Voor- en nadelen van gespecialiseerde bedrijven f 168.000,— f 307.000,— i Jk «aPÖfc Consulentschap Varkens- en Pluimveehouderij - Tilburg G. VAN GORP. Specialisatie zal uit arbeidsoogpunt altijd aantrekkelijk zijn, maar als men er alles in gaat betrekken mag men de verwachting uitspreken dat bedrij ven met twee produktietakken de eerste jaren nog wel toekomst heb ben. QOOR de steeds stijgende loonkosten, welke dikwijls maar ten dele doorberekend kunnen worden in de prijzen, is het nodig deze kosten steeds kritisch te be kijken. De nieuwe ontwikkelingen bieden een aantal mo gelijkheden om arbeid te besparen door aanschaf van machines en/of door een betere inrichting van de be drijfsgebouwen. De rentabiliteit van deze investeringen is sterk afhankelijk van de productieomvang. Grotere eenheden zullen meestal een verlaging betekenen van de arbeidskosten per eenheid. Hét zal iedereen wel duidelijk zijn, dat een streven naar grotere eenheden gepaard gaat met specialisatie. De arbeid is echter maar één van de vele faktoren die bekeken moeten worden bij bedrijfsaanpassing. Belang rijke andere faktoren zijn: 1. Financiering en vermogensbehoefte. 2. Rendement van de investering. 3. Waardevastheid van de investering. 4. Mest- en giervraagstuk en hinderwet. 5. Sociale aspekten van het bedrijf. gOVENGENOEMDE faktoren zullen voor ieder be drijf afzonderlijk beoordeeld moeten worden. Bij bedrijfsaanpassing of bedrijfsovername is het daarom nodig deze punten eens naast elkaar te zetten, alvorens men voor een bepaald bedrijfstype gaat kiezen. In het volgende wordt op een en ander nader ingegaan. Daaruit kunnen de volgende conclusies worden getrokken. Uit de cijfervoorbeelden blijkt duidelijk dat het op zetten van aangepaste bedrijven met nieuwe gebou wen zeer moeilijk is. Het grote bedrag aan eigen kapitaal dat nodig is voor de liquiditeit van het bedrijf, zal voor vele jonge ondernemers niet haalbaar zijn. De bedrijfsopzet over een aantal jaren verdelen, kan de financiering vergemakkelijken mits men enkele goede jaren heeft. Het nadeel hiervan is echter dat de arbeidskosten per eenheid hoger liggen omdat men de arbeid die men op het bedrijf over heeft moeilijk elders in kan passen. Overname van bestaande bedrijven waarvan de ge bouwen voor een gedeelte afgeschreven zijn, zal over het algemeen gunstiger zijn mits men de veranderin gen uitvoert als het financieel goed mogelijk is. Het rendement van de veredelingsbedrijven is erg wisselend. Door de grote uitbreidingsmogelijkheden (niet grond gebonden) kan de produktie de vraag gaan overtreffen, waardoor prijsdalingen kunnen op treden die het rendement in gevaar kunnen brengen. Door nieuwe ontwikkelingen zijn de bedrijfsgebouwen erg vlug verouderd. Hierdoor ontstaat waardeverlies van de gebouwen. Kostprijsverhoging om het mestvraagstuk op te los sen zullen niet uitblijven. Bij een rente van 8 en een aflossing van de hypotheek in 30 jaar en de lening op vee en werktuigen en het borgstellingsfonds in 20 jaar, moet er voor rente en aflossing het eerste jaar opgebracht worden: Rundveehouderij 36.024 720,per koe 15 ct per 1 melk Akkerbouw 42.660 1422,— per ha. Fokzeugen f 23.650 236,50 per zeug f 15,75 per big. Mestvarkens 33.488 33,49 per mestv. 16 ct/kg varkensvlees. 3. WAARDEVASTHEID VAN DE INVESTERING QOOR de snelle veranderingen in de bedrijfsvoering, moet men het bedrijf te dik wijls aanpassen. Gebouwen en machines moeten soms al vervangen worden als nog maar een klein gedeelte is afgeschreven. De alternatieve aanwending van deze gebouwen is meestal klein. Als een bepaalde bedrijfstak niet meer rendabel is, zijn de gebouwen meestal niet veel waard (v.b. pluimveehouderij). Investering in grond is wel waardevast, mits men hem voor landbouwprijzen heeft aangekocht. Bij het zien van deze cijfers zullen een aantal ondernemers wel schrikken. Een jonge boer die een dergelijk plan had, zei eens: „ik moet er de eerste jaren een gewoonte van maken op iedere morgen 100,—uit te leggen voor rente en aflossing". Voor de zeugenhouderij is dit niet nodig maar voor andere bedrijven wel. 2. RENDEMENT VAN DE INVESTERING Om hierin een juist inzicht te krijgen zou men voor ieder bedrijfstype een afzonder lijke begroting met kosten en opbrengsten moeten maken. In dit artikel beperken wij ons tot een paar algemene opmerkingen. A. Bij de bovengenoemde bedrijfsopzet zal het eigen vermogen niet veel lager mogen zijn. B. De vakbekwame ondernemer met gunstige bedrijfsresultaten zal in aanmerking komen. C. Voor de varkenshouderijbedrijven met sterk wisselende prijzen en grote omzetten zijn de rendementsverséhillen zeer groot. D. De technische risico's zijn voor de varkenshouderijbedrijven ook zeer groot. E. De varkenshouderijbedrijven zullen van een goed jaar wat moeten reserveren om een slecht jaar te kunnen overbruggen. 