4 x S
Structuurnota
Brabantse land
tuinbouw
- en
Schaalvergroting
Specialisatie
Samenwerking
Sanering
10
\A/AAR staan wij, waar groeien wij naar toe en
vv welke knelpunten moeten daartoe worden op
gelost? Er is duidelijk sprake van een versnelde ont
wikkeling in de agrarische sector, niet alleen betref
fende de aanpassing van de bedrijfsstructuur aan de
nieuwe mogelijkheden maar evenzeer de groeiende
achterstand van een groot aantal problemen. Met deze
problematiek en de gevolgen ervan zullen wij in toe
nemende mate te maken krijgen. Het plaatst ons voor
een herziening van de aanpak om tijdig datgene te doen
wat nu van ons gevraagd wordt. Want deze versnel
de ontwikkeling moet niet als iets onontkoombaars
ondergaan worden maar we moeten trachten er rich
ting en inhoud aan te geven opdat de kwalijke gevol
gen ervan zoveel mogelijk ondervangen dan wel ver
zacht worden.
Hierop wijst H.I.D. van de Provinciale Raad voor
de Bedrijfsontwikkeling in de land- en tuinbouw voor
Noord-Brabant ir. A. H. Crijns in zijn inleiding bij de
structuurnota van de Brabantse landbouw die de titel
4 x S - 197Q"
meegekregen heeft. Met de trefwoorden Schaalver
groting, Specialisatie, Samenwerking en Sanering,
heeft men willen aangeven, welke voortgaande en ver
snelde ontwikkeling de agrarische sector in de komen
de jaren te wachten staat en welk antwoord daarop
moet worden gegeven om de vele problemen op te
kunnen lossen. Deze nota daarbij te zien als eerste
aanzet om de gedachtenvorming over de problematiek
op gang te brengen en zich gezamenlijk te beraden
over datgene dat kan leiden tot een nieuwe aanpak.
de belemmeringen die daarbij een rol gaan spelen.
Achtereenvolgens worden de ontwikkeling, de struc
tuur, het toekomstperspectief en de knelpunten van
de belangrijkste N.-Brabantse bedrijfstakken rund
veehouderij, akkerbouw, varkenshouderij, pluimvee
houderij en de verschillende tuinbouwsectoren uit
voerig behandeld. Over de ontwikkeling tussen 1950
en 1970 wordt een beschouwing gegeven waarna de
te verwachten ontwikkeling in de komende jaren van
de produktie- en de bedrijfsstructuur worden be
sproken. Tenslotte wordt aangegeven de agrarische
problematiek die moet worden opgelost om de be
staande situatie te verbeteren.
De nota werd, zoals wij reeds meldden eind septem
ber in de Raad voor de Bedrijfsontwikkeling bespro
ken waarbij vastgesteld werd dat deze een goed uit
gangspunt vormt voor een effectieve en bij de tijd
aangepaste voorlichting in de provincie.
WOLKEN AAN DE HEMEL
Iedere medaille heeft zijn keerzijde. Het zou on
juist zijn te veronderstellen dat in deze provincie
alles „botertje aan de boom" is. Iedere versnelde ont
wikkeling brengt tegelijk een selecteringsproces aan
de gang. Natuurlijk kan een gezonde bedrijfsstruc
tuur niet in een handomdraai worden gerealiseerd.
Daar gaan vele jaren overheen. Er zijn duidelij twee
groepen die in toenemende mate onze aandacht vra
gen. Het zijn de niet meegegroeide, te kleine bedrij
ven die in hun eerste aanzet zijn blijven steken. Dit
zijn vaak bedrijven van oudere ondernemers zonder
opvolger, maar er zijn ook jongeren bij waarvoor de
kloof naar de moderne onderneming te groot is ge
worden. Daarnaast is er de middengroep die halver-
eigene van land- en tuinbouw voor een doelmatige
bedrijfsuitoefening. De betrokkenheid van landbouw
bij het nemen van planologische beslissingen is van
het grootste belang. Het Landbouwschap heeft in
dezen een coördinerende functie om de aanwezige
kennis en deskudigheid te mobiliseren. Met de inge
stelde werkgroep zijn we in Brabant op de goede
weg. De landbouw zal als partner in het planologie-
beleid de specifieke eisen moeten formuleren waar
aan voldaan moet worden om een gezonde bedrijfs-
ontplooiing mogelijk te maken.
Ook de schaalvergroting en de specialisatie roepen
nieuwe problemen op. Het niet zitten op een eiland
betekent rekening houden met anderen. We kunnen
hierbij b.v. denken aan het gier- en mestvraagstuk
en het stankprobleem van grote veredelingsbedrij
ven. Wij moeten zelf deze problematiek onderken
nen en aanpakken voordat anderen er ons toe dwin
gen. Om de hinder van de Hinderwet te voorkomen
zijn we verplicht ons af te vragen waar de grote ge
specialiseerde veredelingsbedrijven gesitueerd moe
ten worden.
