Landbouw organisatieleven in het Europa van de tien FRANKRIJK Organiseren in La Douce France De stand van de landbouwgewassen 5 Mr. J. F. G. Schlingemann, vice-president van het KNLC, schreef voor de KNLC-bladen een negental artikelen waarin op populaire wijze het land bouworganisatieleven van de negen andere E.E.G.-landen wordt behandeld. Deze week de derde van deze bijdragen. XAEN kan niet beweren, dat het Franse Landbouw- organisatiewezen erg doorzichtig van opbouw en samenstelling is. Voor diegenen, die er via de ver schillende samenwerkingsvormen in internationaal verband veel en langer mee te maken hebben, is het wel duidelijk, dat er twee organisaties èn qua werk èn qua invloed bij de regering boven de vele andere uitspringen. Het zijn de F.N.S.E.A. Fédération Na tionale des Syndicats d'Exploitants Agricoles en A.P.C.A. Assemblée Permanente des Chambres d'Agriculture. Daarnaast speelt de jongerenorganisa tie de C.N.J.A. Centre National des Jeunes Agricul- teurs een rol van betekenis. Laat ons beginnen met iets te zeggen over de F.N.S.E.A., die het meest te vergelijken valt met onze standsorganisaties, maar die toch meer een syndicaal en een strijdlustiger karakter toont, opgejut als zij wordt door de jongeren en door een vrij nieuwe, door communistische invloeden beheerste beweging, de M.O.D.E.F. Mouvement de Défense des Exploita tions Familiales die nogal wat aanhang in het Zui den en Zuid-Westen heeft. De F.N.S.E.A. heeft tot doel op het nationale en internationale vlak de morele, technische, sociale, economische en wettelijke belan gen van de bedrijfstak landbouw te vertegenwoor digen en te verdedigen. Alle handelsoperaties laat deze federatie aan anderen over, met name aan de coöperatieve instellingen, die ook weer nationaal ge bundeld zijn in enkele grote samenwerkingsorganen, die lang niet altijd met elkander overweg kunnen. Wel zijn er evenals bij ons vele persoonlijke banden met de coöperaties. DE opbouw is vrij ingewikkeld. Aan de ene kant steunt de organisatie op een 30.000 plaatselijke land-bouwverenigingen met 800.000 boeren en hun fami lies. Deze plaatselijke zijn weer samengebundeld in 90 departementale federaties. Tot zover lijkt alles normaal en perfect in orde. Maar wie het Franse platteland kent, weet, dat deze organisatie in het ene departement heel wat krachtiger optreedt dan in het andiere. Op de grote landelijke, jaarlijkse vergadering in februari in Parijs klaagde de secretaris-generaal een gekozen en dus politieke figuur dat vele plaatselijke verenigingen nauwelijks bestonden en niets deden. Aan de andere kant steunt de F.N.S.E.A. op de natio nale bonden per produkt, die dikwijls zelf zeer machtig zijn. Zo kennen wij een Bond van Graantelers, van sui kerbietentelers, van aardappeltelers, van melkproducen ten, van rundvleesproducenten, van groente en fruit, van wijnbouwers. De voorzitters van deze, zeer gespeciali seerde bonden, die èn in het technische èn in het beleids vlak veel voor hun leden doen, zijn veelal vice-voorzit- ters van de F.N.S.EA. Men krijgt door deze dubbele samenstelling, waarbij men gedeeltelijk ook de jongeren moet rekenen, een vrij verward beeld. Zo vertegenwoor digt niet alleen de F.N.S.EA. de Franse boeren en tuin ders, veehouders en wijnboeren in het COPA, maar zijn ook de Chambres die l'Agriculture, de jongeren en de coöperatieve toporganisatie lid van deze E.E.G.-land- bouworganisatie. Wel beschikt de federatie over een aantal dienstver lenende afdelingen, zoals voor economische, juridische, fiscale, sociale en internationale zaken en doet men aan voorlichting, aan cursussen en aan public relations. Er bestaat geen speciale band; imiet een der vele politieke partijen en richtingen, die er in Frankrijk bestaan en de leidende figuren, zoals voorzitter Michel Debatisse, secretaris-generaal Cormorèche, en de vice-voorzitters spelen ook geen direkte rol in de politiek. Geen van hen is lid van die Kamer van Afgevaardigden (Tweede Kamer) of de Senaat. Een van de in het buitenland bekendste vice-voorzitters is Jean Deleau, voorzitter van de mach tige bond van