officieel orgaan van de maatschappij tot bevordering van landbouw, tuinbouw en veeteelt in zeeland en noord-brabant
LANDBOUWBEGROTING I972
LANDBOUWBEGROTING LAAT VRAGEN OPEN n. L. C
lilililillalili .■iftUaawm-
VRIJDAG 24 SEPTEMBER 1971
59e Jaargang - No. 3099
land
en tuinbouwblad
Met Troonrede en Miljoenennota 1972 is het nieuwe parlementaire jaar weer begonnen. De financiële en eco
nomische toestand in ons land is somber en zorgelijk. Door de aangekondigde maatregelen zoals verhoging
en versnelde inning van de inkomstenbelasting, verhoging van de benzineaccijns, de motorrijtuigenbelasting
en de BTW op de electriciteitstarieven wordt de veelal toch al benarde inkomenssituatie in de land- en tuin
bouw nog zorgwekkender! De LE.I.-cijfers dienaangaande in de memorie van toelichting bij de Landbouwbe
groting spreken duidelijke taal!
In dit nummer o.m.:
Ontheffingsmogelijk
heden verplichte vrucht
wisseling aardappelen
Pagina 6
Erf beplanting
Pagina 7
Tuinbouwklanken
Pagina 8
Het eigen risico bij de
ziektekostenverzekering
Pagina 9
Voorkom nü melk-
produktiedaling
Pagina 10
Landbouwschap:
memorandum melkvee
houderij Pagina 13
VERSTERKING ECONOMISCHE GRONDSLAG LANDBOUWBEDRIJF
MOGELIJKHEID VAN EEN LANDINRICHTINGSWET WORDT ONDERZOCHT
Centraal staat de opgave te bereiken, dat de land
bouw in de moderne industriële maatschappij een
economisch en sociaal verantwoorde functie vervult
en tegelijkertijd een fundamentele bijdrage levert aan
de verbetering van ons leefklimaat. Voorts dwingen
de maatschappelijke ontwikkelingen tot inkrimping van
de agrarische beroepsbevolking. Door dit op sociaal
aanvaardbare wijze mogelijk te maken, wordt de weg
geëffend naar een effectieve structurele versterking
van de landbouw.
Aldus geeft de minister van landbouw en visserij,
ir. P. J. Lardinois, in een samenvatting zijn visie op
het in de zeventiger jaren te voeren landbouwbeleid
in de memorie van toelichting op de Landbouwbegro
ting 1972. De bewindsman acht de versterking van de
economische grondslagen van het landbouwbedrijf
bedrijfseconomisch zo goed als infrastructureel de
belangrijkste pijler in het te voeren beleid. Hij denkt
daarbij in het bijzonder aan die van het sociale beleid,
aan de belangen van de werknemers, alsook aan het
bevorderen van een gunstig economisch klimaat in en
een gezonde structuur vèn de betrokken sectoren.
Daarnaast blijft een kernpunt dat het tot de taak van
de overheid behoort de algemeen economische en so
ciale voorwaarden te scheppen op grond waarvan het
bedrijfsleven zelf ondernemers zo goed als werk
nemers hun verantwoordelijkheden zo volledig mo
gelijk tot gelding kunnen brengen.
Het handelen van de overheid zal vooral tot strek
king moeten hebben, ten behoeve van het bedrijfsleven
de keuzemogelijkheden voor het economisch handelen
te verruimen en te vergemakkelijken. De keuze op zich
behoort echter in de eerste plaats tot de verantwoor
delijkheid van de bedrijfsgenoten.
De handhaving van fundamentele uitgangspunten
voor de te voeren landbouwpolitiek behoeft niet in de
weg te staan aan de noodzakelijke aanpassing en ver
nieuwing van de inhoud van het beleid, waaraan des te
meer gewicht moet worden gehecht, omdat er geen
aanwijzingen zijn, dat de maatschappelijke ontwikke
lingen in een nabije toekomst tot een rustiger tempo
zullen terugkeren.
