Provinciale studiedag melkveehouderij te Middelburg 1973 Op 23 januari 1973 werd te Middel burg een Provinciale Studiedag Melk veehouderij gehouden. De organisato ren moesten constateren dat de deel name, circa 150 personen, beneden de verwachting bleef. Toch is hetgeen ge presteerd is van voldoende belang om algemeen wrat meer bekendheid té geven In overleg met ir. M. G. Ver boon van het C.A.R. Goes plaatsen wij deze week volledig de inleiding die door Drs. A. Leenders werd uitgespro ken. Dit mede omdat achteraf geble ken is dat hij achter in de zaal moei lijk te verstaan was. In volgende num mers wordt dan ingegaan op hetgeen prof. dr. ir. R. D. Politiek en ir. G. J. Wisselink behandelden. Huidige melkveehouderijbedrijven met 60 melkkoeien (40 per VAK) steken niet ver uit boven de minimumgrens van de bedrijfsomvang. PERSPECTIEF VAN DE NEDERLANDSE MELKVEEHOUDERIJ IN DE EEG Drs. A. LEENDERS, medewerker van het Directoraat Economije en Landbouwstructuur van de Europese Commissie IJET onderwerp in de titel Perspectief van de Nederlandse melkveehouderij in de EEG" is voor een verhandeling weinig aanlokkelijk. Wanneer men van perspectieven spreekt dan betekent dit het kijken in de toekomst. Nu is kijken niet moeilijk, maar iets zien wordt al een heel probleem! Om nog maar te zwijgen over de vraag wat men ziet! Aldus drs. A. Leenders die erop wees dat er vooral nu een aantal factoren in het spel zijn die de toekomst bijzonder onzeker maken. Zo start dit jaar het gemeenschap pelijk structuurbeleid, waarvan geen enkel mens het uiteindelijk resultaat kent. Op 1 januari is de Gemeen schap van de Zes met drie nieuwe leden uitgebreid. Ook hier een groot aantal onzekerheden. Over enkele maanden beginnen de nieuwe GATT-onder- handelingen, gericht op liberalisering en uitbreiding van de handel. Hieruit zullen ongetwijfeld resultaten voortvloeien die de landbouw van de Gemeenschap zullen raken. Naast de ontwikkelingslanden zal ook Amerika sterk streven naar uitbreiding van agrarische handel. Daarnaast zal het lawaai en de invloed van allerlei milieurakkers aanmerkelijk toenemen en ook de ontwikkelingen in de landbouw sterk beïnvloeden. Zoals gezegd ligt het uiteindelijk resultaat van het structuurbeleid in de schoot der Goden, doch ver wacht kan worden dat het een stimulerende invloed zal uitoefenen op de totale landbouwproduktie, waar tegenover echter een onvoldoende toename van de vraag zal staan. Overschotten zullen ook in de naaste toekomst het marktbeeld voor verschillende produk- ten blijven beheersen, wanneer althans geen aanvul lende maatregelen getroffen worden. De sterke stij ging van de overheidsuitgaven voor structuur- én prijspolitiek zullen tot veel kritiek aan het adres van de landbouw leiden en U weet uit ervaring dat de invloed van de publieke opinie op prijsbeslissingen in zulke situaties bijzonder groot is. Ziehier enkele, en bepaald niet alle, factoren die in de eerstvolgende jaren een grote invloed zullen hebben op de aard en het tempo van structurele en conjuncturele ontwikkelingen in de landbouw. Daar bij werken bepaalde factoren in dezelfde richting ter wijl andere weer volkomen tegen elkaar inwerken. In een dergelijke situatie is het geven van per spectieven een moeilijke, zoniet onmogelijke taak. Ik waag mij dan ook niet op dit terrein, in die zin dat ik U ga vertellen hoe de Nederlandse melkveehouderij sector er over 10 jaar uit zal zien, of en zo ja welke overschotten er dan zullen zijn, of wat de melkprijs in 1980 zou kunnen zijn. Ik ga in deze beschouwing alleen in op de aard en de richting van de invloed die van enkele van eerdergenoemde factoren