graantelers, lid van het Presidium van COPA en voorzitter van de wereldlandbouworganisatie, de I.F.A.P. Hij kan voor ons artikel tevens de schakel be tekenen naar de A.P.C.A., want de heer Deleau is tevens voorzitter van de Chambre de l'Agriculture in zijn de partement Pas de Calais. Zoals men ziet kent ook Frank rijk zijn druk bezette figuren! Jean Deleau, lid COPA Presidium en voorzitter I.F.A.P. D kamers van landbouw zijn in de loop van hun be staan in Frankrijk een betekenende rol gaan spelen in het landbouwbeleid, zulks in tegenstelling tot de Land- wirtsschaftskaimmer in Duitsland en Oostenrijk en onze Kamers van Koophandel. Zij zijn volgens de wet, waarbij zij in de twintiger jaren werden ingesteld, bij de Over heden en organen, die officieel de beroepsbelangen van de landbouw 'behartigen en deze Overheden met raad terzijde staan. Er is in iedier departement een Chambre de l'Agriculture en zij hebben een publiekrechtelijke sta tus. Zij kunnen dus, evenals dat in Nederland door het Landbouwschap geschiedt, heffingen aan de bedrijfsge- noten opleggen. Zij beschikken daarom in het algemeen over meer geld dan de F.N.S.EA., die het van vrijwillige contributies, afdrachten en heffingen hebben moet. In de betreffende wet is de samenstelling van de besturen geregeld), evenals de verkiezingsmethode, hun bevoegd heden, hun wijze van beraadslaging en hun manier van werken. Wij schreven hierboven met opzet de 'beroepsbelangen van de landbouw en niet van de landbouwers, want de Chambre wordt verkozen door de boeren en tuinders, de meerderjarige leden van hun families, de landarbeiders, de rustende boeren, de eigenaren aan die ene kant en de syndicaten (waaronder de regionale F.S.E.A.), de coöpe raties, de boerencredietbanken, de onderlinge sociale in stellingen en andere groeperingen van landbouw en handel. De verkiezingen, die elke vier jaar plaatsvinden staan de laatste jaren wat meer in de belangstelling, doordat de communistisch beïnvloede M.O.D.E.F. meedingt naar zetels en zulks hier en daar niet zonder succes. De hef fingen zijn steeds een percentage van de grondbelasting, die zoals men weet in Frankrijk ook een rol speelt bij de inkomstenbelasting. Iedere Chambre heeft het recht een eigen percentage te bepalen, dat door de Overheid moet worden goedgekeurd. In het ene departement was daar door van veel meer activiteit sprake dan in het andere. Maar sedert 1966 zijn de verschillende voorlichtings diensten gehergroepeerd en gecoördineerd en zo werken thans een 3000-tal voorlichters en voorlichtsters in de 89 departementen. De 89 voorzitters vormen de A.P.C.A., die in Parijs zetelt, eveneens een publiekrechtelijke sta tus bezit, een aantal diensten heeft en de regering ge vraagd en ongevraagd adviseert, zulks niet alleen over technische maar juist ook over beleidszaken, zoals de E.E.G.-politiek. Zoals reeds vermeld is de A.P.C.A. lid van COPA en speelt daarin een behoorlijke rol mee. j\LS laatste algemene organisatie moet nog iets ge zegd wordien over de C.N.JA., die een zelfstan dige, syndicale vereniging is van jonge boeren en kinde ren van boeren (1835 jaar). Hoewel organisatorisch wel verbonden met de F.N.S.EA., doet het bestuur dik wijls geheel onafhankelijke uitspraken en voert een eigen beleid. Het centrum is afzonderlijk lid van COPA en ver schilt dus in velerlei opzicht van de landbouwjongeren- organisaties in de andere E.E.G.-landen. Niet ontkend kan worden dat èn President de Gaulle èn zijn landbouw ministers maar ook Dr. Mansholt deze jongeren steunden. De eersten uit binnenlands partijpolitieke overwegingen, de laatste om druk op de ouderen uit te oefenen inzake het structuurbeleid. Door deze door de organisaties der ouderen niet geapprecieerde beïnvloeding, ontstonden nogal eens wrijvingen en werd de zwaarte van de C.N.J.A. hier en daar overschat. De laatste tijd zijn dit soort invloeden verminderd en de verhoudingen tussen F.N.S.E.A. en C.N.J.A. verbeterd. i ^ENSLOTTE een enkel woord over de grote coöpe ratieve instellingen, waarvan er een aantal sedert 1953 verenigd zijn in de Conféderation Nationale