NOG GEEN ECHT VOORJAAR
officieel orgaan van de maatschappij tot bevordering van landbouw, tuinbouw en veeteelt in zeeland en noord-brabant
VRIJDAG 23 MAART 1973
61e Jaargang - No. 3174
en tuinbouwMail
In het geheel van de Noord-Brabantse tuinbouw-produktie neemt de aardbeienteelt een zeer belangrijke plaats in.
Tweederde van het Nederlandse aardbeien-areaal ligt in Noord-Brabant. Daarbij is er sprake van een verschuiving
van de fabrieks- naar de consumptieaardbeienteelt en naar de glas- en verlate teelt. Ook in de verpakkingsaanvoer-
patroon hebben veranderingen plaats. In toenemende mate wordt gebruikgemaakt van de pondsverpakking in de Mon
te catini-krat De veiling Breda is een van de belangrijkste afzetpunten. In een artikel op pagina 15 wordt op e.e.a. na
der ingegaan en aan de hand van vele cijfers aangetoond dat de aardbeienieslt in Brabant nog „springlevend" is!
In dit nummer o.m.:
Verzekert Uw
hagelrisico Pagina 3
KNLC -
Inflatiebestrijding en
prijsverhoging Pagina 3
Uit de praktijk
Pagina 5-7
Agrarische bebouwing
en bestemmingsplannen
in Noord-Brabant
Pagina 6
Is aanzienlijke
uitbreiding van graanteelt
op Zeeuws
op Zeeuws akkerbouw
bedrijf mogelijk?
Pagina 9
De teelt van
frambozen en aardbeien
en Is trekken van witlof
aantrekkelijk
Pagina 12 - 13 - 15
Combineren maai- en
spuitwerkzaamheden
Pagina 14
Vee en vlees
Pagina 17
ONS COMMENTAAR
TATANNEER U dit commentaar leest zijn we weer
al een paar dagen het voorjaar 1973 binnen
getreden. Aan de veranderingen op het land is dat
al goed te merken. Evenals vorig jaar hadden de
meeste voorjaarswerkzaamheden immers weer een
bijzonder vlotte start. Na het gebrek aan mogelijkhe
den om in februari de kunstmest te strooien, hebben
velen nu toch nog betrekkelijk vroeg de eerste werk
zaamheden kunnen afronden. Dat kan de struktuur
van de grond en de groeiomstandigheden alleen maar
ten goede komen.
Duidelijk is weer eens naar voren gekomen van hoe
groot belang het is dat men met machines en grond
stoffen startklaar staat om van ieder werkbaar uur
te kunnen profiteren. Wat dat betreft hebben we de
indruk dat het de laatste jaren de goede kant op
gaat en dat men er steeds meer op ingesteld raakt
dat de meeste voorjaarswerkzaamheden in een zeer
korte periode moeten worden verwezenlijkt.
Voorjaar dus voor het werk op het land. Maar he
laas nog geen „voorjaar" wat het politieke klimaat
in ons land betreft. Bij de formatie van een nieuwe
regeringsploeg heeft het er de schijn van dat men
nog niet veel verder is dan de dag na de verkiezin
gen. Wij hebben de indruk dat sommige politici nog
heel wat van de landbouw zouden kunnen leren wat
het benutten van werkbare dagen in het voorjaar be
treft.
LANDBOUWREGELING IN GEVAAR
QOK wat de monetaire problemen betreft is er
nog geen sprake van een doorbreken van het
voorjaar. Na de moeilijkheden rondom het Engelse
pond en de eerste dollardevaluatie is de rust op de
geldmarkt eigenlijk nooit meer hersteld. Alle inge
wikkelde manipulaties, die door de experts der cen
trale banken zijn bedacht, kunnen niet verhelen dat
er fundamenteel iets fout is met ons geldstelsel. In
principe komt het er naar onze mening op neer dat
het huidige monetaire systeem niet meer voldoet aan
de hoge eisen die een sterk toegenomen wereld
handel, middels vooral international:) concerns met
vestigingen in vele landen, daaraan stelt. Het deva
lueren, revolueren of laten zweven van nationale va
luta's betekenen niet meer dan tijdelijke lapmiddelen,
maar zijn geen definitief geneesmiddel voor de kwaal.
