AAZIMAG
AAGRUNOL
DIT JAAR EEN
PRIMA UIEN-OOGST?
De modernisering van
landbouwbedrijven
15
E.E.G.-STRUCTUURBELEID
SPOEDIGE VASTSTELLI
NOODZAKELIJK
NG STEUN EN SUBSIDIE MAATREGELEN
Het Landbouwschap heeft de bestuursvergadering van 3 mei
j.l. voor een belangrijk gedeelte gewijd aan het EEG-structuur-
beleid. Dit vow onze boeren en tuinders zo belangrijk onder
werp, is in een nota van voorlopig commentaar voorzien, om
dat zowel de kaderverordening als de uitvoeringsbeschikkin
gen nog niet bekend zijn. Te zijner tijd zal het Landbouwschap
een brochure samenstellen die over het EEG-structuurbeleid
de nodige informatie zal geven. Belangstellenden zullen die
kunnen aanvragen.
Vooruitlopend op de nadere uitwerking en beslissingen van
het O.- en S.-fonds, hiervolgend enkele bijzonderheden over
wat onder een ontwikkelingsbedrijf wordt verstaan en het eer
ste commentaar daarop van de zijde van het Landbouwschap
(cursief)*
QE richtlijn betreffende de modernisering van landbouwbedrijven heeft tot doel
structurele voorwaarden te scheppen voor een «merkbare verbetering van het
inkomen en van de arbeids- en productieomstandigheden in de landbouw. Daartoe
worden de lid-staten verplicht een selectief steunbeleid in te voeren. Dit steunbeleid
zal zich moeten richten op landbouwbedrijven met ontwikkelingsmogelijkheden (de
z.g. ontwikkelingsbedrijven).
Onder ontwikkelingsbedrijf wordt verstaan een bedrijf, waarvan het bedrijfshoofd
de landbouw als hoofdberoep uitoefent, het bedrijfshoofd voldoende vakbekwaam is,
het bedrijfshoofd zich verplicht een bedrijfseconomische boekhouding bij te houden
en waarvan het bedrijfshoofd een ontwikkelingsplan voor het bedrijf opstelt. Het
bedrijf moet daarenboven een arbeidsinkomen hebben dat lager is dan het gemiddelde
brutoloon van niet-agrarische werknemers (art. 2).
In het Verdirag (Vijfde deel, Hoofdstuk 2, art. 189) wordt gesteld „dat een richtlijn
verbindend is ten aanzien van het te bereiken resultaat voor elke lid-staat waarvoor
zij bestemd is, doch aan de nationale instanties wordt de bevoegdheid gelaten vorm
en middelen te kiezen". Het Landbouwschap interpreteert op grond hiervan de richt
lijn dusdanig, dat de nationale overheid gebonden is de richtlijn uit te voeren.
Bij de vaststelling van het vergelijkbaar arbeidsinkomen mag indien nodig
rekening gehouden worden met de verschillen in het sociale stelsel voor landbouwers
en dat voor werknemers in loondienst buiten de landbouw. Een bedrijf is eveneens
een ontwikkelingsbedrijf, wanneer het arbeidsinkomen hoger is dan het inkomen bui
ten de landbouw maar de structuur van het landbouwbedrijf de handhaving van dit
inkomensniveau in gevaar brengt. Tenminste 50 van het inkomen van het bedrijfs
hoofd en tenminste 50 arbeidsduur moeten uit het landbouwbedrijf komen. De lid
staten stellen criteria vast, die voor de beoordeling van de vakbekwaamheid gelden.
Het ontwikkelingsplan moet aantonen, dat na een periode van tenminste 6 jaren
aan één of twee volwaardige arbeidskrachten tenminste een vergelijkbaar inkomen
kan worden verschaft. Teneinde aan te tonen of dit inderdaad het geval is, mag men
ook gebruik maken van een z.g. referentiebedrijf. Hieronder wordt verstaan een be
drijf, waarvan het arbeidsinkomen op het tijdstip van aanvraag gelijkwaardig is aan
het inkomen buiten de landbouw.
