Landbouwzout als conserveringsmiddel bij inkuilen BESTRIJDING VAN LEVERBOTZIEKTE 21 Mededeling No. 369 - I.B.V.L. Wageningen, Ir. S. SCHUKKING en A. G. HENGEVELD. ontwikkeling bij het inkuilen gaat momenteel zeer duidelijk in de richting van voordrogen. Zowel conserveringstechniek als voedertechniek ge zien heeft voordroogkuil voordelen t.o.v. kuilvoer met een lager drogestofgehalte. Het is echter in ons kli maat niet altijd mogelijk binnen een redelijke tijd het voor een goede voordroogkuil vereiste drogestofge halte te realiseren. Speciaal in de nazomerperiode is het vaak moeilijk nog een voordroogkuil te maken. Aangezien aan een te lange veldperiode diverse na delen zijn verbonden, is het doorgaans beter om voer met een lager drogestofgehalte te winnen, dan om een periode met beter weer af te wachten. Teneinde de kwaliteit van dergelijk voer nog zoveel mogelijk vei lig te stellen verdient het dan aanbeveling van een conserveringsmiddel gebruik te maken. Werden in het verleden bij het inkuilen veelvuldig vloeibare conserveringsmiddelen, zoals melasse en A.I.V.-zuur toegepast, in de laatste jaren zien we ech ter vooral om arbeidstechnische redenen een ver schuiving optreden in de richting van strooibare mid delen. Vooral gedenatureerde suiker is sinds 1960 veelvuldig bij het inkuilen gebruikt. Dit produkt is ech ter niet altijd verkrijgbaar en toen dan ook in 1963 voor het eerst na enkele jaren geen gedenatureerde suiker voor inkuildoeleinden beschikbaar was, moest naar andere middelen worden uitgekeken. Het oog viel hierbij o.a. op landbouwzout. Van dit produkt was reeds bekend dat het een gunstige invloed op het in- kuilproces uitoefende. Op praktijkschaal was er in ons land eigenlijk geen ervaring mee, terwijl ook de ge wenste dosis niet bekend was. UET werd derhalve van belang jjeacht op prak- tijkschaal de conserverende werking van zout bij het inkuilen van gras nader te bestuderen en ook te vergelijken met andere inkuilmiddelen. Gedurende een aantal jaren werden hiertoe op diverse proef- boerderijen in totaal een twintigtal vergelijkende in- kuilproeven aangelegd, waarbij op de kuil in hand werk o.a. landbouwzout werd toegevoegd. Tevens werd op basis van moderne rationele werkmethoden een twaalftal, eveneens vergelijkende proeven, aan gelegd waarbij het zout reeds voor het laden op het land en op diverse manieren aan het gras werd toe gevoegd. Uit het verrichte onderzoek konden de vol gende conclusies worden getrokken: Indien goed verdeeld, wordt met landbouwzout eenzelfde conserveringsresultaat verkregen als met een gelijke dosis suiker. Bij de huidige werkmethoden bij het inkuilen kan een conserveringsmiddel als zout goed worden in gepast, wanneer het toevoegen op het land ge schiedt. De beste resultaten werden hierbij verkregen, in dien het zout over het nog te maaien gewas of over het geschudde materiaal werd gestrooid (met PROVINCIALE HENGSTENKEURING IN DEN BOSCH (Vervolg van vorige pag.) Bij de 4- en 5-jarige hengsten onder de man kwam Intendant keurig voor den dag, evenals Huzaar. In terpol was ook goed ingereden. Frappant blonk uit door een prima galop, waarin hij zich goed strekte. Homerus en Heemraad sloten de rij, de overigen lie ten verstek gaan, van Hilman was meegedeeld dat hij ziek was. DIJ de volbloeds „onder den zadel" lag de waar- dering heel anders als bij de beoordeilng aan de hand. Vier namen aan de keuring deel. Matchim, de grote sterke, maar (logisch) iets minder edele, bezet te de eerste