De wet verontreiniging opper laktewater en de landbouw D1 Hl s WOONGENOT EN PROFIJTBEGINSEL In de Tweede Kamer is het steekspel weer begon nen. Vanzelfsprekend is daarbij het moeilijke punt van de woningnood weer ter sprake gekomen. De rege ring heeft in dit verband verklaard dat zij voornemens is aan het woningprobleem veel aandacht te besteden en dat tot 1975 het aantal bouwvergunningen tot 137.500 per jaar zal worden opgevoerd. Nu is het zo dat woningen die gebouwd worden, ook betaald moeten worden. De bouwprijzen zijn hoog en dit zal de particuliere woningbouw met name af breuk doen. De regering stelt zich dan ook voor de bouw van woningwetwoningen uitbreiding te doen ondergaan. Bij dit soort bouw worden er aanzienlijke subsidies verstrekt. Het geld daarvoor wordt door be lastingen opgebracht. In dit licht bezien willen wij het in de laatste tijd naar voren gekomen profijtbeginsel nog eens ten tonele voeren. Dit beginsel houdt in dat degenen die van een bepaalde overheidsdienst pro fiteren daar ook naar het profijt dat ervan getrokken wordt moet bijdragen. Trekken wij dit beginsel door in de woningbouw, dan zouden degenen die een met rijkssteun gebouwde woning betrekken, daar ook de van de kostprijs afgeleide huur voor moeten beta len. Integrale toepassing van dit beginsel zou echter vele gezinnen in niet verantwoorde grote financiële moeilijkheden brengen. Anderzijds js het zo dat nog duizenden, zowel in de woningwet-sektor, als in de particuliere sektor, hu ren betalen die met de huidige kosten van woning exploitatie geen enkel verband houden. Wij mogen derhalve verwachten dat huursubsidies in de toekomst geen enkel verband houden. Wij mogen derhalve ver wachten dat huursubsidies in de toekomst alleen aan hen worden verstrekt die daaraan dringend behoefte hebben. Voor het overige zal ook het huurbeleid door veel meer vrijheid moeten worden gekenmerkt. Als dat gebeurt zal het profijtbeginsel ook voor het optimale woongenot goede vruchten afwerpen en zou men ook op dit terrein over enige jaren wellicht verder gevor derd zijn met de oplossing van dit schaarste-probleem. Na een parlementaire voorgeschiedenis van zes jaar is op 1 december van het vorig jaar de wet veront reiniging oppervlaktewater in werking getreden. Het was een zware kluif. De schriftelijke en mondelinge behandeling heeft veel tijd gevergd. De strijd tegen de verontreiniging van oppervlaktewater hoort bij de zorg voor een gezond milieu. Het vraagstuk van de waterverontreiniging past dus in het grote geheel van de milieugygiëne. Zoals de landbouw ook raakpun ten heeft met luchtverontreiniging en bescherming van de bodem, zo heeft ze ook te maken met de ver ontreiniging van oppervlaktewater. Ook het Land bouwschap ziet zijn taak op dit terrein steeds groter worden. VOORZUIVERING EN HEFFING De landbouw heeft belang bij en recht op goed water. Zij heeft tevens de plicht niet onnodig te ver vuilen. De eerste die daardoor getroffen zou worden is overigens de landbouw zelf. Wie afvalwater wil lozen in oppervlaktewater moet nu een vergunning hebben. Lozen kost voortaan veel geld. De overheid is er duidelijk op uit de afvallozers tot vóórzuivering te dwingen. Een heel probleem. De regering wil het echter binnen vijftien jaar onder de knie hebben, voornamelijk door de bouw van zuiveringsinstallaties. De bouw ervan zal plaatsvinden door instanties (zo als op waterschappen) die met het zuiveringsbeheer belast zijn. Voor hun werk kunnen zij overheidssub sidie krijgen. Om duidelijk