op de lanbouw uitgaat, te weten: structuurpolitiek markt- en prijspolitiek STRUCTUURPOLITIEK A. HUIDIGE STRUCTUUR Wat de eerstgenoemde factor, de structuurpolitiek be treft, eerst een beeld van de huidige structuur van de Nederlandse melkveehouderij. De melkveehouderij schom melt in Nederland tussen 1, 3 en 1,6 melkkoe per ha, met een gemiddelde van 1,5. De gemiddelde veebezetting, uit gedrukt in GVE bedraagt ongeveer 2 per ha. Op grond van het gegeven dat de gemiddelde melkveebezetting, per bedrijf in Nederland 17,5 melkkoe beloopt, kan de gemiddelde oppervlakte van de melkveehouderijbedrijven berekend worden op rond 11,7 ha. Het zal u ongetwijfeld duidelijk zijn dat deze bedrijfs structuur allerminst gezond genoemd kan worden. De cijfers gaan nog meer spreken wanneer men het arbeids inkomen van deze bedrijven berekent. Uit de LEI-cijfers „Bedrijfsuitkomsten in de Landbouw" blijkt dat het ar beidsinkomen per VAK per melkkoe in de jaren 1966/'67 tot en met 1970/'71 varieert van 430,tot 680, met een gemiddelde van 530,Uit deze LEI-cijfers blijkt verder dat het gemiddelde arbeidsinkomen per melkkoe op grotere bedrijven lager is, n.l. ƒ490,dan op de kleinere bedrijven 645,Dit verschil is mede het gevolg van het feit dat het inkomen uit andere akti- viteiten meestal wordt op de kleinere bedrijven ook wat aan vereedelingslandbouw gedaan aan de melk veehouderij werd toegerekend, zodat de cijfers voor de kleinere bedrijven enigszins geflatteerd zijn. In het vervolg van dit betoog zal dan ook alleen uit gegaan worden van het gemiddelde arbeidsinkomen per melkkoe op de grotere bedrijven; dit is, afgerond, 500,Aangezien dit gemiddelde betrekking heeft op de periode 1967/68 tot 1970/'71 moet voor beide laatste jaren nog een correctie aangebracht worden. Hoewel in het jaar 1971/'72 de rentabiliteit als gevolg van de gun stige prijsontwikkeling sterk is gestegen, moet voor het lopende jaar met een relatieve daling gerekend worden. Voorlopige berekeningen tonen aan dat de Nederlandse melkveehouder hooguit 1 cent meer voor zijn melk zal krijgen dan vorig jaar. Anderzijds zijn de kosten verder gestegen en sommige zelfs in versneld tempo. Wanneer ik derhalve de rentabiliteitsverbetering voor deze twee jaar op 10 schat, dacht ik zeker niet laag te zitten. Dit zou dan betekenen dat eerdergenoemd arbeidsin komen per melkkoe van 500,zou zijn gestegen tot 550,Op basis van dit cijfer zou het Nederlandse melkveehouderijbedrijf dat een veebezetting heeft van gemiddeld 17,5 melkkoe, dit jaar een arbeidsinkomen verdienen van iets meer dan 9.500,(17,5 x 550 f= 9.625,Ik geloof dat dit cijfer wel voor zichzelf spreekt, (ƒ20.800,als paritair inkomen bij de rente subsidies). B. TE REALISEREN STRUCTUUR y weet dat u vanaf 1 januari van dit jaar van de mo gelijkheden van het gemeenschappelijk structuur beleid kunt profiteren. Ik veronderstel dat de inhoud ervan u bekend is en wil hier danook niet uitvoerig op ingaan. Met een paar cijfers zou ik u enkel willen illus treren wat een en ander voor de melkveehouderijsector betekent. U weet dat het vergelijkbaar arbeidsinkomen het doel tè dat bereikt moet worden na afsluiting van het ontwik kelingsplan van het zich moderniserende bedrijf, wil dit bedrijf althans voor de gegeven steunmaatregelen in aan merking komen. Tevens is het vergelijkbaar arbeidsin komen ook een grens, n.l. in die zin dat alleen die be drijven voor bedoelde steunmaatregelen in aanmerking kunnen komen, die op het moment van de aanvraag voor steun beneden dit inkomen zitten of waarvan kan wor den verwacht dat zij in de toekomst hieronder zullen komen. Dit vergelijkbaar