plaats, van zulke volbloeds mochten wij er gerust nog een paar bij hebben in Nederland. Tweede werd First Trial, die al goede rijpaarden ge leverd heeft, Millers Grey deed het best en Earldom zagen we wel eens beter. Het springconcours stelde wat teleur door de vele wegblijvers, temeer waardering nu voor de drie nul- f outers: Gentiaan (ruim 36 seconden), Halewijn (ruim 37) en Gondelier (ruim 38), alle drie een fraai concours. Galopin weigerde soms en kwam boven de tijd. Flaneur deed het beter, 4e prijs en Frostwind pleegde fel verzet en werd uitgebeld. B. D. E. een kunstmeststrooier). Hierbij treden verliezen op van ca. 50 I TIT de proeven waarbij zout zo goed mogelijk in handwerk werd toegevoegd, is duidelijk naar voren gekomen dat zout het inkuilresultaat in posi tieve zin beïnvloedt. Gemiddeld werd door een toe voeging van 2 zout het gehalte aan boterzuur van 1.3 bij de blanko silages gereduceerd tot 0.4 Met een toevoeging van 2 suiker werd gemiddeld geen beter resultaat verkregen, althans vöor wat be treft het gehalte aan boterzuur. Wel is opgevallen dat zoutkuilen bij eenzelfde boterzuurgehalte nogal eens een iets hogere ammoniakfraktie hebben dan de kuilen waaraan suiker was toegevoegd. Het is echter de vraag of aan deze hogere ammoniakfraktie bij de zoutkuilen veèl waarde toegekend moet worden. In de eerste plaats is boterzuur verantwoordelijk voor de bekende (beruchte) kuillucht, terwijl verder de drogestof- en zetmeelwaarde-verliezen naar alle waarschijnlijkheid beter samengaan met het gehalte aan boterzuur dan met de ammoniakfraktie. Overi gens bleek de kuillucht bij zoutkuilen minder waar neembaar dan bij andere soorten kuilen. DIJ het gebruik van conserveringsmiddelen is het in eerste instantie noodzakelijk, dat voldoende van het betreffende middel wordt toegevoegd. Op grond van de genomen proeven wordt geconcludeerd dat bij gras met ca. 20 droge stof, 2zout (of suiker) dient te worden toegevoegd. Bij enigszins voorgedroogd gras (ca. 30 ds.) kan met een lagere dosis worden volstaan nl. 1IVz Een feilloze kuil (volledig zonder boterzuur) zal men vrijwel nooit verkrijgen bij handtoevoeging, zelfs niet bij nog hogere dosis. Er blijven altijd plekken in de kuil over. waar slechts weinig of geen zout terecht komt. Indien het toevoegmiddel in handwerk over de kuil wordt gestrooid, dan kan men zich afvragen of suiker dan wel zout de voorkeur heeft, aangeno men dat beide produkten verkrijgbaar zijn. Zout is nogal goedkoper dan gedenatureerde suiker. Per 100 kg bedragen de prijzen resp. ca. 9,en ca. 35, Bij suiker wordt echter nog een hoeveelheid voeder- waarde toegevoegd waarvan aangenomen mag wor den dat deze in het kuilvoer nog grotendeels aan wezig blijft, tenzij het gras zo nat is ingekuild dat er nog een hoeveelheid perssap van de kuil afloopt. De zetmeelwaarde van gedenatureerde suiker be draagt ca. 55; 100 kg suiker vertegenwoordigt dus 55 ZW, hetgeen een waarde vertegenwoordigt van ca. 25,Dit is nagenoeg het verschil in prijs tus sen zout en suiker. Zout heeft geen voederwaarde, het vormt daaren tegen eerder een extra belasting voor het dier, aan gezien het zout via de nieren moet worden uitge scheiden. Uit voederproeven is overigens tot op heden nog niet gebleken dat de dieren enig nadelig gevolg ondervinden van een behoorlijke portie zout per dag. Zo wordt een hoeveelheid zout van ca. 500 gram (b.v. 25 kg kuilvoer met 2 zout) nog goed opgenomen en verwerkt. Wel bestaat de indruk dat van een zout- kuil iets minder