Ook binnen de EEG worden de gevolgen van de
monetaire impasse steeds duidelijker merkbaar. De
zich steeds wijzigende onderlinge verhoudingen der
munteenheden brengen daarbij het zo zorgvuldig op
gebouwde landbouwbeleid aan het wankelen. Men
is in Brussel nog niet klaar met de eoe wijziging door
te berekenen of de andere dient zich al weer aan.
Van één EEG-prijsniveau voor de landbouw is in de
praktijk dan ook geen sprake meer. Slechts onderling
vaste waardeverhoudingen tussen de nationale mun
ten kan hier uiteindelijk voor de oplossing zorgen.
Als eerste stap daartoe is het dan in ieder geval nood
zakelijk dat de munteenheden van alle EEG-lidstaten
gezamenlijk gaan zweven op basis van een vaste on
derlinge waardeverhouding.
LANDBOUW-ECONOMISCH BERICHT
jCEN dezer dagen verscheen het landbouw-eco-
nomisch bericht 1973 met een overzicht van
de definitieve situatie in de landbouw over 1971/72,
de verwachting voor 1972/73 en de vooruitzichten
voor het seizoen 1973/74. Uit de vloed van cijferma
teriaal kan geconcludeerd worden dat 1971/72 voor
de landbouw in zijn geheel een aanmerkelijk beter
jaar is geweest dan 1970/71 en dat de resultaten over
1972/73 niet veel zullen afwijken van die over 1971/
12. Wel doen zich grote verschillen voor tussen bei
de seizoenen in de afzonderlijke akkerbouw- en vee-
houderijsektor.
En toch moet ook het LEI konstateren dat ondanks
deze gunstige inkomensontwikkeling, na het overi
gens wel bijzonder slechte jaar 1970/71, de landbouw
als geheel nog steeds met verlies werkt. Met andere
woorden arbeid en kapitaal worden ook in een rela
tief goed jaar nog steeds minder beloond dan elders
in onze maatschappij. Het verschil bedraagt voor de
hele landbouwsektor nog altijd meer dan 300 miljoen
gulden per jaar.
Tegen deze achtergrond moet naar onze mening
ook de prognose van het LEI voor 1973/74 gezien
worden dat, wil het landbouwinkomen relatief niet
verder achterop raken, een gemiddelde prijsverhoging
van 4 noodzakelijk is. Maar al te vlug wordt dit
vertaald in de zin dat dus een verhoging van de Brus
selse landbouwprijzen met gemiddeld 4 voldoende
zou zijn. Ook in sommige landbouwkringen konden we
dit geluid horen.
Men vergeet dan evenwel dat het LEI zijn bereke
ningen baseert op het dit jaar voor vele, vooral vrije,
produkten bijzonder gunstige prijsniveau, dat voor
namelijk door toevallige omstandigheden is tot stand
gekomen. Dit hoge prijspeil zal voor vele produkten
in de komende jaren gemiddeld zeker niet gehand
haafd blijven. Wil het landbouwinkomen voor 1973/
74 niet verder achterop raken, om van het inhalen
van een achterstand nog maar niet te spreken, dan
zullen in de eerste plaats de garantieprijzen met veel
meer dan 4 verhoogd dienen te worden. In feite
ondersteunen de LEI-berekeningen nog eens in an
dere bewoordingen de prijseisen der Europese land
bouworganisaties.
Van een echt doorbreken van het voorjaar voor de
landbouwinkomens kan op grond van dit LEI-bericht
dan ook nog niet gesproken worden. Daar kan eerst
sprake van zijn wanneer voor langere tijd de prijsstij
gingen der kostenfaktoren kunnen worden doorbe
rekend in de prijzen der produkten. In zekere zin dus
waardevaste Brusselse landbouwprijzen. Eerst dan is
een evenwichtige inkomensontwikkeling mogelijk.
Vandaag de dag zijn we voor hogere landbouwinko
mens nog te veel aangewezen op misoogsten of te
korten bij anderen.
LUTEIJN.