11
ENKELE PUNTEN
Momenteel zijn er in Brabant nog ongeveer
34.000 arbeidskrachten in de landbouw
werkzaam. Hiervan zijn 25.000 bedrijfshoof-
den en 9000 boerenzoons en landarbeiders.
De gemiddelde bruto-productie bedraagt per
man nu f 50.000,
De Brabantse agrarische produktie zou, in
dien in redelijk efficiënte eenheden werd
gewerkt kunnen worden voortgebracht, door
slechts 20.000 arbeidskrachten n.l. 9000
rundveehouderij, 4500 veredelingsvakken,
3500 akkerbouw en 3000 in de tuinbouw.
De rentabiliteit zou een geheel ander beeld
vertonen indien bij gelijke produktie het
beschikbare inkomen niet over 34.000 maar
over 20.000 mensen verdeeld zou kunnen
worden Dit betekent dat in de komende
jaren het aantal arbeidsikrachten nog aan
merkelijk zal moeten verminderen en Bra
bant, naast alle vooruitgang nog zware pro
blemen heeft op te lossen. De belangste
reden voor deze structuurnota.
Niét de verhoging van de produktie maar
allereerst een verschuiving daarvan moet
de Brabantse land- en tuinbouw omvormen
tot structureel gezonde bedrijven.
Sanering, bedrijfsbeëindiging en omscholing
bepalen naast bedrijfsontwikkeling het toe
komstbeeld van de bedrijfsstructuur.
if Bedrijfsontwikkeling en bedrijfssanering
hangen ten nauwste samen en liggen vol
ledig in eikaars verlengde. Ze moeten el
kaar aanvullen. Zonder oplossing van de
saneringsproblemen kan de bedrijfsontwik
keling niet slagen.
if Van alle landbouwaktiviteiten is de melk
veehouderij de duurste bedrijfstak. Bij de
akkerbouw zitten de investeringen in de
grond, machines en gebouwen. Bij de var
kens- en pluimveehouderij in gebouwen en
vee. Voor het melkvee in grond, gebouwen,
vee en werktuigen zowel in gebouwen als
op het land.
De Brabantse melkveehouderij beweegt zich
duidelijk naar eenheden met meer dan 30
melkkoeien. In de komende 5 jaar kan ver
wacht worden dat het aantal melkveehou
ders zal zijn teruggebracht tot op de helft.
if Samenwerkingsvormen zijn geen oplossing
voor nu reeds wezenlijk te kleine bedrijven.
Wel perspectief bieden akkerbouwbedrijven
van 120 ha en meer met 4 arbeidskrachten
en bedrijven met 120 melkkoeien en meer
met 3 arbeidskrachten.
if Bij de varkenshouderij maant de ontwikke
ling in de E.E.G. tot voorzichtigheid. Na de
explosieve ontwikkeling van de laatste ja
ren is het zaak de eerstkomende jaren de
produktie-uitbreiding te temporiseren.
Een verdere sanering van het aantal leg-
pluimveehouders is nodg. Voorzichtigheid
ta.v. de uitbreiding van de produktie is ge
boden. Pluimveehouderij gaat een aktiviteit
worden van 'n kleine gespecialiseerde groep.
In de tuinbouwsektor kan een grotere ver
schuiving naar de contractteelten verwacht
worden. De ontwikkeling van grotere volle-
grondsgroenteteeltbedrijven moet bevorderd
worden. Rekening houdend met een jaar
lijkse uitbreiding van het glasareaal met
10 zal het totaal aantal glasbedrijven in
de komende jaren wat minder worden.
De groei in de boomteeltsektor zal zich ln
de komende jaren voortzetten. Bij de cham
pignonteelt zal voor structureel gezonde be
drijven een uitbouw moeten plaats vinden.
In het algemeen zijn vele fruitteeltbedrij-
ven structureel te klein. Het beperkt aantal
uitstekende bedrijven zullen door de huidi
ge situatie heengeholpen moeten worden.
nen de provincie zijn verder afhankelijk van de keu
ze in productierichtingen.
Voor 1975 kan de volgende situatie worden ver
wacht:
10.000 bedrijven met melkveehouderij alleen of in
combinatie met veredeling (in hoofdzaak
varkens) (nu ca. 20.000);
2.500 tuinbouwbedrijven met vollegrondstuinbouw,
glastuinbouw, boomteelt, champignonteelt of
fruitteelt;
2.000 bedrijven met in hoofdzaak varkens of pluim
vee;
ledig in eikaars verlengde liggen. Zij moeten elkaar
aanvullen en zonder oplossing van de sanering kan
de ontwikkeling niet slagen. De heilloze weg van de
te sterke productie-uitbreiding kan de bedrijfsstruc-
tuurproblematiek niet oplossen.
Hoe de ontwikkeling in feite zal zijn is sterk af
hankelijk van het te voeren landelijke beleid en het
E.E.G.-beleid. De doelstelling is ongetwijfeld het op
bouwen van een gezonde bedrijfsstructuur. Om dit
te bereiken, is de groep van maatregelen en regelin
gen in het sociaal-economische vlak om kleine pro-
PLUIMVEE
TUIINBOUW
Verder doorgevoerde specialisatie in grote eenheden.