droge stof wordt opgenomen dan van een kuil waaraan b.v. suiker of melasse is toe gevoegd. Indien gedenatureerde suiker voor een re delijke prijs (ca. 35,per 100 kg) verkrijgbaar is, verdient dit bij handtoevoeging op de kuil voorlopig nog de voorkeur. Is geen suiker 'beschikbaar dan kan rustig zout genomen worden. ALS ook uit de proeven naar voren is gekomen is naast de vereiste dosis de verdeling van het conserveringsmiddel een punt dat alle aandacht vraagt. Een goede verdeling is op de kuil eigenlijk alleen maar te realiseren indien in handwerk wordt gelost (in een niet te hoog tempo) en het toevoegmid del continue wordt gestrooid. Daarvoor moet dus één extra man beschikbaar zijn. Wanneer aan deze voor waarden niet kan worden voldaan, hetgeen momen teel veelal het geval zal zijn, dan kan men het toe voegen gevoeglijk achterwege laten, omdat het ef- fekt dan slechts gering zal zijn. Bij de huidige werkmethoden, waarbij doorgaans grote hoeveelheden gras tegelijk op de kuil worden gebracht, dient het toevoegen, voorzover dit gewenst of nodig is. elders te geschieden en wel bij voorkeur op het land. In principe kan dit zowel tijdens als voor het laden van het gras plaatsvinden. Het toevoegen van suiker of zout op een maaikneuzer levert geen problemen op. Hiervoor zijn in het verleden al en kele doseerapparaten geconstrueerd. Bij kneuzen is echter de behoefte aan toevoegmiddelen gering. Voor toevoeging op de opraapwagen tijdens het laden is nog geen oplossing gevonden. Vóór het laden zijn er diverse mogelijkheden, n.l.: Vóór het maaien over het nog op stam staande gewas, over het zwad, over het geschudde gewas en op de wiers. De eerste en ook de tweede methode kan men toepassen wanneer reeds van te voren vaststaat, dat met behulp van een toe voegmiddel zal worden ingekuild. De beide andere methoden komen in aanmerking, wanneer het gras niet binnen een redelijke tijd een voldoende hoog drogestofgehalte heeft bereikt. Het toevoegen ge schiedt dan min of meer bij wijze van noodmaat regel. l|\E beste verdeling krijgt men vóór het maaien of over het geschudde gewas. De verliezen zijn hierbij echter aan de hoge kant (ca. 50%), zodat eigenlijk alleen maar. zout in aanmerking komt. Toe voegen over het zwad gaat eveneens met verliezen gepaard (ca. 40%), terwijl de verdeling waarschijn lijk al weer minder ideaal is. Schudden heeft boven dien als voordeel dat het materiaal doorgaans wat droger en gelijkmatiger is, zodat deze bewerking, en dan nog het lefst tweemaal, altijd ingelast zou moe ten worden, alvorens toe te voegen. Door het gras zo lang mogelijk geschud te laten liggen, houdt men te allen tijde de mogelijkheid open op rationele wij ze en effektief zout te kunnen toevoegen. Bij toevoeging over de wiers waren de resultaten bij de besproken proeven nogal wat minder gunstig, zeer waarschijnlijk als gevolg van een minder goede verdeling. Heeft men het gras éénmaal in de wier9 liggen, dan komen ook andere conserveringsmiddelen weer in aanmerking. Melasse laat zich goed over de wiers verdelen, b.v. met behulp van een giertank, terwijl hierbij de verliezen beperkt kunnen blijven tot 5 a 10 De melasse-straal moet dan door middel van een plaat met ribben tot een brede film uitéén worden getrokken. Het inkuilresultaat is dan zeker zo goed als met behulp van zout over de wiers. Me lasse dringt namelijk dieper in de wiers door. Ook suiker kan men zelfs over de wiers strooien. Hierbij treden echter evenals bij zout grotere verliezen op