Landbouw -
loonwerk
1000 ha
12
IN hoeverre biedt een intensieve samenwerking
met arbeid en machines tussen een vrij grote
groep landbouwbedrijven en een loonwerker econo
misch perspectief voor beide partijen? Dit dan in
vergelijking met de bedrijfsvoering zonder en met ver
doorgevoerde samenwerking tussen overeenkomstige
landbouwbedrijven.
Een werkgroep bestaande uit vertegenwoordigers
van de Fed. v. Bedrijfsvoorl. Zeeuwse Eilanden,
B.O.V.A.L., afd. Zeeland, en 't Consulentschap Zeeuw
se Eilanden later (met uitzondering van ir. M. A. van
der Beek) het Consulentschap Akkerbouw en Rund
veehouderij te Goes, heeft zich met medewerking van
enkele deskundigen van het P.A.W. te Wageningen
met het beantwoorden van deze vragen bezig
gehouden.
In een verschenen rapport „Landbouw Loonwerk
100.C ha" zijn van de verschillende vormen van samen
werking de bedrijfseconomische en arbeidsorganisa-
torische facetten uitvoerig behandeld. De bijlagen
van het rapport omvatten een specificatie van de kos
ten, een overzicht van de werktuigeninventaris zowel
voor de akkerbouwbedrijven als voor het landbouw-
loonbedrijf, voorbeelden van kostenberekeningen, een
financieringsoverzicht van een akkerbouwbedrijf zo
wel op eigendoms- als op pachtbasis en een finan
cieringsoverzicht van het landbouwloonbedrijf, waarbij
het eigen vermogen van beide bedrijven variabel is
gesteld. Vooi de nog meer belangstellende is ook een
zeer uitgebreide documentatie aangaande de arbeids-
behoefte per gewas per samenwerkingsvorm en van
het loonbedrijf beschikbaar separaat van het rapport
De heer F. J. Boonman van C.A.R.-Goes was ons be
hulpzaam met het samenstellen van bijgaande samen
vatting van dit rapport.
Voor de akkerbouw lijkt ons de belangrijkste con
clusie deze, dat strikte binding van een aantal akker
bouwbedrijven aan een loonbedrijf in direkte zin wei
nig invloed heeft op de uiteindelijke bedrijfsresultaten.
Het loonbedrijf heeft echter meer baat bij deze bin
ding doordal o.m. een betere planning mogelijk is, de
investeringen eer betere basis kunnen krijgen en
overcapaciteit aan werktuigen beter te voorkomen is.
Dat een groep akkerbouwers er, niettegenstaande deze
loonwerkervoordelen, in hun bedrijfsresuitatenverbe-
tering maar magertjes met deze samenwerking zouden
afkomen, is teleurstellend. Het opvoeren van verschil
lende kostenfaktoren door de loonwerker lijkt ons hier
mede debet aan te zijn.
BI.
Ge
Wi
Zo.i
Zo
Er)
VU
Gr;
Za;
Pla
Co
Sui
Toi
NU
ko«
Arl
W<
Gn
Gn
Ah
To
Ne
Samenwerking met een loonbedrijf geeft lagere investeringskosten voor de individuele akkerbouwbedrijven. Bedrijven die volledig samenwerken, dus samen de plannen maken,
gezamenlijk uitvoeren, kunnen
|\E titel „Landbouw Loonwerk 1000 ha" doet reeds vermoeden dat we hier
*^met een modellenstudie te maken hebben. In velerlei bedrijfstakken kan men
een snelle technische vooruitgang bemerken. De bedrijven, die hiervan op de
juiste wijze gebruik maken komen tot een hoge, soms zeer hoge arbeidsproduk-
tiviteit. Dit nu resulteert (meestal) in een grotere produktie-omvang, waardoor bij
toenemende vraag een grotere omzet kan worden bereikt en een grotere winst
behaald. Dit is een heuglijke zaak voor die bedrijfstakken, die produkten maken,
die een toenemende vraag hebben. Hiervan is in de landbouw geen of nauwelijks
sprake, maar wel is in de landbouw c.q. akkerbouw evenzeer een snellé tech
nische vooruitgang te bemerken. Denken we maar aan vergroting van de capa
citeit van de machines, de steeds betere technische voorzieningen, het gebruik
van nieuwe rassen en nieuwe en betere bestrijdingsmiddelen tegen onkruid en
ziekte, enz.