te maken wat er aan hef fing betaald moet worden, kan de dierlijke mestpro- duktie met het inwonerequivalent vergeleken wor- den. Onder dat laatste wordt verstaan de hoeveelheid vuil, die gemiddeld per persoon met 'het afvalwater wordt geloosd. Een koe produceert aan gier drie in- wcnerequivalenten en aan vaste mest zeven. Voor varkens komen die cijfers in beide gevallen neer op één. In het kader van de nieuwe wet kan de heffing geleidelijk aan oplopen tot een bedrag van 12 a. 15 gulden per inwonerequivalent. En aangezien een koe in totaal drie inwonerequivalenten aan gier produ ceert, leert een simpel rekensommetje wat het lozen van afval in oppervlaktewater voortaan zal kosten. ONDERZOEK De financiële konsekwenties van de nieuwe wet hebben al geleid tot intensieve onderzoekingen door het Instituut voor Landbouwbedrijfsgebouwen. Men gaat de mogelijkheden na van mesttransport via een mestbank (instantie, die vraag en aanbod van mest regelt) naar akkerbouw- en tuinbouwgebieden. De scheiding van drijfmest in vaste en vloeibare bestand delen, het zuiveren van mest en het afbreken van gier hebben na de inwerkingtreding van de wet ver ontreiniging oppervlaktewater eveneens intensieve aandacht gekregen. Het onderzoek richt zich ook op drogen er. verbranden om na te gaan hoe men van mest kan afkomen. Het feit, dat de hoogte van het heffingsbedrag wordt bepaald aan de hand van de vervuilingskracht, die er in het afval schuilt, kan een stimulans zijn de research te intensiveren. Intussen is al gebleken, dat toepassing van het systeem van de zogenaamde pas- veersloot de vervuilingskracht van gier voor niet minder dan 90 procent teniet doet. In een pasveer- sloot wordt het zelfreinigend vermogen van water kunstmatig versneld door verhoogde toevoer van zuurstof aan het water. Het Landbouwschap gaat van de veronderstelling uit, dat de resterende gier met nog maar 10 procent van de aanvankelijke vervui- lingswaarde tegen betaling van een gering gedeelte van de 'heffingssom alsnog geloosd zal mogen worden. WERKGROEPEN Bij het Landbouwschap is de behoefte gebleken bijzondere aandacht te besteden aan de strijd voor het behoud van een gezond milieu. Nu de zorg voor goed oppervlaktewater een regeling heeft gekregen in de wet verontreiniging oppervlaktewater en de wet op de luchtverontreiniging beoogt de atmosfeer zuiver te houden, heeft het Landbouwschap op elk van deze gebieden een bijzondere werkgroep inge steld, te weten de werkgroep waterverontreiniging en de werkgroep luchtverontreiniging. Prof. mr. J. M. Polak presideert de werkgroep waterverontreini ging en ir. J. Prins leidt de werkgroep luchtveront reiniging. Beide commissies 'houden zich zowel met technische als juridische problemen bezig en met de voorbereiding van het door het Landbouwschap te voeren beleid. De adviezen van de werkgroepen be reiken het bestuur van het Landbouwschap via de commissie grondgebruik. Het Landbouwschap heeft zich aldus achter de nieuwe wet opgesteld. Het erkent, dat er voor de be scherming van het milieu offers gebracht moeten worden. De heffingsgelden kunnen in dit verband hoog oplopen. Het is dus zaak, dat de agrariërs naar middelen zoeken om de kosten zo laag mogelijk te houden. Het is de taak van het Landbouwschap dat de boeren geen te zware plichten opgelegd krijgen en hun (bestaande) rechten worden erkend. 