VIJF HOOFDLIJNEN
In het ontwikkelingsbeeld van land- en tuinbouw
onderkent minister Lardinois vijf 'hoofdlijnen, die naar
verwachting hun grote betekenis voor het in komende
jaren te voeren 'beleid behouden (en voor een belang
rijk deel hun oorsprong buiten de landbouw vinden).
Allereerst noemt hij het complex van factoren gevormd
door snelle afname van de beroepsbevolking en van
het aantal bedrijven, de toename van de arbeidspro-
duktiviteit en de daarmede samenhangende noodzake
lijkheid van bedrijfsvergroting voor wat de grondge
bonden produktietakken betreft. Dit complex zal zich
ook in de toekomst krachtig doen gelden en blijft een
gewichtig object voor de daarop afgestemde beleids
instrumenten, n.l. de begeleidingsregelingen voor af
vloeiing en herstructurering van het platteland.
Een tweede factor van betekenis is, dat de agra
rische gebieden geen uitsluitend agrarische functie
meer vervullen. De belangen van landbouw, land-
schapszorg, natuurbeheer, recreatie en zorg voor het
milieu zullen door een op synthese gericht beleid het
best gediend worden.
Een derde hoofdlijn is de toenemende behoefte aan
een uniform kwaliteitsprodukt, de snelle technolo
gische ontwikkeling alsmede het steeds kapitaalinten
siever karakter van de produktie in alle stadia van de
produktie- en voedselvoorzieningsketen leiden ertoe,
dat ook de impulsen ten gunste van een hechtere ver
ticale integratie krachtig zullen doorwerken. Het ver
der voortschrijden van dit proces is van wezenlijke
betekenis voor het ontstaan van stabieler marktver
houdingen. Het vormt uit dien hoofde tevens een factor
die van groeiend gewicht kan zijn voor de toekomstige
vormgeving van bet markt- en prijsbeleid.
(Zie verder pagina 4)
MOGELIJKHEDEN VOOR DOE-HET-ZELVERS
ALS we de begroting van Landbouw en Visserij voor 1972 met toelichting gaan beoordelen, moeten we wel
bedenken, dat hierin niet alles te vinden is over wat het nieuwe kabinet met boeren en tuinders voor
heeft. Het is niet toevallig dat in de regeringsverklaring van anderhalve maand geleden land- en tuinbouw
niet afzonderlijk behandeld werden. Het voor ons interessante stond in het kader van het beleid voor mid
den- en kleinbedrijf en voor de zelfstandigen (onbelaste pensioenreserve, arbeidsongeschiktheidsverzekering
en bedrijfsstructuurverbetering) en dat moet dus vooral in andere begrotingshoofdstukken worden gezocht.
Het ligt wel voor de hand dat minister Lardinois zijn begrotingstoelichting beginnen moet met vast te stel
len dat de maatschappelijk ontwikkeling versneld verder gaat en dat het landbouwbeleid zich daaraan moet
aanpassen. Het lijkt of zich direkt dan al een rode draad in het verhaal aftekent, n.l. deze dat de nadruk meer
komt te liggen op hulp bij het zelf doen op eigen verantwoordelijkheid. Ook het bedrijf op zich zelf moet ver
beterd worden, niet alleen de produktie-omstandigheden er omheen, zo heet het. De minister wil „de keuze
mogelijkheden voor het economisch handelen verruimen en vergemakkelijken".
Bij de opsomming van de voornaamste veranderingen waarmee het beleid rekening moet houden, valt op
hoe 's ministers probleemstelling toch sterk samenvalt met die van het Landbouwschap in zijn jongste publi-
katies: het aantal bedrijfsgenoten neemt snel af en de blijvers moeten zich navenant vergroten, land- en tuin
bouw zijn belangrijke landschapsbeheerders, de inflatie treft vooral ook boeren en tuinders. Aldus worden in
de inleiding van de begrotingstoelichting gevoelens verwoord die de landbouworganisaties niet vreemd zijn en
die de lezer hoop geven. (Zie verder pagina 3)