In Zeeland is het aantal werkers in de akkerbouw mede door de werkgele
genheid buiten de landbouw in de laatste 5 jaar met ca. 30 afgenomen. Het
betreft hier vooral de vaste vreemde arbeidskrachten en de boerenzoons, die een
bestaan elders hebben gezocht.
Thans is op meer dan de helft van het aantal bedrijven in de land- en tuinbouw
slechts één vaste arbeidskracht aanwezig. Er zijn reeds een aantal bedrijven van
50 ha en groter, waarvan het bedrijfshoofd de enige vaste arbeidskracht is en
in knelperioden bijgestaan wordt door los personeel. Arbeid is schaars, maar het
individuele bedrijf kan zelfstandig zowel arbeidsorganisatorisch als economisch
als financieel, veel van de mogelijkheden van de nieuwste bruikbaar gebleken
systemen veelal niet realiseren.
Aan deze bezwaren kan enigszins tegemoet worden gekomen door in toe
nemende mate de loonwerker in te schakelen, met mede als voordeel dat dan
de nieuwste apparatuur wordt gebruikt en zelf minder hoog geïnvesteerd moet
worden. Tevens dat juist in drukke perioden over één of 6oms meerdere arbeids
krachten (van de loonwerker) kan worden beschikt. Anderzijds gaan bedrijven
met elkaar samenwerken, variërend van het samen rpndzetten van één of meer
dere specifieke werkzaamheden zoals de aardappeloogst tot volledig
integreren.
|N dit rapport, dat thans is verschenen, wordt getracht een inzicht te geven in de
gevolgen die arbeidsorganisatorisch en bedrijfseconomisch van invloed zijn op
de vaak moeilijke beslissing van de ondernemer-akkerbouwer, waarvoor hij zich ge
plaatst ziet. Beslissingen die hij vaak voor meerdere jaren moet nemen.
Daartoe zijn een aantal bedrijven zuiver akkerbouwbedrijven als uitgangs
punt gekozen. Deze bedrijven liggen in de bedrijfsgrootteklasse van 20 tot 60 ha.
Bedrijven minder dan 20 ha groot zullen, om ook in de toekomst een redelijk inkomen
te behalen, meer naar intensiveringsmogelijkheden moeten zoeken, zoals de teelt van
groentegewassen, melkveehouderij, enz. Op bedrijven van 60 ha en groter zal men
eventueel in combinatie met een ander bedrijf vlugger tot volledige eigen mechani
satie overgaan. Overwegingen als deze hebben dan ook een rol gespeeld bij het ont
werpen van deze modellenstudie.
In dit oppervlaktetraject van 2060 ha zijn 3 bedrijfsgrootteklassen als bouw
stenen gekozen voor de opbouw van deze „magische" 1000 ha. Deze omvang (van
1000 ha) mag verondersteld worden een redelijk inkomen voor het landbouwbedrijf
te garanderen.
Deze 1000 ha bestaan uit:
12 bedrijven van 25 ha met een éénmansbezetting
10 bedrijven van 35 ha met een éénmansbezetting
7 bedrijven van 50 ha met een tweemansbezetting
De bedrijven worden verondersteld alleen te beschikken over een basisinventaris
voor het ploegen, eggen, rooien en transport. Met enkele van de werktuigen van de
basisinventaris wordt onderling samengewerkt, de specifieke verzorgings- en oogst-
werkzaamheden worden uitbesteed) aan de loonwerker. Uitgaande van bepaalde aan
genomen gegevens zoals: de hoogte van de kosten en opbrengsten, de wijze van uit
voering van de werkzaamheden, de arbeidsbehoefte per onderdeel en per eenheid), de
aanwezige arbeid per bedrijf en de vruchtopvolgingseisen in nauw overleg met de
praktijk vastgesteld zijn in deze studie de optimale bedrijfsplannen c.q.
bedrijfsresultaten berekend per akkerbouwbedrijf van resp. 25, 35 en 50 ha. Als
illustratie van de opzet van de berekening van de bedrijfsresultaten per bedrijf laten
wij een overzicht volgen uit dit rapport overgenomen.