Wel of geen
verzekeringsplicht voor de
meewerkende zoon
6
KEUZE TUSSEN PARTICULIERE OF
VERPLICHTE VERZEKERINGEN
VERPLICHTE VERZEKERING EN
MAATSCHAP
Deze bijdrage is geschreven door
ir. J. F. J. Hoefmans, hoofd van de
Voorlichtingsdienst van de L.T.B. te
Haarlem. Een en ander bestond uit
een drietal artikelen die door ons
enigszins werden bewerkt en samen
gevoegd tot één. Dit teneinde een
eensluidend geheel te verkrijgen.
Tevens een kort commentaar op een
en ander door de heer J. de Lange
van de O.V.M.-ZLM verzekeringsin
stellingen.
■JOT voor kort werd voor het verzekeren van een op
het bedrijf meewerkende zoon tegen arbeidsonge
schiktheid en ziektekosten in bijna alle gevallen gead
viseerd van een pakket van de particuliere verzekeraar
gebruik te maken. Nu echter is er een regeling van de
Agrarisch Sociale Fondsen, de A.S.F., die inhoudt dat
onder bepaalde voorwaarden een thuis meewerkende
zoon verplicht verzekerd is. Verplicht verzekerd zijn be
tekent dat hij op dezelfde wijze verzekerd is als een
werknemer. Onder bepaalde voorwaarden dus. Als aan
die voorwaarden niet voldaan is dan kan alleen via de
particuliere verzekering het risico worden afgewenteld.
DE A.S.F.-REGELING
De A.S.F.-regeling die deze bedrijfsvereniging voor
thuis op het bedrijf meewerkende zoons in het leven
heeft geroepen luidt:
Inwonende minderjarige kinderen, die:
1. een vastovereengekomen loon in geld verdienen van
tenminste 30,per week;
2. welk loon ter beschikking van het kind komt;
zijn verplicht verzekerd.
Voor een meerderjarig kind geldt hetzelfde, maar dan
is het bedrag 60,per week. Dat wil zeggen dat alleen
al door de hoogte van de beloning van de zoon te varië
ren wel of niet verzekeringsplicht aanwezig is.
UITGANGSPUNT: GOEDE BELONING
Het is onverantwoord dat een thuis meewerkende zoon
minder verdient dan bijvoorbeeld een werknemer. Een
goede, zo hoog mogelijke beloning is voor de meewer
kende zoon van erg groot belang. Hij moet immers straks
de bedrijfsovername financieren. Daarvoor is kapitaal
nodig. De enige manier die deze zoon zelf in de hand
heeft om vermogen te vormen is sparen van zijn inkomen.
Een beloning ter hoogte van het C.A.O.-loon is dan
redelijk, doch méér is beter. Er moet dus niet volstaan
worden met 30,(of 60,per week uit te betalen.
Het vast overeengekomen loon, moet echter niet het
enige loon zijn. Naast dit vast overeengekomen loon moet
nog een aanvulling worden gegeven, die niet ter beschik
king van het kind wordt gesteld. Dat aanvullende ge
deelte blijft dan in het bedrijf zitten. Op deze wijze kan
de hoogte van de beloning gelijk zijn aan die bij CAX).-
beloning.
Door nu wel of niet 30,of meer per week (bij
meerderjarige 60,of meer per week) aan de zoon
uit te betalen valt hij al of niet onder de verplichte ver
zekering terwijl hij in zijn totaliteit toch redelijk beloond
wordt.
WAT IS VOORDELIGER OF BETER?
yyANNEER het mogelijk is wel of niet onder de ver
zekeringsplicht te vallen is het van belang te
weten van welke criteria een keuze gemaakt moet wor
den. Wanneer de risico-dekkingen van het particuliere
en het verplichte pakket hetzelfde zouden zijn, zouden
we alleen naar de premie kunnen kijken. De pakketten
verschillen echter nogal, zowel ten aanzien van de dek
king- en als ook van de kosten.
Allereerst de kosten. Door gebruik te maken van de
A.S.F,-regeling moet per jaar ongeveer de helft van de
premie worden betaald, die iemand met een CA.O.-loon
voor de werknemersverzekeringen betaalt, terwijl in
beide gevallen bijna hetzelfde verzekerd is. In het ver
plichte pakket zitten de verzekeringen tegen:
a. de geldelijke gevolgen van arbeidsongeschiktheid
(Z.W. en WAX).)
b. ziektekosten (ZJFVW.)
c. werkloosheid (W.W.)
