LANDBOUWSCHAP VAN HET BESPREKING MINISTER VAN LANDBOUW EN LANDBOUWSCHAP LANDBOUWSTRUCTUURBELEID DOOR BRIL VAN LANDBOUWSCHAP LANDBOUW NAUW BETROKKEN BIJ WET BODEMVERONTREINIGING AP 3 mei j.l. vond het maandelijks gesprek van mi- nister van Landbouw en Landbouwschap plaats. Er werd uitvoerig van gedachten gewisseld over het gemeenschappelijk structuurbeleid en het ruilverkavelingsbeleid. Het Landbouwschap achtte het gewenst, dat zo spoedig mogelijk wordt overgegaan tot de toepassing van de E.E.G.-richtlijn betreffende de modernisering van land- en tuinbouwbedrijven. Hoewel de inhoud van de richtlijn bekend is, wenst het bedrijfsleven meer inzicht in de procedure voor de toepassing van de E.EjG.-regeling. Aan de minister werd een nota overhandigd, waar in het Landbouwschap een eerste benadering geeft van het structuurbeleid. Uit deze zienswijze blijkt, dat een snelle toepassing van rentesteun wenselijk is. De bewindsman wees er op, dat de uitvoeringsbeslui ten in Brussel goedgekeurd moeten worden. Daarna zal hij tot een geleidelijke invoering van rentesteun overgaan. Hij prefereerde deze geleidelijkheid om daarmede voorrang te geven aan sectoren, waar het gevaar van ongewenste marktontwikkelingen ont breekt. De heer Lardinois dacht daarbij in de eerste plaats aan rentesteun in de akkerbouw- en veehoude rijsector. Voorts is de capaciteit van het nationaal ap paraat dat met de uitvoering belast is naar de me ning van de minister beperkt. Dat geldt vooral omdat er een grote stroom aanvragen voor rentesteun te verwachten is. [IET Landbouwschap daarentegen pleitte ervoor dat, zodra de uitvoeringsbesluiten genomen zijn, waar mogelijk met rentesteun gestart wordt. Het is van mening, dat de tuinbouw hiervan niet uitgesloten dient te worden. Overigens houdt het Landbouwschap vast aan de beperkende bepaling dat rentesteun niet mag leiden tot ongewenste produktie-explosies. Er is volgens het georganiseerd bedrijfsleven duidelijkheid gewenst in wat er in het kader van het steunbeleid wel en niet mogelijk is. Op verzoek van het Land bouwschap gaat de heer Lardinois er mee akkoord, dat het bestaande ambtelijk overleg geïntensiveerd wordt voor wat betreft de interpretatie en uitvoering van de EEG-richtlijnen. Een nader contact heeft plaats vóór 19 mei a.s., omdat het Ontwikkelings- en Saneringsfonds op die datum een bijeenkomst wijdt aan het EEG-structuurbeleid. [IET Landbouwschap heeft kennis genomen van- de 1 door de regering voorgenomen wijzigingen van het ruilverkavelingsbeleid. In de loop van de maand mei zal de minister een nota aanbieden aan de Twee de Kamer, waarin het EEG-structuurbeleid, het ruil verkavelingsbeleid en de Grondbank aan de orde ge steld worden. Tevens zal een ontwerp tot wijziging van de Ruilverkavelingswet worden ingediend, waar bij de huidige wet in enkele onderdelen zal worden herzien. Dit betreft de wijziging van de ruilverkave lingsrente en de stemmingsprocedure. Met de minister werd van gedachten gewisseld over deze voorgenomen wijziging in het ruilverkavelings beleid en het Landbouwschap drong bij de bewinds man met klem aan op een voortzetting van het ruil verkavelingsbeleid zo lang geen ander gelijkwaardig instrument gehanteerd wordt om de structuur in de landbouw te verbeteren. De minister beklemtoonde, dat de voorgenomen wijzigingen in het ruilverkave lingsbeleid beperkt gehouden zullen worden, in af wachting van een nieuwe landinrichtingswet waar voor op korte termijn een interdepartementale com missie ingesteld wordt. Het Landbouwschap beraadt zich thans ook over de toekomstige landinrichtings wet. In dat verband kan het wetsontwerp reconstruc tie Midden Delfland een nuttige toetssteen zijn. Ook werd de minister gewezen op de Duitse steun maatregelen voor aardappeltelers. Een subsidie op het gebruik van goedgekeurd pootgoed en het drogen van pootgoedoverschotten houden een directe concur rentievervalsing in ten opzichte van de Nederlandse telers pootaardappelen. Zolang er geen gemeenschap pelijke regeling voor aardappelen is, kan de minister niet ingrijpen. Bovendien meende de minister dat de Duitse telers een belangrijke hoeveelheid pootaard appelen uit Nederland ingevoerd hebben, zodat nau welijks van enige concurrentievervalsing sprake is. Het Landbouwschap betreurt overigens, dat er in de EEG geen gemeenschappelijke