De verwachting bestaat dat het totaal aantal glasbedrijven in de komende jaren
wat minder zal worden.
VARKENS
an kleine aantallen varkens kunnen we
in de toekomst vergeten
productiestijging per man, het enige middel om kos
tenstijgingen per eenheid product te voorkomen. Het
gaat evenwel om de totale productie van alle bedrij
ven samen. Daarom betekent langzamere productie
stijging dat men moet kiezen voor een versterkte be
drijfsbeëindiging. Daarvan hangt alles af of de land
en tuinbouw structureel gezonder kunnen worden.
Uitgaande van de ontwikkeling van de reële produc
tie over de periode 19641969 geeft een prognose
voor 19701975 het volgende beeld:
GEWIJZE STIJGING OF AFNAME
IN AANTAL OF HA
Periode 1964—1969 1970—1975
Cultuurgrond 3/4 1
Bouwland 5 4
Grasland -f 2 -f 1
Melkkoeien 4 -f 2
Varkens +12% 6
Leghennen 3 -f 2
Slachtkuikens 4- 17 -j- 4
Vollegrondstuinbouw -f 4
Glastuinbouw -f 10% -fl0%
Boomteelt 3 -f 3
Champignons -f 20% 10
Fruitteelt 3 6
ONTWIKKELING AANTAL
ARBEIDSKRACHTEN EN BEDRIJVEN
De afvloeiing van boerenzoons en landarbeiders
verloopt trager en die van bedrijfshoofden versnelt
zich. Wanneer we deze lijnen doortrekken zou dat
betekenen dat tussen 1970 en 1980 3000 boerenzoons
en landarbeiders en 9000 bedrijfshoofden de land
bouw verlaten en dat er in 1980 nog 6000 boeren
zoons en landarbeiders alsmede 16.000 bedrijfshoof
den aanwezig zullen zijn.
Voor het aantal bedrijven krijgen we dan het vol
gende beeld:
1950 34.000 bedrijven
1960 31.000 bedrijven
1970 25.000 bedrijven
1980 16.000 bedrijven
Deze verwachting is reëel en gebaseerd op de vol
gende gegevens:
1. jaarlijks gaat 2500 ha cultuurgrond verloren en
deze oppervlakte heeft de tendens toe te nemen.
Dat komt overeen met jaarlijks 200 bedrijven;
2. er zijn 6000 bedrijven in Brabant waarvan het be-
drijfshoofd 50 jaar of ouder is en geen opvolger
heeft;
3. het aantal jongeren dat het bedrijf niet overneemt
neemt toe en een aantal jongere ondernemers zal
het snelle ontwikkelingstempo niet kunnen bij
houden.
Deze ontwikkeling zou betekenen, dat er rond 1975
20.000 bedrijven zullen zijn.
DE BEDRIJFSSTRUCTUUR
Het is niet bekend welke maatregelen er in het
E.E.G.-beleid zullen worden genomen om een gezon
de bedrijfsstructuur te bevorderen en de bedrijfsbe
ëindiging te stimuleren. Wat het eerste betreft, is het
zaak om in de komende jaren sterke bedrijfseen-
heden op te bouwen, bedrijven met concurrentie
kracht. Daarom moet alles gedaan worden om in de
voorlichting de „low cost farming" met kracht te
bevorderen. Bedrijven met een lage kostprijs passen
in elk E.E.G.-beleid.
Om dit te kunnen bereiken zal naast de ontmen
ging ook de specialisatie van bedrijven in toenemen
de mate een rol gaan spelen. Dat hierbij het gezins
bedrijf het overheersende bedrijfstype zal blijven, is
welhaast zeker. Ook is er ruimte voor een zeer ge
varieerde bedrijfsstructuur. De mogelijkheden bin-
1.500 bedrijven met in hoofdzaak akkerbouw;
4.000 bedrijven met variabele, te kleine eenheden.
Rond 1975 is bepaald nog geen gezonde structuur
voor alle bedrijven opgebouwd. Deze is niet afhan
kelijk van de verdere opvoering van de productie,
maar veel meer van de teruggang van het aantal te
kleine productie-eenheden en het aantal te kleine
bedrijven. Voor een gezonde bedrijfsstructuur moet
gekozen worden voor bedrijven met flinke produc
tie-eenheden. Er zullen wel tien jaar nodig zijn om
deze situatie dichter te benaderen.
BELEID EN VOORLICHTING
Het wordt steeds duidelijker dat bedrijfsontwikke
ling en bedrijfssanering twee begrippen zijn die vol-
ductie-eenheden en kleine bedrijven te saneren, van
eminent belang. De indruk bestaat dat men hiermee
landelijk op de goede weg is, maar dat er in Euro
pees verband nog vele barrières moeten worden ge
nomen.
We weten allen hoe sterk de verbondenheid is tus
sen de boer of tuinder en zijn werk en bedrijf. We
weten echter ook dat door de snelle ontwikkeling
een scheiding der geesten is ontstaan die steeds ster
ker zal worden. Het motto „investeren of saneren" is
niet een kreet maar harde realiteit die onze boeren
en tuinders duidelijk in tweeën scheidt. De voorlich
ting in haar totaliteit heeft als duidelijke opdracht:
het aandacht schenken aan alle boeren en tuinders.
(Zie verder volgende pag.)