De lid-staten bepalen het minimum aantal volwaardige arbeidskrachten per bedrijfs-
type, het billijke rendement van de in het bedrijf geïnfesteerde vermogen en de hoog
te van het pariteitsinkomen. Verder moet de lid-staat vaststellen welk percentage
van het inkomen buiten de landbouw mag worden verdiend na voltooiing van het
ontwikkelingsplan. In leder geval mag ten hoogste 20 van het arbeidsinkomen uit
niet-agrarische werkzaamheden afkomstig zijn. Het pariteitsinkomen moet worden
bereikt zonder dat de jaarlijkse .werktijd 2300 uur overschrijdt (art. 4).
De Minister van Landbouw en Visserij heeft eerder verklaard dat het
parilciisinkomen thans op 20.000per volwaardige arbeidskracht kan
worden gesteld. Bij de bepaling van dit inkomen op individuele land- en
tuinbouwbedrijven dient voorts uit te worden gegaan van de werkelijk ver
richte hoeveelheid arbeid en een billijk rendement van het in het bedrijf
geïnvesteerde vermogen. Onder billijk rendement van het eigen bedrijfs
vermogen zal moeten worden verstaan de marktrente voor gebouwen en
roerende goederen en voor het grondkapitaal 3,5
ONTWIKKELINGSPLAN
,|TEN verzoek om steun kan uitgaan van een individueel bedrijfshoofd of van een
aantal bedrijfshoofden die samenwerken. Er mag geen enkel verschil gemaakt
worden tussen deze beide categorieën (art 5). In het ontwikkelingsplan moet zijn
opgenomen een beschrijving van de uitgangssituatie, een beschrijving van de situatie
na voltooiing van het plan alsmede de maatregelen en met name de investeringen
die nodig zijn om de beoogde resultaten te bereiken. Bij oppervlaktevergroting wordt
de toekomstige oppervlakte van het bedrijf gevormd door die bij de aanvang en die
grond, waarop hij rechten kan doen gelden (voorlopige koopcontracten), (art. 6 en 7).
Degenen, waarvan het ontwikkelingsplan is goedgekeurd, hebben een voorkeurs
recht op gronden die via een bedrijfsbeëindigingsregeling vrijkomen (art. 8).
De ontwikkelingsbedrijven hebben voorrang bij grondverwerving van de
bij bedrijfsbeëindiging (via een regelAngj vrijkomende landbouwgrond. In
de praktijk in Nederland zou een en ander bij een strikte interpretatie kun
nen betekenen, dat bij bedrijfsbeëindiging met behulp van de sanerings
regeling een voorkeursrecht voor ontwikkelingsbedrijven ontstaat, die uit
oogpunt van structuurverbetering minder gewenst kan zijn. Daarom dient
toewijzing van vrijkomende grond in ons land met de nodige souplesse te
worden toegepast.
RENTESUBSIDIES
0AARNAAST ontvangt men steun in de vorm van rentesubsidies op de voor de
uitvoering van het ontwikkelingsplan nodige investeringen en indien nood
zakelijk borgstellingen. Van rentesubsidie is uitgesloten de aankoop van grond. Alleen
de eerste in het kader van het ontwikkelingsplan aankoop van levend vee is
toegestaan (art. 8).
Pluimvee is voorhands van elke steun uitgesloten (art. 9). Andere aan
kopen dan hier uitdrukkelijk zijn uitgesloten kunnen in verband met de
uitvoering van het ontwikkelingsplan nodige investeringen worden gesub
sidieerd. De bedrijfsovernamefinanciering zou vergemakkelijkt kunnen
worden wanneer overdrachten van vader op zoon als „toegestane aa.
in de zin van de richtlijn' zouden geiden. De bedrijfsovername zou dt
paard moeten gaan met het indienen van een onwikkelingsplan.