concurrentieregels voor aardappelen bestaan. LANDBOUWSTRUCTUURBELEID DOOR BRIL VAN LANDBOUWSCHAP [IET bestuur van het Landbouwschap heeft tijdens de openbare vergadering van 3 mei j.l. uitvoe rig gesproken over de jongste Brusselse besluiten in zake het EEG-landbouwstructuurbeleid. Het betreft een aantal richtlijnen, waarvan de inhoud nu bekend is en op de belangrijkste onderdelen van commentaar heeft voorzien. Wat de richtlijn voor de modernisering van land bouwbedrijven betreft, komen de kanttekeningen van het Landbouwschap hoofdzakelijk op het volgende neer: de administratieve uitvoering moet zo eenvoudig mogelijk zijn; het begrip „vergelijkbaar arbeidsinkomen buiten de lahdbouw" moet duidelijk omschreven worden; een variatie in de mate van rentesteun per inves- teringskategorie is ongewenst. In het algemeen zullen de investeringen, in het kader van een ont wikkelingsplan, betrekking hebben op erkende knelpunten; aanvullende voorwaarden bij de uitvoering van de steunregelingen zullen er niet toe mogen lei den dat de richtlijn op belangrijke punten niet zal worden toegepast; de richtlijn dient zo spoedig mogelijk te worden toegepast in alle sectoren waarvoor deze geldt; om de investeringen in de land- en tuinbouw niet te vertragen, zullen zo spoedig mogelijk ontwerp besluiten op nationaal niveau genomen moeten worden. JVE tweede richtlijn heeft betrekking op de bedrijfs- beëindiging in de landbouw. Deze richtlijn heeft hoofdzakelijk sociale aspecten. Er is volgens het Landbouwschap terecht geen enkele beperking in de EEG-regeling ten aanzien van verdergaande nationa le saneringsmaatregelen. Wanneer de richtlijn een regeling voorschrijft die voor zogenaamde beëindi gende werknemers en meewerkende gezinsleden gun stiger is dan de nationale regeling, zal de gemeen schappelijke regeling toegepast moeten worden. De derde richtlijn omvat de sociaal-economische voorlichting, de scholing van personen in de land bouw werkzaam en de omscholing naar niet-agrari- sche beroepen. Het Landbouwschap is van mening dat de kosten, die de-overheid in Brussel vergoed krijgt, aangewend worden voor een kwaliteitsverbe tering van de organisatievoorlichting. De in ons land bestaande scholingsvormen moeten naar hun aard en duur onder de toepassing van de EEG-richtlijn wor den gebracht. De zienswijze van het Landbouwschap ten aanzien van het gemeenschappelijk structuurbeleid wordt in een voorlopige nota weergegeven. Ondanks het voor lopige karakter zal de notitie ongetwijfeld nuttige in formatie kunnen geven. Wanneer men belangstelling heeft voor de Landbouwschapsnota „Landbouwstruc- tuurbeleid in EEG en Nederland" kan men deze be stellen bij de afdeling Pers en Voorlichting van het Landbouwschap (telefoon 070656920). LANDBOUW NAUW BETROKKEN BIJ WET BODEMVERONTREINIGING |jyE landbouw heeft groot belang bij de bestrijding u van bodemverontreiniging. Ruim 80 procent van het Nederlandse grondoppervlak is in gebruik bij de landbouw. Naar aanleiding van het voorontwerp van wet in zake de bodemverontreiniging geeft het Landbouw schap zijn commentaar in een brief aan de minister van Volksgezondheid en Milieuhygiëne. Het Land bouwschap is van oordeel dat verontreiniging van de bodem ook betekent vervuiling van het bodemwater, want de verplaatsing van verontreinigde stoffen in de bodem vindt in het algemeen plaats via het bo demwater. De samenstelling en kwaliteit van het bo demwater is in sterke mate bepalend voor de ontwik keling van de flora en fauna en voorts bepalend voor de geschiktheid van het grondwater ten behoeve van do drinkwatervoorziening. In de toekomst zal het op pervlaktewater van steeds grotere betekenis worden voor de waterbehoefte in ons land. Gezien de gevolgen die eventuele verontreiniging van het grondwater kan hebben voor de kwaliteit van het oppervlaktewater en ook omgekeerd, is het Land bouwschap voorstander van een zo nauw mogelijke relatie in wetgeving en uitvoering van het kwaliteits beheer van het oppervlaktewater en het grondwater door dezelfde instanties. In het wetsontwerp ligt deze nauwe relatie niet opgesloten. UET Landbouwschap heeft nog tegen een ander punt bezwaren. In 't wetsontwerp worden tot ver ontreinigende stoffen gerekend stoffen die niet alleen de gezondheid van de mens schaden of schade toe brengen aan planten, dieren of goederen, maar