Energievoorziening agrarische bedrijven in Noord-Brabant H£t elektriciteitsbedrijf is een kapitaalintensief be drijf. Voor de opwekking, transport en distributie van elektrische energie moeten omvangrijke investerin gen plaatsvinden. De kapitaalslasten nemen dan ook een belangrijke plaats bij de kostenstructuur. Bij de P.N.E.M. bedragen de kapitaalslasten 48 van het kostentotaal. MEN kan ook over de „bedrijfstijd" van een afnemer spreken. Het zal duidelijk zijn dat een afnemer met een hoge bedrijfstijd een gunstiger tarief verdient dan een afnemer met een lage bedrijfstijd. Een afnemer die gedurende 6000 uren een constant vermogen ver langt van bijvoorbeeld 2 kW en gedurende 2700 uren helemaal niets, heeft een bedrijfstijd van 6000 uren. Een afnemer, die gedurende 1000 uren een vermogen verlangt van 10 kW en gedurende 2700 uren een vermogen van 1 kW heeft een bedrijfstijd van 1000 plus 2700 x 1/io 2970 uren. Men vindt voor een willekeurige afnemer de bedrijfstijd door het totaal van de door hem afgenomen kWh te delen door de hoogste belasting in kW die hij had. kWh: kW (hoogste) hb (bedrijfstijd). 7 In april j.L werd door de Prov. Noord-Brabantse Electriciteits Maat schappij (P.N.E.M.) te 's-Hertogen- bosch een informatiedag gehouden ova* de energievoorziening van agra rische bedrijven. Bij de stukken be horende bij de agenda van de op vrij dag 20 augustus te houden vergade ring van de Gewestelijke Raad voor Noord-Brabant van het Landbouw schap troffen wij samenvattingen van de op deze dag van de zijde van de P.N.E.M. gehouden inleidingen. Daar er uit de agrarische sector nog al eens vragen naar voren komen over het hoe en waarom van de tariefstel ling van de zijde van de Electriciteit Maatschappijen, ontlenen wij aan deze samenvattingen de volgende gegevens. RED. Dit kapitaalintensieve karakter gekoppeld aan de nood zaak van de aanleg van netten voor transport en distri butie leidt automatisch tot een monopolie en tot de wen selijkheid de energieverzorging onder te brengen in over heidsbedrijven. In ons landi zien we dan ook dat de elektriciteitsvoor ziening geheel in handen is van de overheid, hoofdzake lijk provinciale opwek- en distributiebedrijven. Deze be drijven beschikken over een rijksconcessie, die enerzijds een zekere monopoliepositie verschaft, doch anderzijds een leveringsplicht oplegt alsmede een toezicht van rijks wege. Een ander typerend kenmerk van een elektriciteitsbe drijf is, dat opslag van electriciteit niet mogelijk is, het geen betekent dat die capaciteit van de centrales en van de netten dient te zijn afgestemd op de maximaal te ver wachten vraag, dit is de maximum-belasting van het voor- zieningsgebied. In de centrale spreekt men op de momenten van hoog ste belasting van maximale belasting. De uren waarin deze maximale belasting valt, noemt men piekuren. Men kan ook van de maximale belasting van een afnemer spreken. Dat is dan de hoogste belasting in kW die een afnemer in een bepaalde maand heeft veroorzaakt. Het is dus die aanspraak die de afnemer doet op het vermogen (kW) naast de aanspraak die hij doet op de energie van de centrale (kWh). In de centrale moet men een goede prognose maken van de maximale belasting voor elke dag in de zomer en in de winter. Op deze prognose wordt bepaald welke machines doorlopend, tijdelijk of helemaal niet in bedrijf zullen zijn. Er staan dan natuur lijk een aantal machines geheel of gedeeltelijk werkloos. Wel, dat is jammer, maar diat kan niet anders. Op een ochtend in december, januari of februari valt de allerhoogste maximale belasting. Op welke dag weet geen sterveling. Maar het machinevermogen, de trans formatoren, de kabels en de bovengrondse leidingen moeten berekend zijn om dit vermogen te kunnen leve ren en transporteren. Dat zijn miljoenen-investeringen voor enkele uren in enkele maanden. ^LLE afnemers betalen behalve een bedrag voor de