10 prijsstijging of prijsdaling geeft ,de volgende veranderingen in het inkomen. 4. MEST- EN GIERVRAAGSTUK EN HINDERWET QOOR de grotere eenheden per bedrijf en meestal geen vergroting van de opper vlakte grond, dreigt er op een aantal gespecialiseerde varkens- en kippen- bedrijven een overschot aan mest te komen. Afvoer van deze mest kan in de toekomst wel eens over grotere afstanden moeten gebeuren. Dit zal kostprijsverhogend werken en kan het kostprijsverlagend effect van grotere eenheden wel eens overtreffen. Con centratie van grote eenheden varkens of kippen kan hinder veroorzaken voor om wonende bedrijven. Extra voorzieningen om deze hinder te verminderen werkt ook weer kostprijsverhogendi. 5. SOCIALE ASPECTEN VAN HET BEDRIJF a. Gebondenheid aan het bedrijf. b. Aard van het werk. c. Grote inkomensschomimelingen. De gebondenheid aan het bedrijf is voor het fokzeugenbedrijf het grootst. Akker bouw is minder gebonden. Voor het varkensmestbedrijf is het werk het minst afwis selend. Zwaar werk behoeft er niet veel meer te gebeuren. De inkomensschomme lingen zijn op de veredelingsbedrijven het grootst. Bij zwaar gefinancierde bedrijven kan dit wel eens moeilijkheden geven als men er niet tegen kan dat men rente en aflossing niet geheel kan voldoen of dat er niet voldoende geld beschikbaar is voor normale gezinsuitgaven. 1. VERMOGENSBEHOEFTE EN FINANCIERING Om enig inzicht in de vermogensbehoefte en de financiering te geven voor de ver schillende bedrijfstypen, wordt in de nu volgende voorbeelden uitgegaan van eige naars-bedrijven op basis van nieuwwaarde. Over de hoogte van de bedragen, kan van zelfsprekend van mening verschild worden. Dit is echter geen bezwaar als de ver houdingen voor de verschillende bedrijfstypen maar gelijk zijn en dat is in 'het vol gende het geval. a. Eenmansveehouderijbedrijf 20 ha met ligboxenstal, 50 melkkoeien Geïnvesteerd vermogen Grond 20 x 7000 140.000,— Gebouwen incl. woning 150.000, Werktuigen inrichting 50.000, Veestapel 75.000, Bedrijfskapitaal 15.000, 430.000,— Financiering Hypotheek grond 50 nieuw geb. Overdracht vee werkt. Borgstellingsfonds Blanco crediet Eigen vermogen 30 60.000,— 68.000 5.000,— 129.000,— 430.000,— b. Eenmansakkerbouwbedrijf 30 ha met gezamenlijke exploitatie van oogstwerktuigen Geïnvesteerd vermogen Grond 30 x 7000 Gebouwen incl. woning Machines Bedrijfskapitaal Financiering 210.000,— Hypotheek grond 230.000,— 180.000,50 gebouwen 100.000,Overdracht werkt. 50.000, 30.000,Oogstcrediet 15.000, 1 Borgstellingsfonds 69.000, 520.000,Eigen vermogen 30 156.000, c. Fokzeugenbedrijf met 100 zeugen gemiddeld aanwezig Geïnvesteerd vermogen 1 ha grond 10.000, Gebouwen incl. woning 237.000, Zeugenstapel 55.000, Bedrijfskapitaal 5.000, Financiering Hypotheek Borgstellingsfonds Blanco crediet Eigen vermogen 35 520.000,— 123.500,— 71.500,— 5.000,— 107.000,— 307.000,— Vfc- *:i Silo's werken gemakkelijker! d. Gespecialiseerd mestvarkensbedrijf 100 varkens gemiddeld aanwezig Geïnvesteerd vermogen 1 ha Grond f 10.000, Gebouwen incl. woning „322.000, Varkensstapel 140.000, Bedrijfskapitaal 10.000, 482.000,— Financiering Hypotheek Mestv. crediet Blanco crediet Borgstellingsfonds Eigen vermogen 30 166.000,- 140.000,- 10.000,- 21.000,- 145.000,- 482.000,- melkkoeien fokzeugen mestvarkens Aantal dieren per man 50 100 1000 Bruto opbrengst gld. 120.000 140.000 575.000 Arbeidsinkomen/dier (gld.) 700 300 30 Arbeidsinkomen/man/jaar gld. 36.000 20.000 30.000 Idem bij 10 prijsdaling (gld.) 13.000 16.000 1.2501) Idem bij 10 prijsstijging 47.000 44.000 58.750 Er is aangenomen dat prijsveranderingen voor 50 worden gecompenseerd door de biggenprijs.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1972 | | pagina 9