Dit pakket kost bij de A.SE.-regeling voor een minder
jarige bijna 1.000,en voor een meerderjarige onge
veer 1.500,per jaar. Wanneer men zich particulier
wil verzekeren tegen dezelfde risico's (uitgezonderd
werkloosheid) dan kost dit pakket gemiddeld 1.600,
voor een minderjarige en 1.750,voor een meerder
jarige. Vergelijking van de A.S.F.-regeling met de parti
culiere verzekering valt dus uit in het voordeel van de
A^JF.-regeling. In 1973 zal dit verschil overigens kleiner
zijn als gevolg van de stijging van de WA.O.-premie tot
7,8%.
KANTTEKENINGEN BIJ WEL OF GEEN
VERZEKERINGSPLICHT
QVER de kwestie of de meewerkende zoon
nu wel verplicht of vrijwillig verzekerd
moet worden is al heel wat geschreven en ge
sproken. Deze kwestie is daarom actueel gewor
den omdat de bedrijfsvereniging voor de land
en tuinbouw het ,JA..S.F." op grond van en
binnen de wettelijke bepalingen mogelijk
heden geschapen heeft de meewerkende zoons
onder de verplichte verzekering te laten vallen.
Uiteraard unl het A.S.F. zeer gaarne de mee
werkende zoons in hun verzekeringsbestand op
nemen; immers het bestand aan werknemers
loopt steeds terug. Vroeger was het eenvoudig
onmogelijk een meewerkende ongehuwde min
der- of meerderjarige zoon onder de verplichte
verzekeringen te laten vallen omdat het crite
rium voor een loondienstverhouding was:
1. het bestaan van een arbeidsovereenkomst;
2. het bestaan van een normale gezagsverhou
ding en
3. het betalen van een normaal C.A.O.-loon.
Voor een meewerkende zoon werd geen van
deze drie criteria aangenomen en derhalve was
geen sprake van loondienst i.q. verplichte ver
zekering.
Met de invoering van de W.A.O. zijn genoem
de criteria vager komen te liggen. Het betalen
van loon is thans al voldoende. Het feit, dat onze
eigen voorlichters bijna dagelijks met deze vraag
worden geconfronteerd en het feit, dat de voor
lichtingsdienst van de L.T.B. een rapport over
deze kwestie heeft samengesteld en daaruit een
artikelenreeks heeft geproduceerd voor publika-
tie in de land- en tuinbouwbladen, doet ons we
derom naar de pen grijpen.
IN nevenstaand artikel stelt de voorlich
tingsdienst van de L.T.B.dat voor de
meewerkende zoons de A.S.F.-regeling moet
worden gekozen als zijnde de beste verzeke-
ringsvorm.
Wij van onze kant willen daar de volgende
kanttekening bij plaatsen.
Wij hebben ernstig bezwaar tegen de uit
drukking „besite verzekeringsvorm"Er zou
wat ons betreft mogen staan „goedkoopste
verzekeringsvorm". En waarom is het de
goedkoopste vorm? Omdat men met een
minimale loonsom (voor berekening van de
sociale lasten) toch kan profiteren van de
in de W.A.O. gestelde minimum-daglonen!
Ons tweede bezwaar, dat uit punt a voort
vloeit ia dit. De minimum beloningen van
f 30,resp. 60.door het A.S.F. kunnen
en zullen worden opgetrokken: zeker wan
neer het advies omtrent een verantwoorde
betaling aan medewerkende kinderen van
de voorlichtingsdienst door velen wordt op
gevolgd. Immers het profiteren van de
W.A.O.-dagloonregeling, waartegenover een
minimale bijdrage aan sociale lasten staat
kan alleen maar leiden tot het optrekken
van de loonsom of een verhoging van de
W.A.O.-premie. De W.A.O.-premie is overi
gens al voor 1973 verhoogd naar 7,8 (was
in 1972 5,4
fiEHALVE de premies willen we ook; een aantal voor
deliger punten vergelijken. De verplichte verzeke-
rnig kent een minimum dagloon, dat ingaat na één jaar
arbeidsongeschiktheid. Verder zijn de uitkeringen wel-
vaartsvast. Particulier kan wel een klimmende uitkering
worden verzekerd (3 klimmend), doch deze is niet
welvaartsvast. Bij verhoging van het verzekerde bedrag
moet bij de particuliere verzekering een medische keu-
ring plaatsvinden, uitgezonderd de 3 klimming.