geleverde energie (kWh) ook nog een bijdrage voor deze investeringen. Bij de huishoudelijke verbruiker is dat het vaste bedrag dat bij het vastrechttarief bere kend wordt. Grotere afnemers betalen naast een bedrag voor de energie nog een vergoeding voor de door hem verlangde aanspraak op het vermogen van de centrale en netten. Voor het verlangde vermogen in de piekuren in december, januari en februari moet, boven een be paalde grens nog wat extra's betaald worden. In die uren zit immers verhoudingsgewijs de grootste investering. In de uren waarin deze extra bijdrage wordt verlangd spreekt men van spertijd. Misschien is deze benaming psychologisch gezien wat ongelukkig gekozen, want er bestaan de grootste misverstanden omtrent het begrip spertijd. In ieder geval wordt er niets gesperd en er wordt ook geen enkel verbod opgelegd wat het verbruik betreft. Er wordt slechts een extra betaling verlangd bij overschrijding van een bepaald vermogen. Een jaar telt 8700 uren. Het zou ideaal zijn als een centrale gedu rende die 8700 uren vol was belast. In dat geval had de centrale een bedrijfstijd van 8700 uren. Geen enkele cen trale „haalt" dit. Als de centrale niet steeds vol belast is, is het aantal bedrijfsuren minder. Voor een centrale die bijvoorbeeld 4350 uren volbelast en 4350 helemaal onbelast draait, „bedrijfstijd" 4350 uren. Voor een cen trale, die 4350 uren vol belast is en 4350 uren halfbelast spreekt men van een bedrijfstijd van 4350 plus 2175 6525 uren en dat is dan een mooie bedrijfstijd. De P.N.E.M. centrale heeft bij een opgesteld vermogen van 1.000.000 kW een bedrijfstijd van circa 4500 uren. JTEN tweede voorname kostprijsfactor is het brand- stoffenverbruik in de centrales; deze factor maakt (gemiddeld) circa 28 van de kosten uit. De brandstof fen zijn volledig afhankelijk van het verbruik in kWh (variabele kosten). In het tarief zien wij derhalve naast de vergoeding per kW voor de capaciteitskosten een tweede kostenfactor namelijk een vergoeding voor het verbruik (in centen per kWh), die voor een belang rijk deel dient voor dekking van de brandstofkosten. Voorts bevat de kWh-prijs ook nog een vergoeding voor vaste kosten namelijk voor het deel, diat om tarief- technische redenen niet in de kW-vergoeding is opgeno men. Gezien de schommelingen in de aankoopprijzen van de brandstoffen is aan de vergoeding per kWh een brandstofprijsclausule verbonden, waardoor deze vergoe ding aan de geldende brandstofprijs kan worden aange past. De belastingvergoeding per kW en de kWh-vergoeding vormen samen de grondslag van elk elektriciteitstarief. Meestal is daarnaast, zoals bij de P.N.E.M., een speciaal verlaagde prijs van toepassing voor het verbruik gedu rende de nachturen, waarin van nature een overcapaci teit in centrales en netten aanwezig is; dit zowel uit kostprijstechnische oogmerken als met het doel extra verbruik in deze „stille" uren te stimuleren (heetwater- voorziening). Verder moeten nog worden genoemd de „verbruikers- kosten", zijnde de specifiek voor de verbruiker te ma ken kosten o.a. ter zake van de meetinrichting het op nemen van de standen en het vervaardigen van de nota voor het verbruik. Deze kosten worden op een of andere wijze in het tarief opgenomen (b.v. een vast bedrag per maand). gij de vaststelling van de elektriciteitstarieven spe len ook nog andere overwegingen een rol; met name het principe van gelijke tarieven in het gehele ver zorgingsgebied per categorie van afnemers ongeacht de afstand vanaf d'e centrale en ongeacht het doel waarvoor de stroom wordt aangewend. Dit wil zeggen dat een af nemer in Budel hetzelfde tarief heeft als een soortgelijke afnemer in Geertruidenberg; dat het tarief voor een agrarisch bedrijf in principe hetzelfde is als voor een constructiebedrijf; voor een kerkgebouw hetzelfde als voor een nachtclub; dat er uiteraard wel een verschil moet zijn in het tarief naargelang