Varkenshouderijdag te Goes Varkensmester Tegels in Vlodrop heeft geen hinderwets vergunning nodig DE heer Tegels heeft zijn varkensmesterij midden in het dorp Vlodrop. Het aantal mestvarkens dat er gehouden wordt bedraagt 48. De van de varkens afkom stige vaste mest wordt dagelijks buiten de inrichting ge bracht en het mestvocht wordt door een gesloten leiding afgevoerd naar een ondergronds gelegen stapelput, van waaruit dit vocht in de ondergrond wegzakt. Gezien deze situatie concludeert de kroon dat het onderwerpelijke bedrijf niet aangemerkt kan worden als een inrichting uitsluitend! of in hoofdzaak bestemd tot het bewaren van mest en meststoffen als bedoeld in art. VELI a van het hinderbesluit. 15 C. W. M. BACKX, C.A.R. Goes. HET is van groot belang dat de varkenshouder middels een goede bedrijfsvoering tracht om goede technische resultaten te boeken. Immers daar mee kan hij een grote invloed uitoefenen op de renta biliteit van zijn varkenshouderij, aldus de heer G. Noorthoek te Anna Jacobapolder, voorzitter van de op 13 januari j.l. te Goes gehouden Zeeuwse Varkens- houderijdag. Deze stelde verder in zijn openingswoord, dat er in de toekomst hoge eisen gesteld zullen worden aan de ondernemers van varkenshouderijbedrijven. Het groter worden van de bedrijven en met name de spe cialisatie hebben een grotere kwetsbaarheid van de bedrijven meegebracht. Een verandering in opbrengst- prijs en/of kostprijs kan op een gespecialiseerd var- kenshouderijbedrijf een zeer grote invloed hebben op het arbeidsinkomen per man. De invloed die de indi viduele varkenshouder heeft op de marktprijs is klein. Het huidige prijsniveau brengt met zich mee, dat men alleen tot een aanvaardbaar inkomen kan ko men indien de technische resultaten goed zijn. Het is niet te verwachten dat hier de komende jaren grote verandering in zal komen. De voorzitter wees er verder nog op dat in de praktijk bijna ieder landbouwbedrijf hinderwetplichtig is. Voor de reeds bestaande bedrijven met intensieve veehouderij is destijds geen hinderwetvergunning aangevraagd. Aangenomen mag worden dat aan deze bedrijven, welke nog geen vergunning hebben, een vergunning zal worden verleend als zij op een be hoorlijke afstand van omwonenden zijn gelegen. Zijn deze bedrijven echter ongunstig gesitueerd dan zal rekening moeten worden gehouden met de mogelijk heid dat een vergunning geweigerd wordt. Helaas kan er dan niet op een schadevergoeding worden gere kend. Het is daarom wenselijk en noodzakelijk dat er regeling tot stand komt waardoor dergelijke gedu peerde bedrijven schadeloos worden gesteld. De vraag is echter wie deze vergoedingen moet gaan betalen, aldus de voorzitter. |r. Y. KROES, Consulent voor de Varkenshouderij i.a.d., ging in zijn inleiding nader in op enkele ontwikkelingen, die gaande zijn in de varkenshouderij. Het aantal bedrijven, waar varkens gehouden worden, neemt af, terwijl het totale aantal varkens toeneemt. De gemiddelde bedrijfsbezetting is blijkens de tellinggege- vens van mei 1971 gestegen van 73 stuks in 1970 naar 86 stuks in 1971. Met het groter worden van de bedrijven stijgt de vermogensbehoefte en de bedrijfsrisico's nemen toe. Deze groeiende bedrijfsomvang is dan ook van dui delijke invloed op de toename van de contractproduktie. Bij het aangaan van een contract moet u goed over wegen of het betreffende contract voor u en uw bedrijf goed is. Zet niet „zomaar" uw 'handtekening eronder. Laat u bij het aangaan van een contract deskundig voor lichten dioor b.v. de Standorganisaties en/of door de Rijkslandbouwvoorlichtingsdienst, aldus de heer Ir. Y. Kroes. Vanaf 1 januari 1.1. wordt het E.E.G.