Openingsrede voorzitter K.N.L.C. ir. C S. Knottnerus op algemene vergadering officieel orgaan van de maatschappij tot bevordering van landbouw, tuinbouw en veeteelt in zeeland en noord-brabant W' VRIJDAG 27 NOVEMBER 1970 58e Jaargang - No 3058 land en tuinbouwblad GELIJKE PLICHTEN - GELIJKE RECHTEN GEVOLGEN INFLATIE NIET AFWENTELEN OP AGRARISCHE SECTOR HERSTRUCTURERING LANDBOUW HOOGST MOGELIJKE PRIORITEIT IEDER LID POLITIEK AKTIEF BINNEN EIGEN PARTIJ flJ leven tegenwoordig in een wonderlijke we* reld, een wereld van veranderingen. Ingeleid door veranderingen op technisch en technologisch ge bied waarover wij in de landbouw ook mee kunnen praten voltrekken zich nu ook grote veranderingen in de mentaliteit van de mensen. Naast de onvermijde lijke wisselingen die het wisselen in generatie steeds meebrengt heeft de invloed die technische en techno logische veranderingen in de maatschappij teweeg hebben gebracht ook grote gevolgen. De grotere wel vaart geeft de mens de gelegenheid tot meer vrijheid op alle gebied, meer vrije tijd, meer vrijheid van be roepskeuze, vrijheid om na te laten datgene wat men vervelend vindt enz. De mogelijkheden in de huidige welvaartsstaat zijn zelfs zo groot dat velen de indruk hebben dat er geen enkele beperking aan de vrijheid is en dat ieder voorschrift uit den boze is en een vernedering voor het vrije individu. Alle oude maat staven staan te wankelen alleen maar om het feit dat zij er vroeger ook al waren. Alles moet veranderen. Voor de <pude generatie d.w.z. zij die de voor-oorlog- se tijd nog bewust hebben meegemaakt begint het langzamerhand zulke afmetingen aan te nemen dat men geneigd is te zeggen waar moet dat heen, dit kan nooit goed gaan. Maar ik heb het gevoel dat dit juist een heel verkeerde houding is omdat men dan geen hulp biedt aan diegenen die eigenlijk als pro bleem hebben dat zij met de vrijheid geen raad weten. Er zijn n.l. duidelijk grenzen aan de vrijheid al was het alleen-maar deze dat er niets op deze wereld zonder grenzen is. Maar de grenzen van de vrijheid zijn niet constant. Door veranderingen in de maat schappij kunnen deze grenzen zich ook wel verleggen en dat is eigenlijk wat er nu nodig is. VA/IJ leven met zijn allen op deze wereld en of wij nu willen of niet wij zullen altijd aan zekere re gels gebonden zijn. Deze regels kunnen zich wel wij zigen maar zullen nooit vervallen. Om aan te tonen wat ik bedoel zou ik het gemakkelijkst het gedrag van de mensen op de weg kunnen nemen want daar zijn wij het veel vlugger over eens dan het gedrag in het maatschappelijk verkeer. Alleen diegenen die leven in een gebied waar praktisch geen wegen zijn zullen zich nog nooit bedacht hebben dat er regels voor weggebruikers nodig zijn; maar zodra er een weg is en er wordt gebruik van gemaakt dan komt men on herroepelijk tot reglementering. Eerst misschien bij stilzwijgende overeenkomst maar langzaam maar ze ker tot overeenkomsten die vastgelegd zijn: het rechts houden, verkeer van rechts gaat voor, wanneer heeft een voetganger voorrang op een automobilist enz. enz. Ook het zich doen houden aan de regels vertoont deze evolutie. Er blijken n.l. altijd mensen te zijn die geen rekening wensen te houden met anderen en het dus anders willen dan de regel is. Daar moet tegen worden opgetreden omdat zulke enkelingen de door stroming van het verkeer volledig kunnen verhinde ren. Er moet dus een apparaat zijn, de wegenpolitie, die de orde verzekert. Hoe beter de zelfdicipline van de bevolking hoe minder de politie hoeft op te treden en hoe beter alles verloopt. Ik heb de indruk dat ook meer dan 95 van de jeugd het hier mee eens is. Zodra het echter wordt overgebracht op 't maatschap pelijk verkeer dan mag men niet meer praten over orde handhaven en gezag want dat zijn dingen uit vroeger tijd en dus fout. IVIU ben ik de laatste om akkoord te gaan met de stelling dat alle maatschappelijke regelingen en wetten juist zijn en geen wijziging behoeven. In tegendeel. Daartoe in staat gesteld door de uitwer king van het menselijke vernuft wijzigen zich de mo gelijkheden en moet zich dus ook wel de maatschap pij veranderen. Maar de vraag is voor mij niet of er orde moet zijn en of er gezag moet zijn maar waar het gezag moet berusten en op welke wijze zij dient In dit nummer o.m.: Buitgewone ledenver gadering Z.H.V. Noord en Zuid, waarin belangrijke beslissingen moeten vallen over de premie voor 1971 Pagina 3 Rente over belasting- teruggaven Pagina 4 Van producent naar consument - Agrimarkt te Goes Pagina 5 Nieuwste raming aard appeloogst Pagina 5 Dr. Mansholt over de agrarische problemen in de E.E.G. Pagina 7 Gezamenlijke aardap- pelbewaring Pagina 9 Intensieve teelten ver eisen goed waterbeheer en in nauw verband hiermee ervaringen met regenin stallaties Pagina 10-11 Veehouderij-nieuws Pagina 12-13 Voor de vrouw Pagina 17 te worden gehandhaafd dat is de vraag van dit ogen blik, de vraag binnen