig is geweest tegen een prijs van 35 cent. De hogere melkgift heeft dan
de weidebedrijven een voordeel opgeleverd van:
157 k gmelk k 38 cent is 59,66
af: 70 kg krachtvoer k 35 cent 24,50
Voordeel per koe
35,16
Bij 39 koeien wordt dit
De hogere melkprijs heeft voor de weidebedrijven een voordeel
opgeleverd van: 4657 (kg melk) x 39 (koeien) x 2,95 cent is
Totaal voordeel voor de weidebedrijven
1371,per bedrijf
5358,per bedrijf
6729,-
DE INTEGRATIE
2JOALS bekend mag worden verondersteld speelt in Noord-Brabant de integratie
gedachte bij de kalveropfok een belangrijke rol. In de commissie van begelei
ding waarin zowel de opfokkers als de melkveehouders die de opfok van hun jongvee
afstoten, zijn vertegenwoordigd, gaat men er van uit dat voor de opfokvergoeding een
bedrag moet worden geadviseerd, waarbij het totale inkomen uit de rundveehouderij
bij een gelijke arbeidsprestatie gelijkelijk tussen melkveehouders en opfokkers moet
worden verdeeld. Voor het berekenen van deze adviesprijs worden voor de aanvang
van het boekjaar waarvoor deze adviesprijs moet gelden bedrijfsbegrotingen opgesteld.
Dit voorcalculatorisch element in de adviesprijs houdt echter in dat zich in de loop
van het boekjaar wijzigingen in prijzen en omstandigheden kunnen voordoen, die niet
van te voren kunnen worden voorzien, maar intussen de verdeling van de inkomsten
tussen opfokkers en melkveehouders kunnen verstoren. Dit nu heeft zich in het boek
jaar 1971/'72 voorgedaan. In de bedrijfsbegroting voor de melkveehouder werd uitge
gaan van een melkproduktie per koe van 4500 kg en een opbrengstprijs van de melk
van 38 cent. Op de 22 weidebedrijven werd echter een melkproduktie per koe gereali
seerd van 4657 kg en een opbrengstprijs van de melk van 40.95 cent. Daarnaast is in
de begroting uitgegaan van een omzet en aanwaspost per koe van 497,terwijl dit
op de weidebedrijven ƒ671,was. De post omzet en aanwas per koe wordt e~.hter
sterk beïnvloed door de verhouding melkvee/jongvee. In de begrotingen is uitgegaan
van 1.22 G.V.E. per koe terwijl dtit op de weidebedrijven 1.43 G.V.E. per koe was. De
weidebedrijven zullen dus wel van de hogere veeprijzen hebben geprofiteerd maar de
betekenis hiervan is wat moeilijk in cijfers uit te drukken.
OVERZICHT GEMIDDELDE KOSTEN - OPBRENGSTEN
Kosten per dier per dag in centen
Opbrengsten per dier per dag in centen
Arbeidskosten
47
Opfokvergoeding
152
Werk door derden
9
Omzet en aanwas
12
Werktuigkosten
12
Overige opbrengsten
3
Veevoer
57
Veearts, fokverg. dekg. rente
7
Totaal opbrengsten
167
Meststoffen, zaaizaad
12
Totaal kosten
175
Grond en gebouwen
24
Algemene kosten
7
Netto overschot
8
Arbeidsinkomen
39
Totaal
175
Ing. J. H. LANTINGA
Consulentschap voor de akkerbouw
en rundveehouderij Goes
POSTZEGELS zijn algemeen bekend. Ze worden na
genoeg over de gehele wereld gebruikt en dienen
om de verzendkosten van brieven, kaarten e.d. te vol
doen. Op de postzegels is de naam van het betreffende
land alsmede de frankeerwaarde vermeld. Groot-Britta-
nië maakt hierop een uitzondering. Op de Engelse post
zegels ontbreekt de naam van het land. Bovendien staat
op elke Britse postzegel een beeltenis van de regerende
koning of koningin.
Het gebruik van postzegels is in elk land bij de wet
geregeld. Postzegels zijn al van oude datum. De eerste
verschenen op 6 mei 1840 in Engeland. In ons land da
teert dit van 1852. Deze postzegels waren in waarden
van 5, 10 en 15 centen en droegen de beeltenis van Ko
ning Willem III. Op veel postzegels wordt nog steeds de
beeltenis van het regerende staatshoofd van het betref
fende landi afgedrukt.
Daarnaast kennen we o.a. herdenkingszegels, die be
trekking hebben op:
a. belangrijke gebeurtenissen
b. personen met een belangrijke staat van dienst.
Ook worden motieven afgebeeld die betrekking hebben
op ontwikkelingen of een inzicht geven in de economie
of het karakter van het betreffende land.
land
jaar
motief
Oost-Duitsland
1962
12-stands visgraatmelkstal
Zwitserland
1946
bereiding van Emmentaler kaas
Nieuw-Zeeland
1960
bereiding van boter in fabrieken
West-Duitsland
1958
bereiding van boter op de boer.
derij
Mongolië
1969
melken van paarden
China
1955
melkster in wit gekleed
glJ de inmiddels omstreeks 1300 verschenen Neder
landse postzegels zal men echter vergeefs zoeken
naar postzegels met een motief met betrekking op ons
melkvee en onze zuivel! Hieruit blijkt dat de posterijen
agrarisch Nederland stiefmoederlijk behandelt! Dit is te
betreuren. Nederland is immers een belangrijk exporte
rend land van fokvee en zuivelprodukten. Voornamelijk
hierdoor geniet ons land een grote bekendheid in de we
reld. De jaarlijkse produktiewaarde van de Nederlandse
rundveehouderij vertegenwoordigt een bedrag van rond
5000.000.000,—. Hiervan bestaat ongeveer deel uit
melkprodukten en ongeveer deel uit vlees en geëxpor
teerd vee. De opbrengst aan export van de zuivelproduk
ten vertegenwoordigde in 1971 een bedrag van rond de
2 miljard gulden. De veehouderij levert dus een belang--
rijke bijdrage van onze economie. De uitgifte van een
postzegel met een afbeelding van melkvee en/of zuivel
produkten zou een goede propaganda zijn!
Beter laat dan nooit!