Belangrijkste resultaten Cerbe-proeven Ontleend aan het verslag van I V U Zuid-Holland ENKELE INDRUKKEN VAN DEZE PROEF. 1 070 D HARTMANS - POC - CERBE in „Bedrijfsvoorlichting". Kuitenpercentages na het poten in de ruggen gemeten zijn geen maatstaf voor de hoeveelheid kluiten bij de oogst op de rooimachine (leesband). Een hoogpercentage fijne grondideeltjes (kleiner dan 2% mm) verhoogt in „natte jaren" de kans op ver- slemping en dichtslaan van de grond, waardoor de hoeveelheid grond (kluiten) bij het rooien sterk kan toenemen. Schommelde het percentage ondermaat 35 mm) in 1969 in onze proeven rond 8 (veel doorwas), in 1970 werd een hoge opbrengst bereikt met een relatief laag percentage ondermaat (ca. 2 Evenals in de jaren 1968 en 1969 kwam ook in 1970 een hoger percentage „bon ken" voor in de objecten „géén grondbewerking". Een vergelijking tussen de objecten géén grondbewerking en intensieve verkrui meling geeft de volgende verhoudingscijfers in opbrengst, waarbij steeds de inten sieve bewerking op 100 is gesteld. 1968 1969 1970 intensieve bewerking 100 100 100 géén grondbewerking 109 104 102 HET GEWAS AARDAPPELEN GRONDBEWERKINGSMETHODEN Evenals in 1968 en 1969 werd een proef aangelegd waarbij werden vergeleken de methoden: a. géén grondbewerking; b. ..matige" grondbewerking met Roterra, 5 km/uur; c. intensieve grondbewerking met Roterra, 3 km/uur. Als pootsysteem fungeerde de pootcambinatie van de proefboerderij, bestaande uit: 3 m Fiona kunstmeststrooier voorop trekker; dubbelwerkende schijven voor grondverplaatsing vóór de wielen; vierrijige Gruse pootmachine; vijfrrjige aanaardgarnituur achter pootmachine. Na het poten kon worden volstaan met een eenmalige bewerking van veertandver- kruimelaars en aanaarders. Grondsoort 35 1 slib, pootgoed Bintje 35/45, pootdatum 13 mei 1970. De resultaten van de proef zijn vermeld1 in de tabellen 1 en 2. TABEL 1 Percentage en hoeveelheid kluiten in de aardappelruggen. Methode a b. c. Percentage kluiten in aardappelruggen (29-5-'70) 2'/2 mm 2,/4-10mm 10-20 mm 20-40>mm >40 mm 37 45 47 38 40 37 11 7 8 10 6 7 4 2 1 Gewichtshoe- veeliheid aan kluiten/ha op rooimachine kg kluiten/ha 2650 3650 6900 TABEL 2. De opbrengst in tonnen en relatief en de sortering. in procenten bij sortering Methode 35 mm 35-45 mm 45-55 mm 55 mm a. 2 8 25 65 b. 2 9 26 63 c. 2 8 29 61 veldgewas verhoudingscijfer in tonnen/ha opbrengst 49.6 102 49.4 101 4§.8 100 DE CONCLUSIES. Als de grond slempgevoelig is, kan het gevolg van een te sterke grondverkruime- ling in het voorjaar groot zijn, vooral in jaren met perioden met zware regenval. De methode „geen grondbewerking in het voorjaar" is aanvaardbaar voor lichte zavelgronden, die in de voorafgaande herfst tijdig zijn geploegd. Op zwaardere gron den doet men er goed aan een eenmalige grondbewerking uit te voeren, waarbij er voor gezorgd moet worden dat een niet te intensieve verkruimeling ontstaat. Bij té intensieve grondverkruimeling moet óf het toerental van het aangedreven werktuig worden verlaagd, óf de rijsnelheid worden opgevoerd. In het laatste geval dient een zware wieltrekker beschikbaar te zijn. HET GEWAS SUIKERBIETEN GRONDBEWERKINGSMETHODEN. In 1970 werden een 7-tal methoden vergeleken op kleigrond met 35 afslib- baar. De voorbewerking was onvoldoende geweest. Aanleg 5 mei 1970; Zaaimachine: Monozentra, 10 cm in rij. Ras Monitor. ENKELE INDRUKKEN, MEDE BEPAALD UIT MEERJARIG ONDERZOEK. Voor suikerbieten bestemd land moet vlak geploegd zijn en voorbewerkt worden gedurende de winterperiode, om een optimaal opkomstresultaat te bereiken. Bewerkingen vóór het zaaien moeten zo ondiep mogelijk worden uitgevoerd, waar bij de combinatie van werktuig met cambridgerol de voorkeur verdient (aandrukken toplaag). De bewerkingsimethoden uit de combinaties tandensleep 4- cambridgerol of schud' eg cambridgerol verhoogden in drie achtereenvolgende jafen de veldopkomst. TABEL 3. Enkele resultaten van de proef grondbewerking voor bietert. percentage gaten/ha werk' aantal veld groter beoor methode bew. opkomst 50 cm deling Triltandcultivator 2 x 50 1500 slecht Rau Kombi syst. eg 2 x 73 300 goed Roterra 2 x 66 400 onreglm. Structural schudeg 1 X 70 300 goed Tandensleep cambr. 2 x 77 400 z. goed Structural -F cambr. 1 X 74 150 z. goed Sleepbalk onder zaaitrekker 60 700 matig 1968 1969 1970 bewerking zonder cambr. rol 38 50 70 bewerkingscombinatie mét cambridgerol 44 53 75 Over drie proefjaren een verhoging van de veldopkomst met gemiddeld 5 PROEF RIJENAFSTANDEN 50 EN 60 CM In aansluiting op de aardappelproef 75 en 90 cm, werd in suikerbieten een proef 50 en 60 cm aangelegd. Zaaiafstanden in de rij resp. 10 en 8.3 cm. Aanleg 6 mei 1970. Hoog veldopkomstpercentage van 78 fleide objecten werden machinaal teruggedund met Vicon slingerdunner tot resp. 84.000 en 73.000 planten. Dit laatste plantenaantal bij de 60 om is ontstaan, doordat inplaats van met een 7 cm dunmesje per abuis gedund werd met 8 om mes. Enkele opmerkingen: Opbrengst 60 cm object is beïnvloed door te sterk teilugdunnen. Geen verschillen in groei en ontwikkeling gewas geconstateerd. Detailopname van twee dunelementen van de John Deere tast- dunner. Een zeer solide gebouwde machne, die een uitstekende indruk maakte. PROEF DUNMETHODEN In een proef met een drietal dunmethoden werken de volgende dunmachines met elkaar vergeleken: a. Vicon slingerdunner, b. John Deere tastdunner (loonbedrijf Van Dtfel, Goudswaard); c. Monomat tastdunner (idem). Gezaaid op 10 cm, hoge veldopkomst van 75 waardoor 150.000 planten in begin- stand aanwezig. De dunmachines leverden goed werk. Daarbij kan het jaar 1968 als zeer nat (augustusseptember), 1969 als vrij droog en 1970 als een jaar met normale regenval gelden. Ook de Gruse Special uitgerust met pootband waarop twee rijen lepels werd in het onderhoek betrokken. Alleen het percentage dubbelvulling vormde een probleem. Met rubbelflappen schijnt dit nu te zijn opgelost.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1971 | | pagina 8