De rentesubsidie heeft betrekking op een lening tot een maximaal bedrag van
40.000 r.e. per volwaardige arbeidskracht. De rentesubsidie bedraagt maximaal 5
en geldt in beginsel voor een duur van 15 jaar. Ten aanzien van de duur mogen de lid
staten afwijken en mag op 20 jaar worden gesteld voor onroerende goederen en op
10 jaar voor andere investeringen. De begunstigden moeten tenminste 3 rente zelf
betalen. Deze steun mag ook worden verstrekt in de vorm van kapitaalsubsidies
(volledig of voor een deel) of in de vorm van uitgestelde aflossingen. Combinaties
van deze systemen zijn ook toegestaan.
EENVOUDIGE UITVOERING NOODZAKELIJK
QP voorstel van de Commissie kan de Raad hogere rentesubsidies dan 5 toe
kennen, indien de situatie op de kapitaalmarkt dit wettigt en de rente die de
begunstigde moet betalen, verlagen tot 2 (art. 8).
Er zal naar gestreefd moeten worden, dat de uitvoering zo eenvoudig
mogelijk wordt. De voorkeur gaat uit naar het vaststellen van één percen
tage van rentesubsidie voor de gehele lening die voor de uitvoering van het
ontwikkelingsplan wordt afgesloten. Voorts zou in de uitvoering gewerkt
kunnen worden met meerdere groepen van investeringen, waarvoor ver
schillende aflossingsperioden gelden tussen 10 en 20 jaar. De uitvoering
wat betreft de rentesubsidies in de praktijk zou als volgt kunnen verlopen:
1. De aanvraag voor een lening wordt ingediend bij een plaatselijke bank.
2. Een afschrift van deze aanvraag met een ontwikkelingsplan gaat naar
de Provinciale Raad voor de Bedrijfsontwikkeling. Hierna wordt door
de H.I.D. voor de Bedrijfsontwikkeling een rapport gemaakt, over het
ontwikkelingsplan, waarin opgenomen het oordeel van de bank over de
aangevraagde lening. De beoordeling van het feit of de aanvrager een
pariteitsinkomen heeft en zo niet dit inkomen met het ontwikke
lingsplan kan bereiken, zou in beginsel kunnen geschieden op basis van
het aantal S.B.E.'s vóór en na de realisering van het ontwikkelingsplan.
Op deze wijze kan normatief worden vastgesteld het arbeidsinkomen
per volwaardige arbeidskracht bij 2300 uren thans, en na afloop van de
ontwikkelingspericde. Een ingewikkelde begroting wordt op deze wijze
voorkomen (schatten van prijsontwikkeling, kostenontwikkeling e.d
een detaillerinr die overigens geen juistheid garandeert)Het is een
bekend feit, dat bedrijven met dezelfde omvang (gemeten in S.B.E.'s)
grote inkomensverschillen kunnen opleveren. Over het algemeen is het
echter voor de voorlichting niet moeilijk te beoordelen of een bedrijf
onder of boven het gemiddelde zit. Dit zou in het rapport kunnen wor
den aangegeven. Bedrijven onder het gemiddelde zullen dan een hoger
aantal S.B.E.'s moeten bereiken, teneinde een paritair inkomen te be
halen.
3. Hierna wordt over de aanvraag beslist door de H.I.D.gehoord de Pro
vinciale Raad voor de Bedrijfsontwikkeling. Bij leningen, waarvoor
additionele garantie van het B.F. noodzakelijk is, zal de gebruikelijke
B.F.-procedure gevolgd kunnen worden. Bij de begeleiding van deze
procedure hebben de overheids- en organisatie voorlichtingsdiensten
een belangrijke taak.
(Zie verder pagr. 17)
Nog niet met zekerheid te zeggen natuurlijk!
Maar een zekerheid heeft u: VALSE MEELDAUW en
BLADVLEKKENZIEKTE zullen de uien geen schade
toebrengen. Mits u ze tenminste effektief beschermt.
Met
Neem geen risico's. Spuit met een in de praktijk beproefd en
betrouwbaar middel.
Vraag AAZIMAG aan uw leverancier of aan
N V. AAGRUNOL - GRONINGEN - TEL 050-34041