de la Mutualité, de la Coopération et du Crédit Agricoles (C.N.M.C.C.A.). De Fransman is over het algemeen een sterke individualist, zo ook de Franse boeren. Men krijgt daardoor wel eens de indruk, dat de coöperaties het daarom ook moeilijker hebben dan in ons land. Ook wet telijk kunnen zij hun vleugels minder ver uitslaan dan in Nederland. Niet voor niets is het idee van de „groupe- ments de producteurs" in delen van Frankrijk geboren en zeker in Bretagne, waar de vele kleinere boeren en groentetelers zich op deze wijze aaneensloten met steun van een regering die wel inzag dat het Franse afzet- systeem het zwakke punt was voor de Franse landbouw in de E.E.G. Juist door het welslagen van deze nieuwe samenwerkingsvorm in sommige delen van het land is het coöperatieve beeld nog ingewikkelder geworden dan het al was. De komende jaren zullen moeten leren in hoe verre de Franse boeren en tuinders profijt van deze situatie zullen trekken. Enkele gegevens over de Franse landbouw (ontleend aan een uitgave van het Ministerie van Landbouw). 1968 BEVOLKING EN INKOMEN Bevolking Bevolkingsdichtheid Percentage agrarische beroeps bevolking Boereninkomen in percentage nationaal inkomen 50,1 miljoen 91 per km2 15,5 8 OPPERVLAKTEN Ha. Akkerbouw 17,5 miljoen Grasland 13,8 miljoen Tuinbouw 2,1 miljoen Bos 12,78 miljoen VEESTAPEL Rundvee 21,9 miljoen Melkkoeien 9,3 miljoen Varkens 10,5 miljoen Schapen 9,5 miljoen Pluimvee 107 miljoen Tractoren 1,15 miljoen GEMIDDELDE OPBRENGSTEN Tarwe 3370 kg Gerst 3200 kg Aardappelen 20400 kg Suikerbieten 42700 kg Melk per koe 2952 kg Het percentage van de agrarische beroepsbevol king is inmiddels verder gedaald. Hoewel in dit voorjaar vroeg met de werkzaam heden kon worden begonnen en de start van de vroege gewassen in eerste instantie gunstig was, héb ben de weersomstandigheden van de afgelopen maand over het algemeen een remmende werking gehad. De granen staan er over het algemeen weelderig bij. Dit is het gevolg van de zachte winter, het goed op gang komen van de groei in het voorjaar (maart) en het sombere weer met veel neerslag in mei. Erg zware percelen met rogge en wintergerst zijn, mede door veel wind en slagregens, gaan legeren. Na zeer ernstige legering zijn enkele percelen gemaaid en ingekuild. In het algemeen maar vooral op de zand gronden komt aanzienlijk meeldauw voor in winter tarwe en wintergerst. Die vroegste percelen komen reeds in de aar. De stand van de zomergranen is goed, soms ook weelderig waarbij eveneens gevaar voor legeren aanwezig is. De belangstelling voor de teelt van snijmais is groot. De opkomst is goed geweest doch de ontwikke ling valt door het koude weer tegen. Tevens hebben vroege gewassen ook erg geleden van het storm achtige weer. Voor de peulvruchten met uitzondering van de bonen is het weerbeeld van de afgelopen periode niet al te ongunstig. Bij de erwten is er plaatselijk schade door vogels geconstateerd. Vooral in Zeeland hebben duiven bij de opkomst enkele percelen kaalgepikt. De koolzaadgewassen zijn, behalve op percelen met ongelijke stand door opkomstmoeilijk'heden, uit gebloeid. De ontwikkeling is dermate zwaar geworden dat veel legering is opgetreden. In vlas is plaatselijk, voornamelijk in Zeeland en Groningen, ernstige duivenschade voorgekomen. Ver schillende percelen zijn geheel vernietigd. De andere handelsgewassen karwij- en blauwmaan- zaad geven een goede, soms wat onregelmatige stand te zien Aardappelen staan er overwegend onregel matig bij. Dit is voornamelijk het gevolg van Rhi- zoctonia maar plaatselijk ook van Fusarium. Suikerbieten vertonen een zeer uiteenlopende stand. De opkomst was veelal onregelmatig en de ontwik keling is verder geremd door het weer. Tengevolge van te grote stuifschade en andere ongunstige teelt omstandigheden (zoals slechte opkomst) is circa 3 van het areaal in het gehele land overgezaaid, in Zee land is ongeveer 7 procent opnieuw gezaaid. De stand van de zaai-uien is overwegend goed; en kele percelen staan er minder goed bij door te diep zaaien.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1972 | | pagina 5