LANDBOUWSCHAP
Verzekering tegen
arbeidsongeschiktheid
ook voor
zelfstandigen
VAN HET
4
Hulp voor oudere werknemers land- en tuinbouw op komst
Het blijkt dat óp het terrein van de sociale ver
zekeringen twee wensen van dringende aard be
staan. De eerste heeft betrekking op de oplossing
van het pensfoenvraagstuk, waarop wij nog terug
zullen komen en de tweede betreft een met name
in de kring van de landbouw- en middenstandsor
ganisaties bestaand verlangen t.b.v. de zelfstandi
gen.
Zowel in de 'S±.R. als bij de regering werd n.l.
gepleit voor de invoering van een wettelijke bodem
verzekering ter dekking van het arbeidsongeschikt-
heidsrisiko dat onze zelfstandigen lopen.
Bedoeld worden de zware arbeidsongeschikt-
heidsrisiko's die' bij de partikuliere verzekeringen
tot dusver niet op.afdoende wijze kunnen worden
gedekt. Reden waarom vanuit de landbouw- en
middenstandsorganisaties wordt aangedrongen op
de invoering van-een wettelijke voorziening.
STANDPUNT S.E.R.
De S.E.R. heeft in zijn dit jaar uitgebrachte ad
vies over de programmering van de sociale verze
kering een vrijwel absolute prioriteit toegekend aan
de oplossing van het pensioen vraagstuk.
Een uitspraak evenwel welke van een kantteke
ning werd voorzien hierop neerkomende, dat de
invoering van de door de organisaties van zelfstan
digen begeerde voorziening niet onder alle om
standigheden behoeft te wachten totdat het pen-
sioenvraagstuk t.a.v. A.O.W./A.W.W. in zijn geheel
is opgelost.
STANDPUNT REGERING
De regering blijkt bereid te zijn het standpunt
van de S.E.R. te volgen. Het Ministerie van Sociale
Zaken en Volksgezondheid is reeds bezig met de
voorbereiding van een wetsontwerp. De voorkeur
van Minister Roolvink gaat uit naar een algemene
bodemverzekering op het terrein van de arbeids
ongeschiktheid. Een voorziening dus welke de vorm
van een volksverzekering zou moeten aannemen.
De bodemvoorziening zou voör iedereen moeten
gelden terwijl hierop een verdergaande voorziening
alleen voor werknemers zou moeten aansluiten.
DE KOSTEN
Zou voor de zelfstandigen op dezelfde wijze, als
voor de werknemers reeds geldt, een verplichte
arbeidsongeschikheidsverzekering worden inge
voerd, dan zou dit een premie van 5,3% vragen.
Hierbij is verondersteld dat het arbeidsongeschikt
heidsrisico van de zelfstandigen in het algemeen
niet afwijkt van dat van de werknemers.
De vraag welke hierbij moet worden gesteld is
deze of de zelfstandigen een dergelijke nieuwe
premielast kunnen torsen. Gesteld dat zij hiertoe
bereid zouden zjjn. Wij vragen dit te betwijfelen
en kunnen ons voorstellen dat hiertegen grote be
zwaren zullen worden ingebracht. Daarom zouden
wij een voorziening voor de zelfstandigen beperkt
willen zien tot een bodemverzekering.
De kosten van een zodanige voorziening evenwel
moeten toch nog op 4 worden geraamd.
Gelet 'op de sterk stijgende lasten moet het be
grijpelijk worden geacht dat de S.E.R., de regering
verzocht te onderzoeken of de invoering van een
algemene volksverzekering als hiervoor bedoeld,
zou kunnen worden vergemakkelijkt door het be
schikbaar stellen van een overheidsbijdrage in de
kosten.'Het geld voor een dergelijke bijdrage zou
naar hef-, oordeel van de Raad beschikbaar moeten
komen door belastingverhoging.
OVERHEIDSBIJDRAGE NIET ZEKER
Hetis echter lang niet zeker dat de regering de
middelen zal kunnen vinden om aan een dergelijk
verzoek te voldoen. Zij liet reeds weten het ermee
eens te.-zijn, dat tegenover hogere overheidsuitga
ven ook, hogere overheidsinkomsten moeten staan
Voorts, dat alleen kompensatie voor nieuwe las
ten kan worden gevonden, door verlaging van oude
lasten.
Het beschikbaar stellen van een bijdrage in de
sfeer van de sociale voorzieningen dient, zo meent
de regering, te passen in het prioriteitenschema dat
voor.-de. besteding van algemene middelen moet
worden opgesteld.
Het is. zelfs niet uitgesloten dat de toekomst voor
een ander doel met een hogere prioriteit, naar ver
hoging yan de belastingopbrengsten moet worden
gestreefd.
Hierdoor alleen reeds zou een belastingverhoging
om een bijdrage voor een algemene adbeidsonge-
schiktheidsverzekering beschikbaar te stellen niet
mogelijk kunnen zijn.