dan bij melasse. Vooral tijdens het laden met een opraapwagen valt er nogal wat suiker van de wiers op de grond. In totaal moet men er op rekenen dat ongeveer één derde van de toevoegde suiker verlo ren gaat. Het is ook mogelijk zout en suiker met een centrifugaal- of pendelstrooier over de wiers aan te brengen, mits de zijkanten ervan goed worden afge schermd. Bij een pendelstrooier dient men dan met een korte strooipijp te werken. De inkuilresultaten met zout en suiker over de wiers zijn ongeveer ge lijk. Het is niet uitgesloten dat bij gras met een laag suikergehalte bijvoorbeeld als gevolg van een lange veldperiode, zout minder gunstig werkt dan suiker. Het geheel samenvattend komen we, onder de di verse omstandigheden waarbij toevoeging gewenst kan zijn, tot de volgende praktische mogelijkheden: 1. Bij inkuilen in handwerk heeft suiker de voor keur. Wanneer dit echter niet verkrijgbaar is kan ook zout worden gebruikt. 2. Bij toevoeging vóór het maaien of over het ge schudde gewas of over het zwad, verdient zout de voorkeur. 3. Wanneer op de wiers wordt toegevoegd, indien mogelijkheid melasse gebruiken. Zo niet dan kan zout of suiker worden gebruikt. (Advertentie) Het onderzoek van de laatste jaren heeft duidelijk aangetoond dat- de leverbotziekte een steeds grotere uitbreiding neemt in de EEG landen. In veel gevallen gaat deze ziekte gepaard met belangrijke verliezen aan melk en vlees. Een doelmatige bestrijding van leverbot moet op twee fronten tegelijk gebeuren, namelijk: bij het dier door het toedienen van gepaste leverbotdodende middelen en op de weide door de leverbotslakken te vernietigen. PREVENTIEVE WEIDEMAA TREGELEN De leverbotslakken worden vooral aangetroffen in greppels en greppelzones, op vertrapte percelen, langs slootkanten, bij drinkplaatsen enz. Naast cultuurtechnische maatregelen waarbij vooral de waterhuishouding verzorgd wordt, verdient een recht streekse bestrijding van de slakken de aandacht. Talrijke proeven hebben aangetoond dat kalkstikstof een uitgesproken slakkendodende werking heeft. Een behandeling van de weiden, en meer speciaal van de voorkeurzones voor de slakken, heeft reeds in veel gevallen geleid tot een totale vernietiging van de leverbotslakken of tot een sterk verminderde slakkenpopulatie. Een herbehandeling van de meest gevaarlijke plaatsen voor besmetting kan soms nodig zijn. TOEPASSINGSMETHODEN Verschillende mogelijkheden doen zich voor, namelijk: le Voorkomen van de voorjaarsinfectie: Strooi kort na de groeiherneming in de lente, gebeurlijk na het wegtrekken van het overtollig water, 500 kg/ha fijn gekorrelde nitraathoudende kalkstikstof (CYANNITRAAT) of gebeurlijk 350 kg/ha kalkstikstof in poedervorm. Speciaal gevaarlijke zones bestrooien met een hogere dosis of zo nodig herbehandelen. 2. Voorkomen van de najaarsinfectie: Strooi in juli op de vochtige of natte plaatsen (greppelzones enz.) fijn gekorrelde nitraathoudende kalkstikstof (CYANNITRAAT) tegen 500-1000 kg/ha. 3. Een andere mogelijkheid biedt het hooien van slakken- percelen na toepassing van CYANNITRAAT als stikstof meststof tegen 500 kg/ha. BESLUIT Kalkstikstof op leverbotweiden biedt belangrijke voordelen, namelijk: aanvoer van stikstof en kalk, weide- verbetering door bestreiding van onkruiden en minder waardige grassen, en vernietiging van leverbotslakken. (Medegedeeld door SADACEM „Landbouwkundige dienst Langerbruggekaai 9, B-9000 GENT). V

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1971 | | pagina 21