6 KLEINER AARDAPPELAREAAL IN WEST-DUITS LAND „Kartoffelwirtschaft" geeft in het nummer van 23- 711971 een uitvoerig overzicht van de laatst bekende gegevens over het West-Duits aardappelareaal 1971 waaruit blijkt dat het totale aardappelareaal in de Bondsrepubliek 36.500 ha of '6 kleiner is dan in 1970. Van deze areaalsvermindering komt 16.500 ha voor rekening van de Zuidduitse deelstaten. Het zal moeten blijken of deze areaalinkrimping voldoende is om de consumptie-aardappelmarkt een nieuwe ge zonde baiss te verschaffen. Om dit te beoordelen moet de ontwikkeling van de ha-opbrengsten worden af gewacht, die voor de middenvroege en late aardappe len thans nog lang niet afgesloten is. Het heeft er ech ter alle schijn van dat de aardappelsector een hypo theek heeft af te lossen die dateert uit de tijd van de vroege aardappelen: men weet uit vroegere ervaring dat een ongunstige vroege aardappelmarkt vaak tot ver in de herfst kan doorwerken. Aldus „Kartoffel wirtschaft" E.E.G.-LANDBOUWBEGROTING VRIJWEL EVEN HOOG ALS AFGELOPEN JAAR De kosten van de E.E.G.-landbouwbegroting zullen het komende jaar niet veel hoger zijn dan het afge lopen jaar. De eerste ontwerpbegroting die de Euro pese Commissie heeft opgesteld voorziet voor het ko mende jaar in een totale steunverlening van 2.540 miljoen dollar aan de boeren van de Gemeenschap vergeleken met dit jaar 2.515 miljoen dollar. Er zal aanzienlijk worden bespaard op de steunuit keringen voor zuivelprodukten. Deze besparingen worden grotendeels tenietgedaan door de grotere uit gaven voor de graansector. Het lagere bedrag voor zuivel is een weerspiegeling van het feit dat de Euro pese Gemeenschap er de afgelopen twee jaar in is geslaagd de zuiveloverschotten uit de weg te ruimen. De stijging van het cijfer voor graan houdt hoofdza kelijk verband met de verwachte rijke oogst van dit jaar. Blijkens de jongste officiële ramingen zal de graanoogst van de Gemeenschap dit jaar 70 miljoen ton bedragen vergeleken met verleden jaar 67 mil joen ton. MILJOENEN GULDENS HAGELSCHADE IN FRUITTEELT Het ziet er naar uit dat dit jaar in de Nederlandse fruitteelt vier a zes miljoen gulden hagelschade is aangericht. De Onderlinge Fruittelers Hagelverzeke- rings-Maatschappij leidt dit af uit het feit dat zij al meer dan dertig procent der verzekerden een schade- melding heeft ontvangen. De definitieve schade kan echter eerst later worden vastgesteld. Vooral tussen 3 en 7 augustus zijn harde klappen gevallen. Honder den bedrijven liepen toen matige tot zware hagel schade op. Van een aantal bedrijven in de omgeving van Luttelgeest in de Noordoostpolder werd door grote brokken ijs de oogst geheel vernietigd. Het blad van de bomen werd zwaar beschadigd en er woeien bomen om. Verder is er veel schade aan het fruit in Zeeuws-Vlaanderen en op Zuid-Beveland, maar ook de Betuwe, Limburg, de IJsselstreek, Oostelijk Flevo land en het noorden des lands kregen flinke tikken mee. irORIGE week gaven wij een samenvatting van een deel van een artikel van Dr. Heida in het maandblad De Pacht" van jyili j.l. over de meest ge wenste rechtsvorm bij gemeenschappelijke eocploitatie van de landbouwonderneming. Een van de conclusies van Dr. Heida is dat voor de grotere landbouwondernemingen die in de toekomst zullen ontstaan, de besloten vennootschap met beperk te aansprakelijkheid, de b.v., de meest aangewezen rechtsvorm is. De continüiteit, het voortbestaan van de onderneming ivordt bij deze rechtsvorm het beste gewaarborgd. De maatschap en de vennootschap onder firma, dat weten wij, hebben geen rechtspersoonlijk heid en zijn daarom voor duurzame samenwerking niet geëigend. In wezen zijn het