ook hinder voor de mens kunnen opleveren. „Deze inter pretatie", aldus het Landbouwschap, „zou er toe lei den, dat bijvoorbeeld de bemesting met stalmest en gier, noodzakelijk voor de instandhouding van de bo demvruchtbaarheid, de humusvorming en de struc tuurverbetering van de grond in het algemeen als een bodemverontreinigende handeling zou worden gekwalificeerd". En dat terwijl de bedoeling van het wetsontwerp is de bescherming en instandhouding van een gezonde flora en fauna. Het Landbouwschap is van mening dat een handeling die hinder voor de mens oplevert niet in deze wet maar via bijvoorbeeld de Hinderwet dient te worden geregeld. Ook het begrip „schade toebrengen aan planten en dieren" kan moeilijkheden geven bij de interpretatie van deze wet. Immers, het produktieproces in de landbouw gaat per definitie gepaard met het ingrij pen in het natuurlijk evenwicht van flora en fauna ten gunste van de door de ondernemer gewenste pro- dukten. Hier treedt reeds de Bestrijdingsmiddelenwet regelend op. Ten slotte pleit het Landbouwschap er voor, dat de minister van Landbouw by de totstandkoming van deze wet en bij de daarop gebaseerde uitvoerings maatregelen nauw betrokken is en mede verantwoor delijkheid dient te dragen. (Vervolg van pag. 3) de bijdrage-regeling voor samenwerkingsvormen weer te verregaand samengaan wordt verlangd! RUILVERKAVELING ITITGEBREID besprak het hoofdbestuur de stand van zaken bij het ruilverkavelingsbeleid aan de hand de berichten over de regeringsplannen en van konklusies van de commissie grondgebruik. Het hoofdbestuur betreurt in hoge mate. dat de regering toch haar plan doorzet om de jaarlijkse ruilverkave lingsrente beduidend te verhogen. Hier had een goe de mogelijkheid om de Nederlandse landbouw ver standig te steunen in zijn konkurrentiepositie onver kort behouden moeten blijven Van het voornemen om enige wijziging te brengen in de stemmingsprocedure kon begrip worden opge bracht. Van deze gelegenheid kan gebruik worden gemaakt om het belang van de meest betrokken on dernemers meer mee te doen wegen; het hoofdbe stuur voelt dan ook in meerderheid voor het pach tersstemrecht en een voorziening waardoor de pach ters een deel van de ruilverkavelingslasten meebeta len, voorzover dat de gewone pachtnormen over schrijdt. Wel wordt het gewenst geacht dat een ge wijzigd beleid wordt toegepast. EEG WELWILLEND TEGENOVER SUIKERAKKOORD DENATURATIE VAN ZACHTE TARWE IN DE EEG De EEG hoopt toe te treden tot de internationale sui kerovereenkomst wanneer de onderhandelingen over een hernieuwd akkoord over enkele maanden beginnen. Dit is vrijdag namens de Europese Gemeenschap meegedeeld in de UNCTAD-commissie voor de grondstoffen. De zes lidstaten en vier kandidaatsleden van de EEG zouden het hierover eens zijn. De ontwikkelingslanden hebben dit standpunt met veel belangstelling aangehoord en direct verzocht deze verklaring op te nemen in het ver slag van de commissie. In het verleden heeft de EEG toetreding tot de suikerovereerikomst, die in 1973 af loopt, geweigerd omdat ze de produktie-quota voor de EEG onvoldoende achtte. In de jaren 1973/1974 zal de EEG belangrijke besluiten moeten nemen voor het sui kerbeleid. Bij de onderhandelingen over de uitbreiding van de EEG zijn toezeggingen gedaan wat betreft de sui- kerinvoer uit de ontwikkelingslanden. PUBLIKATIE Proef met propyleenglycol als preventief middel tegen slepende melkziekte. Rapport nr. 2 van ihet Proefstation voor de Rundveehouderij te Wagenin- gen. Prijs f 3,te storten op giro 2307421 van het Proefstation voor de Rundveehouderij, Bornsesteeg 45, Wageningen. Het rapport geeft een overzicht van de proeven die zijn uitgevoerd op de proefboerderij „Zegveld" te Zegveld. Volgens opgave van die Diensten der Europese Com missie werden in de periode 1 augustus 1971 t/m 31 maart 1972 (8 maanden) de in het volgende overzicht vermeld, voorlopige hoeveelheden zachte tarwe in de Gemeenschap gedenatureerd. Met ter vergelijking de hoeveelheden in de zelfde periode 1970/'71 (in tonnen); l-8-'70 t/m 31-3-'71 l-8-'81 t/m 31-3-'72 Frankrijk 1273.000 1.329.000 België 218.000 252.000 Duitsland 856.000 851.000 Italië Luxemburg 5.000 6.000 Nederland 352.000 325.000 Totaal EEG 2.704.000 2.763.000 geen gegevens verstrekt.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1972 | | pagina 4