het gezin, op de school, in een organisatie en ook in de openbare samenleving in al zijn geledingen. Voor mij is het volledig duidelijk dat de meest juiste wijze om tot gezag te komen die is waarbij diegenen die aan dit gezag zullen zijn onderworpen dit gezag zelf verlenen. In een eenvoudige vereniging van henge laars zal ook altijd de wijze van verkiezing in een al gemene vergadering worden gevolgd maar in een der gelijke vereniging is het gezag dat de voorzitter over zijn leden uitoefent ook van betrekkelijk geringe be tekenis. Zodra de omvang van de bevoegdheden die de gekozen bestuurderen over de leden uitoefenen groter wordt komen er meer moeilijkheden. Men deelt dan geen absolute macht meer uit maar conditioneert. Er moet overleg worden gepleegd des noods met de algemene vergadering of als dat te in gewikkeld is met een ledenraad of een uitgebreid bestuur of een parlement. Al deze methodes worden bedacht om te zorgen dat de regels voor betrokkenen aanvaardbaar zijn en niet knellender dan noodzake lijk voor het bereiken van het doel. Zodra wij n.l. over gaan van het amateurisme in het professionalisme ont staat de neiging regels te maken die sommige mensen wel leuk vinden maar die eigenlijk helemaal niet meer nodig zijn om een maatschappij vlot te doen verlopen. ffVE mens heeft n.l. ook een ingebouwde eigenschap die ik als volgt zou kunnen omschrijven: Hij meent dat hij het altijd het beste weet. Dat k?J? zeer duidelijk tot uitdrukking komen omdat hij daar altijd over spreekt en iedereen er van op de hoogte wil stellen. Maar het kan ook zijn dat men er hele maal niets van merkt. Hij denkt dan: „Laat ze maar kletsen, ik doe het we] anders, ik doe het beter." Dit is geen slechte eigenschap want ik dacht dat hieraan juist de vooruitgang in de maatschappij te danken is. Maar deze eigenschap kan wel hinderlijk zijn vooral omdat hierdoor juist de botsingen tussen individuen ontstaan. Wij kunnen ons niet veroorloven dat ieder op zijn eigen wijze gaat uitvoeren wat hij meent dat het beste is. Voor de totaliteit moet beslist worden welke wijze zal worden gevolgd, wie het gezag zal uitoefe nen en hoe het zal worden gehandhaafd. De moeilijk ste beslissing is echter altijd voor diegene die niet zijn zin krijgt. Hoe ver mag die gaan bij zijn pogingen en wat zijn zijn middelen om toch uiteindelijk zijn zin te krijgen. Want ook dat is in de mens ingebakerd. Democratie is niet moeilijk voor de meerderheid maar wel voor de minderheid! Hoe ingewikkelder een organisatie is hoe moeilijker het wordt. Omdat meerderheid en minderheid niet altijd dezelfde zijn„ omdat de bestuurden een heel eind af komen te staan van de bestuurders en omdat de bestuurder bijna zelf niet meer weet en bijna niet meer kan nagaan wat de wil van de bestuurden eigen lijk is. Tegenwoordig komt nog daarbij, juist door de technische en technologische ontwikkeling, het zich aanmatigen te veronderstellen dat de bestuurden niet meer kunnen beslissen omdat zij de vraagstukken niet meer kunnen overzien. Hier meen ik dat men duide lijk over de schreef gdat. Het feit op zich n.l. is juist, maar voor het hand haven van de juiste verhouding tussen bestuurder en bestuurden is het noodzakelijk dat wij ons realiseren dat besturen altijd moet gebeuren in naam van die genen die bestuurd worden en dat men met een be sluit de belang van deze bestuurden dient. Het moet mogelijk zijn om vooral bij belangrijke beslissingen het waarom aan de bestuursleden duidelijk te maken. Alleen op deze wijze kan men offers vragen want het is ook weer een doodgewone menselijke eigen schap dat men het eerst aan zichzelf denkt en pas in de tweede plaats aan een ander. Maar wij moeten er wel rekening mee houden, en daar is dacht ik ook weer ieder van overtuigd, dat ook die ander zijn rech ten heeft die even belangrijk zijn. Dat de rechten van •het ene individu leiden tot verplichtingen voor het andere individu is dacht ik ook duidelijk. Als men van deze waarheid niet doordrongen is is men niet geschikt om in een democratische maat schappij te leven en nog minder om in zo'n maat schappij leiding te geven. IN deze tijd, nu blijkbaar zo velen weten wat goed is voor de ander en velen menen dat de wereld alleen maar door kan draaien als zij hun zin krijgen is het goed dit eens te bedenken. Het helpt vooral niet als wij elkaar onze meningen luid toeschreeuwen zonder ons ook maar één moment de andere zijde van de zaak in te willen denken. Wij zitten met zijn allen op deze wereld en in engere zin -hier in Nederland of in een bepaalde stad of dorp en wij zullen het met elkaar moeten zien te rooien. Wij zullen er gezamen lijk uit moeten komen en ik meen dat dit alleen maar kan als men uitgaat van dezelfde basis. Die kan niet anders zijn dan dat wij allen principieel gelijke rech ten hebben maar ook gelijke plichten. (Zie verder pag. 6)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1970 | | pagina 1