rechtsvormen met een zeer tijdelijk karakter. De Romeinen drukten dit op de van hen bekende manier al zeer kernachtig uit „Geen maatschap wordt voor de eeuwigheid gesloten." Aan het slot van het artikeltje van vorige week werd gezegd dat er voor het totstandbrengen van een b.v. voor een landbouwbedrijf twee bezwaren van over wegende aard zijn n.1. de belastingwetgeving en de pachtwetgeving. Hierop willen wij deze week nog even nader ingaan. J?EN eerste de belastingwetgeving. De bezwaren die in dit opzicht aan de b.v. kleven zijn dezelfde die tot dusverre golden voor de uitoefening van een landbouwbedrijf in de vorm van een naamloze ven nootschap. Evenals de naamloze vennootschap valt de besloten vennootschap n.l. onder de wet op de Ven nootschapsbelasting. Dit betekent dat van de winst eerst vennootschapsbelasting betaald moet worden en bij uitdeling van winst aan de aandeelhouders ook nog eens Inkomstenbelasting. Dubbele belasting dus! Voorts kan bij lagere winsten het tarief van de ven nootschapsbelasting ook hoger zijn dan dat van de in komstenbelasting. Alleen bij hogere winsten kan het aanbeveling verdienen de rechtsvorm van de b.v. te kiezen. Tenminste als het fiscale regiem niet wordt ge wijzigd. noemt transparantgemaakt moeten kunnen worden. De fiscus zou dan door de rechtsvorm heen moeten kijken. Voor een eventueel verschil van mening tussen de vennoten over de keuze inkomstenbelasting en ven nootschapsbelasting zou natuurlijk een regeling getrof fen moeten ivorden tussen de vennoten. De fiscus kan bezwaarlijk t.a.v. de één een b.v. beschouwen als te vallen onder de inkomstenbelasting en t.a.v. de ander onder de vennootschapsbelasting. De belangen van de vennoten kunnen echter op dit punt zeer veel tegen strijdig zijn. Dan moet er een regeling zijn om de pro blemen op te lossen. Dr. Heida doet daarom enkele suggesties. Er kunnen overname-plichten gecreëerd worden af in de sfeer van de winstverdeling tegemoet komingen ivorden verleend. O.i. zou in principe het transparant maken van de b.v. mogelijk moeten zijn. De suggesties van Dr. Heida verdienen nadere bestu dering. \R. HEIDA doet in dit opzicht een aantal sugges ties. Deze komen hierop neer dat de belasting heffing niet zondermeer afhankelijk wordt gesteld van de rechtsvorm. Aandeelhouders in een b.v. met een beperkt aantal vennoten zouden moeten kunnen kie zen voor het toepasselijk verklaren van de bepalingen van de Inkomstenbelastingwet op de winst van de b.v. in plaats van die van de wet op de vennootschapsbe lasting. Natuurlijk onder bepaalde voorwaarden en voor een bepaalde tijd. De b.v. zou dus zoals men dat fET het pachtrecht bestaan t.a.v. de b.v. soortge lijke moeilijkheden als met de maatschap en met de n.v. Men mag nu in het algemeen het gebruik van een bedrijf niet in een maatschap inbrengen. Even min in een n.v. Op deze punten hebben wij in deze ru briek al meer dan eens gewezen. Dr. Heida gaat daar op ook nader in. Tevens op de noodzaak van enkele nadere regelingen bij verpachting aan een rechtsper soon. Bij deze regelingen zal ook aan de belangen van de verpachter aandacht besteed moeten worden. Tot slot dit. Tijdschriftartikelen trekken soms geen aandacht, soms even. Enkele krijgen zoveel aandacht dat anderen ertoe geïnspireerd ivorden om gedane sug gesties nader te overwegen en te proberen deze in praktijk te brengen. Wij menen dat de suggesties van Dr. Heida dit laatste verdienen! PAAUWE.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1971 | | pagina 3