arbeidsinkomen nu is voor Neder land/ voor het jaar 1972/'73 vastgesteld op 400,per week, ofwel afgerond op ƒ21.000,— per jaar. Wanneer ik nu weer teruggrijp naar de LEI-cijfers be treffende het gemiddelde arbeidsinkomen per VAK van 550,per melkkoe dan betekent dit dat op dit moment voor het bereiken van het vergelijkbaar arbeidsinkomen een melkveebezetting nodig is van 40 melkkoeien plus bijbehorend jongvee per VAK. Nu zult u misschien tegenwerpen dat dit cijfer in Ne derland waar de nieuwe stallen die de laatste twee, drie jaar gebouwd zijn alle een capaciteit hebben van 60 70 melkkoeien allang achterhaald is. Een nadere analyse van deze bedrijven toont echter aan dat deze bedrijven juist aan de gestelde norm beantwooden. Dit is, vooral uit sociaal oogpunt, ook alleszins wenselijk, zoals ik u dadelijk nog zal aantonen. yyANNEER meri n.l. de arbeidsbezetting op de bedrij ven met 60 of meer melkkoeien beziet dan blijkt dat deze rekening houdend met de aangewende hoe veelheid gezinsarbeid en loonwerk. zodanig is dat de melkveebezetting per VAK tussen de 36 en 45 melkkoeien ligt, wanneer het althans bedrijven met een eigen rund- voederwinning betreft. 'Een hogere melkveebezetting dan rond 40 melkkoeien per VAK is bij de huidige stand van de techniek uit sociaal oogpunt ook niet aanvaardbaar en niet in over eenstemming met de doelstelling van het gemeenschap pelijk structuurbeleid. Daar is immers expliciet gesteld dat het vergelijkbaar inkomen verdiend moet kunnen worden bij een maximale arbeidsduur van 2300 uur per jaar, welk aantal uren door Nederland is teruggebracht tot 2210 uur. Uit diverse onderzoekingen nu is gebleken dat de ge middelde hoeveelheid arbeid benodigd voor de verzor ging van één melkkoe met bijbehorend jongvee bij eigen ruwvoederwinning circa 60 uur per jaar bedraagt, indien althans het bedrijf beschikt over een moderne ligboxen- stal en een goed uitgeruste doorloop melkstal. Een melk veebezetting van 40 melkkoeien per VAK vergt een ar beidsduur van 2400 uur per jaar en schiet daarmee in feite al over de gestelde grens heen. Met deze cijfers en 'beschouwingen heb ik geenszins de huidige ontwikkeling in die Nederlandse melkveehou derij willen afkeuren of veroordelen Integendeel, het is een gezonde en noodzakelijke ontwikkeling. Ik heb alleen deze ontwikkeling in een juist daglicht willen plaatsen, in die zin dat de huidige melkveehouderijbedrijven met 60 of meer melkkoeien geen ver boven de minimumgrens uitstekende bedrijfsomvang is, zoals door velen vaak wordt gedacht en gezegd. Tevens hoop ik duidelijk ge maakt te hebben dat een ontwikkeling naar zuivere één- mansbedrijven met een dergelijke bedrijfsomvang uit sociaal oogpunt momenteel nog een bedenkelijke ontwik keling is en economisch gezien ook niet noodzakelijk is. Uiteraard zal de verdergaande technische ontwikkeling deze „sociale grens" verder doen opschuiven. ^EN aanzien van de vraag wat het eindresultaat van de ontwikkeling naar levensvatbare bedrijven voor de Nederlandse melkveehouderij zal zijn, moet ik het antwoord schuldig blijven. Theoretisch kan men be rekenen voor hoeveel levensvatbare melkveehouderijbe drijven in Nederland plaats zal zijn. Uitgaande van de veronderstelling dat de melkveebe zetting tot 2,5 GVE per ha zou stijgen en rekening hou dend met de jaarlijkse onttrekking van cultuurgrond voor niet agrarische doeleinden, zou er in Nederland plaats zijn voor ruim 30.000 gezinsbedrijven met een gemiddelde arbeidsbezetting van 1,5 VAK. Wanneer men dan be denkt dat het aantal melkveehouderijbedrijven in mei 14

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1973 | | pagina 14