De verplichte verzekering kent geen keuring. Dit is
niet nodig omdat het een verplichte verzekering is voor
alle werknemers. Wat de zektekosten betreft, deze zijn
zowel in het verplichte als in het particuliere pakket vol
ledig gedekt bij het ziekenfonds.
Beide verzekeringsmogelijkheden met elkaar verge
lijkend moet de conclusie luiden dat de A.S.F.-regeling
voor de op het bedrijf meewerkende zoon de beste ver
zekeringsvorm is. Dat komt vooral, doordat de A.S.F.-
regeling aanzienlijk goedkoper is tengevolge van het
minimum dagloonbesluit in de Wet op de arbeidsonge
schiktheid (WA.O.).
(Zie ft ig. 16.;
Ons derde bezwaar sluit hierop weer aan
n.l. wanneer de meewerkende zoon zelf
standig wordt en minstens 3 jaar verplicht
verzekerd is geweest dan zegt de voorlich
tingsdienst: kan hij zijn verzekeringen vrij
willig voortzetten bij het AS.F.?
In laatstgenoemd geval, dusi bij vrijwillige
voortzetting, moet echter wel van een nor
maal inkomen worden uitgegaan, unl men
althans ook iets trekken als men arbeidson
geschikt wordt. Maar dan gelden geen dag
loonregelingen van de W.A.O. meer!
Dan moet over het normale inkomen; stel
300,per week d.i. f 15.600,per jaar een
premie betaald worden, die gelijk is aan de
W.A.O.-premie. Zoals gesteld is deze voor
1973 7,8 hetgeen dan een premie arbeids<-
ongeschiktheidsverzekering van f 1.216,80
zou uitmaken. Bij eventuele volledige ar
beidsongeschiktheid ontvangt men dan 80
uitkering: evenals de wettelijk verzekerden.
De uitkering is dan wel waardevast. Over
het le jaar arbeidsongeschiktheid wordt
echter geen uitkering verstrekt!
Binnen hoeveel jaar deze premie op 10 of
daarboven zit is uiteraard niet te voorspel
len. Wel weten wij, dat deze wet gestart is
per 1 januari 1968 op 4,2 en voor 1973 op
7,8 staat terwijl de sprong van 1972 voor
1973 op 2,4 lag. Als de W.A.O.-premie
voor 1974 met hetzelfde percentage omhooa
gaat als in 1973 zitten we al boven de 10
en dit is niet denkbeeldig!
Dit is n.l. het punt bij onze volksverzekerin-
gen die we nu al hebben. Jaarlijks wordt
de inkomensgrens en meestal ook het per
centage opgetrokken. Bij de start van de
zegenrijke A Igemene Ouderdomswet
(A.O.W.) in 1957 ivas de maximum inko
mensgrens f 7.450,en de premie 6/2
Diegene die f 7.450,of meer verdiende in
1957 betaalde dus maximaal f 502,premie.
Voor 1973 is de maximum inkomensgrens
gesteld op f24.300,en de vremie f]';
J.0.4 De maximum premie bedraagt in
1973 derhalve f2.527,20!
Aan de hand van dit gegeven zien we, dat
de premie procentueel zeer geleidelijk is ge
stegen. DOOR HET JAARLIJKS OPTREK
KEN VAN DE INKOMENSGRENS IS DE
MAXIMAAL TE BETALEN PREMIE ECH
TER RUIM VERVIJFVOUDIGD!
Onze slotconclusie kan vrij eenvoudig zijn.
Zij die t.a.v. de Volksverzekeringen rond het
maximum inkomen zitten dragen meer bij
dan ze ooit zullen kunnen trekken. Diege
nen, die aan het minimum inkomen of net
daarboven zitten zullen praktisch meer trek
ken dan zij bijdragen in de pot. Dit is een
waarheid als een koe, daarom heet het ook
sociaal!
Nu gaat het er maar om waar de zelfstandi
ge ondernemer in land- en tuinbouw thans
zit of terecht komt d.w.z. bij de minimum
inkomens, half in of rond het maximum in
komen. In het eerste geval slechts kan men
verlangen naar nationalisering of zo u unl
nog meer Volksverzekeringen. Althans uit
een oogpunt van kosten!
de L.