-klassificatie- systeem in ons land gebruikt als basis voor de uitbeta ling naar kwaliteit van de geslachte varkens. De klassi- ficatie wordt direct na het slachten uitgevoerd. Daarbij komen de volgende punten aan de ordie: 1. het gewicht; 2. de spekdikte en 3. het type (de bespiering). Uit de spekdiktebepaling en de typebeoordeling wordt de klassificatie verkregen. De uitbetaling is afhankelijk van de klassen waarin een varken is ingedeeld. Tussen de hoogste en de laagste uitbetalingsklasse zit een ver schil van 35 cent per kg geslaoht gewicht. Het is dus van groot belang er naar te streven om een prodiuct te leveren dat gewaardeerd kan worden in de hoogste prijsklassen. Een vlugschrift aangaande deze gewijzigde uitbetaling naar kwaliteit is gratis verknjgbaar bij o.a. het Consu lentschap voor de Varkens- en de Pluimveehouderij te Tilburg (tel. 04250—34599). Voorts noemde de heer Ir Y. Kroes in zijn uitvoerig betoog nog de opkomst van de fokbedrijven met een eigen fokprogramma, uitgaande van vleesfabrieken en/of vee voederfabrieken. Deze ontwikkeling heeft geleid tot wij ziging van de Verordening Beerhouderij van het Land bouwschap en tot de oprichting van de Stichting Fokke- rijiwezen in de Varkenshouderij. Qr. J. TESINK, Directeur van de Provinciale Gezond heidsdienst voor Dieren in Zeeland, ging in zijn betoog nader in op de te volgen procedure bij het ver krijgen van een Hinderwetvergunning. De vergunning wordt verleend door het Gemeentebestuur. Aan de ver lening kunnen voorwaarden verbonden worden. Even eens kan het Gemeentebestuur aan een verleende ver gunning op een later tijdstip nog nieuwe voorwaarden toevoegen als de ondervinding de noodzaak daarvan heeft aangetoond. Bij weigering van de vergunning kan de verzoeker (varkenshouder) binnen 20 dagen na de dagtekening van verzending van de beschikking (ver gunning) in beroep gaan bij de Kroon. Ook wanneer de vergunning verleend wordt onder bepaalde voorwaarden staat de mogelijkheid open om tegen de gestelde voor waarden in beroep te gaan, aldus de heer Dr. J. Tesink. Deze onderstreepte verder het belang nog voor de ver- edelingsbedrijven om in het bezit te zijn van een vergun ning krachtens de Hinderwet. |Jr. A. AiDRIAANSE, Inspecteur van Volksgezond heid voor de Hygiëne van het Milieu voor Zeeland, stond uitvoerig stil bij de problemen voor het milieu met betrekking tot de luchtverontreiniging; de waterveront reiniging; de bodemverontreiniging en de geluidshinder. Het moeilijkst is het probleem van de luchtverontreini ging, met name de stank. Hij noemde hiervoor twee theoretische oplossingen: het neimen van technische maatregelen en het treffen van een planologische ingreep. Het waterverontreinigingsprobleem hoeft in feite niet te 'bestaan, indien de afvalstoffen (mest) op de gebruikelijke wijze over het land worden verspreid. Voor het lozen van meststoffen op oppervlaktewater bestaat, gezien d-e Wet Verontreiniging Óppervlaktewateren, een absoluut verbod tot lozing anders dan met vergunning. De prak tijk leert dat geen enkele waterbeheerder een dergelijke vergunning verleent. Bij vestiging van nieuwe bedrijven of belangrijke uit breiding van bestaande bedrijven speelt i.v.m. de te ver wachten stankhinder de afstand tot de belendende be bouwing een grote rol, evenals de aard van de bebou wing. Voorop staat dat binnen de bebouwde kom ver- edelingsbedrijven niet dienen te worden toegelaten, onge acht de omvang, aldius de heer Dr. A. Adriaans©. Rest tenslotte nog te vermelden dat het forum, onder leiding van Ir. E. H. Ketelaars, Consulent voor de Var kens- en de Pluimveehouderij voor Noord-Brabant en Zeeland, vele vragen voorgelegd kreeg. Speciaal ten aan zien van de Hinderwet en de toekomstige ontwikkeling en opstelling van de varkensfokkerij (hybriden e.d.). Nu allerwege de varkensmesters op de verplichting gewezen worden een hinderwetsvergunning te moe ten hebben, komt daar het Koninklijk Besluit van 7 jan. 1972, waarbij beslist wordt dat een varkensmester in Vlodrop voor zijn bedrijf geen hinderwetsvergun ning nodig heeft. En dat nog wel voor een varkens mester die zijn bedrijf in de kom van het dorp uit oefent. Velen zullen zich afvragen hoe dit kan gebeu ren? Aldus meldt „Boer en Tuinder" van 10 februari j.l., waaraan wij het volgende ontlenen. De kroon concludeert verder dat, omdat evenmin een der andere in art. 1 Hinderbesluit genoemde inrichting- eisen aanwezig is (er worden geen mechanisch aangedre ven werktuigen gebruikt en er is geen propaan of butaan voor verwarming aanwezig, voor