de distributiefase, waarin de stroom wordit.afgenomen (10 kV of laagspan- ning). Het meten van de belasting in kW voor de bepaling van de belastingvergoeding is bij kleine afnemers om economische redenen niet toepasbaar. De kosten van een dergelijke meting zouden in wanverhouding komen te staan tot de overige stroomkosten. Vandaar, dat bij de huishoudelijke verbruikers en tot een zekere grens bij de bedrijven en de afnemers met gemengd verbruik (be drijf met woning) volstaan wordt met de meting van het kWh-verbruik. Naast de normale vergoeding per kWh wordt nog een vast bedrag in rekening gebracht op basis van de naar schatting gemiddeld door de betref fende afnemers veroorzaakte belasting. -pLECTRlClTElT dient in de veiligste vorm ■*-' aan huis of bedrijf afgeleverd te worden. Een te hoge spanning levert 'n (te) groot levens- dan wel brandgevaar op. Een spanning van 220 volt voor licht en kleine apparaten en 380 volt voor kracht- en grotere toestellen wordt accep tabel geacht. Electricteit wordt dan ook aan de verbruikers in de vorm van LAAGSPAN- NING door de electriciteitsbedrijven geleverd. Nu kan echter electrische energie met deze (lage) spanning slechts over enkele kilometers getransporteerd worden. Bij grotere afstanden ontstaat zoveel verlies, dat zelfs het toepassen van dikkere kabels niet meer helpt. Voor gro tere afstanden moet hogere spanning gebruikt worden. De door de kabels en draden vloeiende stroom wordt dan evenredig kleiner maar de energie die over een bepaalde afstand kan wor den getransporteerd zelfs meer dan evenredig groter. VOOR de omzetting van electriciteit met hoge spanning naar één met lage span ning (of omgekeerd) dient de transformator. Op hoogstens 1 a 2 km van huis of bedrijf zijn trans formatorhuisjes geplaatst, een wel kostbare maar in feite eenvoudige voorziening zonder be wegende delen waarin hoog spanning sstr oom van 10.000 volt wordt ingevoerd en die er met een spanning van 220 of 380 volt uitkomt. Maar ook de transportafstand voor 10.000 volt stroom is beperkt. Daarom lopen de 10.000 volt-kabels ^E tariefstelling voor deze afnemers is: huishoudelijk verbruik 5,30 per maand; bedrijfsverbruik 11,50 per maand; gemengd verbruik 14,35 per maand; plus voor het verbruik 6,9 cent per kWh (nachtverbruik 3,9 per kWh extra vast bedirag). (noot: voor de kleinere afnemers in elk van deze cate gorieën gelden andere tarieven, die tot een lagere uitkomst leiden). (Zie verder pag. 11) alle weer naar onder stations. En tussen de elec- triciteitscentrale en onderstations wordt weer een nog hogere spanning toegepast. Voor dat de N.V. P.N.E.M. betreft, die begon in 1917 met 50.0U0 volt spanning, in 1932 ging men over op 150J000 volt en het allernieuwste koppelnet voert een spanning van 380.000 volt. In de ondersta tions wordt met een of meer transformatoren de ingevoerde bijv. 150.000 volt omgezet in 10,000 volt en via transformatorhuisjes omgevormd tot 220 of 380 volt. DE voor de opwekking van electrische stroom gebruikte dynamo's zijn echter ook begrensd in het vermogen. De minimale ca paciteit ligt op 25.000 volt. Bij elke dynamo van de centrale moeten dan ook weer transforma tors geplaatst worden om de 25.000 volts span ning te verhogen tot 150.000 dan wel 380.000 volt. Ongetwijfeld rijst de vraag: waarom nu die onderstations. Kan men niet ineens van de cen trale naar die transformatorhuisjes? Welnu, ka bels zijn slechts te maken voor spanningen tot 50.000 volt. Daarboven moet men, hoe ongaarne ook, „de lucht in". Afgezien van het feit, dat de ontsie ring van het landschap zoveel mogelijk verme den moet worden, zou het ook praktisch onmo gelijk zijn met lijnen voor zeer hoge spanning door dichtgebouwde gebieden te lopen. Daarom: zolang het kan in de grond blijven en als dit echt niet meer mogelijk is de lucht in!

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1971 | | pagina 7