Tenslotte mag en moet de landbouw een open oog
en oor verwachten voor de noodzakelijke uitbouw
naar grotere eenheden. Van oudsher heeft de land
bouw een grote invloed gehad op de totstandkoming
van het landschap. Ook de grotere gebouwen kunnen
in goede harmonie met hun omgeving een plaats
krijgen. Hoge silo's in schreeuwende kleuren zijn
daarmee niet in overeenstemming. De door de Raad
voor de Bedrijfsontwikkeling gestimuleerde samen
werking tussen Commissies voor Bouw- en Wel
standstoezicht, Bedrijfsontwikkeling en Staatsbosbe
heer, is een waarborg voor goed overleg en onderling
begrip.
ACHTEREEN VOLGENS worden in de nota de ver-
schillende bedrijfstakken uitvoerig behandeld
zowel wat de ontwikkeling als de structuur ervan
betreft, het verwachte toekomstperspectief als de
knelpunten die daarbij om de hoek komen kijken.
De nota geeft veel achtergrondinformatie en neemt
de rundveehouderij-, de akkerbouw, varkenshoude
rij-, pluimveehouderij-sector en de verschillende
tuinbouwsectoren, zowel de vollegronds- als de glas
tuinders, de boom- en fruiteelt onder de loep. Na een
overzicht gegeven te hebben over de situatie in de
ontwikkeling tussen 1950 en 1970 komt de nota tot
een te verwachten ontwikkeling in de komende ja
ren. Tenslotte wordt uitvoerig ingegaan op de agra
rische problematiek, in het bijzonder wat betreft de
financiering en vermogensvorming, de opvolgings
situatie, de sociale problematiek enz.
TE VERWACHTEN ONTWIKKELING
IN DE KOMENDE JAREN
Er is tijd voor nodig, aldus dit gedeelte van de
nota, om een gezonde structurele land- en tuinbouw
op te bouwen. We weten, dat het een hard proces is
nu meer en meer in het beslissende stadium wordt
gekomen. Als achtergrond voor deze bezinning op de
AKKERBOUW
Voor het akkerbouwbedrijf zijn twee mogelijkheden om het inkomen te ver
beteren: intensiveren of samengaan van bedrijven tot een gezamenlijke opper
vlakte van 120 a 150 ha. Speciaal de inzet van grote machines vraagt om een
arbeidsinzet van 4 personen.
VEEHOUDERIJ
Ruwvoerproduktie op andere bedrijven is één van de mogelijkheden om
een bedrijf „te vergroten".
Het houden van kleine
in de toek
IN deze nota wordt aan de hand van een groot
aantal gegevens getracht antwoord te geven
op de vragen: „Waar staan wij, waar groeien wy
naar toe en welke knelpunten moeten daartoe wor
den opgelost?" Door een drietal interne werkgroepen
n.l. voor de rundveehouderij en akkerbouw, de var
kens- en pluimveehouderij en van de diverse tuin
bouwsectoren zijn de bouwstenen aangedragen voor
de deelnota's die als achtergrond voor het algemene
gedeelte van dit rapport gediend hebben. Ook een
externe werkgroep van Econ. Soc. Voorlichters, Cul
tuurtechnische Dienst en L.E.I. leverden hun bijdra
ge betreffende de financiering, vermogensvorming,
bedrijfsovername, samenwerking, bedrijfsbeëindiging
en de grondproblematiek.
Ingegaan wordt op het agrarisch klimaat in Noord-
Brabant, de oorzaken van de snelle ontwikkeling en
wege is gekomen en nu voor de keuze staat: inves
teren of langzaam maar zeker tot de verdwijnende
groep gaan behoren. We kunnen er niet aan ontko
men dat in de eerstvolgende jaren deze strijd om het
bestaan veel harder gaat worden.
Sanering, bedrijfsbeëindiging en omscholing zijn
dan ook begrippen die naast de bedrijfsontwikkeling
het toekomstbeeld van de bedrijfsstructuur zullen be
palen.
Planologisch hebben land- en tuinbouw in onze
provincie zich in vrijheid kunnen ontwikkelen. We
hebben er rekening mee te houden dat de functie van
het platteland veelzijdiger begint te worden. Deze
andere functies gaan vaak ten koste van de land
bouw. Begrip van onze kant voor déze situatie vraagt
erom dat anderen ook begrip opbrengen voor het
toekomst zit een filosofie die steunt op de praktijk.
Maar het is en blijft een prognose. De snelheid van
de ontwikkeling is van zoveel factoren afhankelijk,
dat niemand kan zeggen wanneer een bepaalde fase
bereikt zal zijn. Daarom moet men de uitgesproken
verwachtingen ook niet al te absoluut zien. Als basis
zijn de ontwikkelingslijnen van de periode 1950-1970
doorgetrokken. Er is echter een groot verschilpunt.
Tot nu toe is de ontwikkeling vooral gestimuleerd
middels een sterke opvoering van de produktie. Nu
wordt een lans gebroken voor een langzamere stij
ging van de productie. Het produceren van overschot
ten is n.l. voor boeren en tuinders een zeer kwalijke
zaak en voor het verkrijgen van meer evenwicht
tussen productie en afzetmogelijkheden is een lang
zamer stijgen van de productie noodzakelijk. We zit
ten hierbij echter midden in de vicieuze cirkel. Bij
gelijkblijvende prijzen is voor het individuele bedrijf