dit landbouwbedrijf geen hinderwetsvergunning vereist is. GEMEENTEBESTUUR BESCHIKTE AFWIJZEND Het gemeentebestuur had) op een aanvrage van Tegels voor een hinderwetsvergunning afwijzend beschikt. De afwezig werd hiermee gemotiveerd dat enkele buren be zwaar gemaakt hadden vanwege ernstige hinder door stank en vliegen en dat aan deze hinder in verband met de aard van het bedrijf, de ongunstige ligging binnen de bebouwing en de zeer geringe afstand tot de omliggende woningen, redelijkerwijze door het stellen van voorwaar den niet kan worden tegemoetgekomen. De heer Tegels had tegen de beslissing beroep aange tekend bij de Kroon. In dit beroep voert de heer Tegels aan dat de overlast van vliegen en stank die de recla manten ondervinden, niet van zijn varkensmsterij afkom stig kan zijn, doch waarschijnlijk veroorzaakt worden door andere agrarische bedrijven. Hij wijst er verder op dat de afvoer van gier door ondergrondse kanalen naar een zinkput geschiedt, waarvan het betonnen deksel on geveer 2 meter onder de begane grond ligt en dat de varkenshokken regelmatig met 'n anti-insectenmiddel worden bespoten. KROON GAAT NIET IN OP BEZWAREN Op de overweging van het gemeentebestuur dat ern stige hinder door stank en vliegen veroorzaakt wordt, gaat de Kroon helemaal niet in. De Kroon schaart zich duidelijk achter het rapport van de directeur-generaal van de arbeid van het ministerie van sociale zaken, waar in het volgende te lezen is. „Het stro waar de varkens op liggen wordt dagelijks ververst en het vuile stro met de mest wordt dan op een 'kar geladen en meteen afgevoerd naar een terrein buiten het dorp. Het mestvocht, voor zover dit niet door het stro wordt opgenomen, wordt door een gesloten leiding afgevoerd naar een ondergronds gelegen stapelput, van waaruit het in de ondergrond wegzakt." De conclusie van dit rapport is dat er hier thans geen sprake is van een hinderwetsplichiige Inrichting. iDe Kroon gaat dus niet na of er werkelijk ernstige hinder door stank en vliegen veroorzaakt wordt. Dit kan de Kroon ook niet, wanneer zij van mening is dat er geen hinderwetsplichtige inrichting aanwezig is. Dan is name lijk de hinderwet niet toepasselijk en blijft er voor de Kroon niets anders over dan het besluit van burgemees ter en wethouders te vernietigen en te beslissen dat voor de bovengenoemde inrichting geen vergunning ingevolge de hinderwet vereist is. Aldus heeft de Kroon dan ook in •het geval Tegels gedaan. DE HINDERWET IS NIET VERANDERD Met de beslissing in het geval-Tegels is er in de Hin derwet niets veranderd. Voor een inrichting bestemd tot bewaring van mest blijft een hinderwetsvergunning ver eist en wanneer op een bedrijf een mestvaalt aanwezig is, geldt de eis van vergunning volgens de rechtspraak van de Kroon voor de gehele inrichting en onder andere ook voor de varkenshokken. Uit het geval-Tegels kunnen we alleen leren dat er ook werkelijk sprake moet zijn van bewaring van mest, wil er gesproken kunnen worden van hun inrichting tot bewaring van mest. Enkele jaren geleden heeft de Kroon in het geval van een piepkuikenmesterij in Borgharen (L.) uitgemaakt dat er ook geen inrichting tot bewaring van mest aanwezig was. Het ging daarom een bedrijf waarin 30.000 piepkuikens gehouden werden op vloeren, waar houtmot gestrooid was en waar de mest van de piepkuikens zich vermengde met deze houtmot en telkens na een mestperiode van zeven weken geruimd werd. Ook daar achtte de Kroon geen hinderwetsvergun ning vereist. WAT SCHIETEN WE ER MEE OP? Met deze beide uitspraken kunnen we edht niet het hinderwetsprobleem voor de bedrijven in de kommen voor de dorpen oplossen. Bepaalde varkens- en pluim veehouders zouden echter wel naar aanleiding van deze Koninklijke 'besluiten kunnen nagaan of deze uitspraken ■mogelijkheden voor hun 'bedrijven inhouden. Wij meenden in ieder geval, omdat de toepassing van de Hinderwet schrijnende consequenties kan meebrengen, er goed aan te doen u van de uitspraak van de Kroon in het geval Tegels op de hoogte te stellen.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1972 | | pagina 15