STANDPUNT NADER OVERWEGEN
Hoe hef ook zij thans is het wachten op een wets
ontwerp, van de regering. Aangenomen moet wor
den dat hier nog geruime tijd gemoeid zal zijn. Zo
dra het wetsontwerp er is zal zich voor de organi
saties van de zelfstandigen opnieuw een gelegen
heid voordoen zich over de onderhavige problema
tiek të beraden.
Van de inhoud van de regeringsvoorstellen zal
afhangen of de reeds ingenomen standpunten ge
handhaafd dienen te blijven. Immers ook het be
drijfsleven zal zich bij het aanvaarden van nieuwe
lasten mpeten houden aan een prioriteitenschema.
Ook voor hem geldt dat bij het bepalen van een
beleidskeuze selectief en kritisch te werk moet
worden gegaan.
N. A. V.
£R zijn duidelijke aanwijzingendat binnen
kort het: bestuur van het Ontwikkelings- en
Saneringsfonds voor de Landbouw zijn officiële
goedkeuring zal hechten aan een aantal maatrege
len die rechtstreeks, vérband houden met de af
vloeiing van oudere werknemers van land- en tuin
bouwbedrijven.Het. is verheugend, dat naast de
bestaande regelingen voor de ondernemers nu ook
de landarbeiders dé toekomst met minder zorg te
gemoet kunnen zien:
De oudere werknemers op wie de nieuwe rege
ling van toepassing zal worden gebracht dienen
aan te tonen, dat-om structurele redenen een lang
durig dienstverband bij een of meer landbouwbe
drijven moet worden beëindigd. Het ligt in de lijn
der verwachting, dat het bestuur van het Ontwik-
kelings- en Sanering sfonds akkoord zal gaan met
een uitkering van f 3000,^ aan werknemers ouder
dan 55 jaar en jonger dan 65. jaar, die om structu
rele redenen het bedrijf moeten verlaten. Om in
aanmerking te kdtnëri, dienen ze de laatste tien
jaren gemiddeld'veertig werkweken per jaar in de
landbouw werkzaam té zijn geweest. De uitkering
zal op een geblokkeerde rekening worden gestort.
Pas als hij 65 jaar wordt, kan de betrokkene over
het geld beschikken. Komt hij vóór zijn 65ste te
overlijden, dan zal 'het bedrag aan de nabestaan
den worden uitgekeerd. Degene bij wie de aanvra
ger van een uitkering in dienst is, zal een verkla
ring moeten geven, dat hij zich genoodzaakt ziet
zijn werknemers té ontslaan in verband met struc
turele ontwikkelingen op zijn bedrijf of door be
drijfsbeëindiging. Er zal in sommige gevallen ook
een vergoeding van de verhuiskosten worden uit
gekeerd als de betrokken werknemer elders in de
landbouw een beroep gevonden heeft en er van
andere zijde geen financiële hulp te krijgen is.
Voor jongere werknemers in de landbouw is een
dergelijke regeling niet te verwachten omdat er
voor hen al omscholingsregelingen bestaan van de
directie Arbeidsvoorziening, en verder beroeps
keuzevoorlichting, testmogelijkheden en bemidde
ling saktiviteiten. Daarover bestaat ook al intensief
contact tussen de directie Arbeidsvoorziening en
de directie Landbouwonderwijs.
j \E kiem voor het succesvolle afronden van de
L* beperkingen over de afvloeiingsregeling
voor oudere werknemers in de landbouw is eigen
lijk gelegd op 22 december 1966. Op die dag stuur
de het Contactorgaan Agrarische Werknemersbon
den te Utrecht een brief naar het dagelijks bestuur
van het Landbouwschap. Daarin werd aandacht ge
vraagd voor de problematiek, die de gedwongen
afvloeiing voor met name de oudere agrarische ar
beider met zich mee brengt.
In 1966 bestonden er voor de agrarische werk
nemers geen sociale begeleidingsfaciliteiten. Voor
de ondernemer waren ze er wel. In zijn brief maak
te het Contactorgaan Agrarische Werknemersbon
den dan ook terecht gewag van een ongelijke be
handeling. Het gaf aan het dagelijks bestuur van
het Landbouwschap de suggestie de zaak onder de
aandacht te brengen van de Stichting Ontwikke-
lings- en Saneringsfonds voor de Landbouw. Dit
heeft het bestuur van het Landbouwschap gedaan.
De Stichting Ontwikkelings- en Saneringsfonds
voor de Landbouw heeft er zich over beraden. En
in een brief van 1 november 1968 zegt ze: „Het be
stuur heeft uiteindelijk geconcludeerd, dat de ver-
antwooredlijkheid voor een bijzondere financiële
begeleiding van deze kategorie werknemers
(oudere agrarische werknemers - red.) in de eer
ste plaats bij het landbouwbedrijfsleven zelf zou
zijn gelegen". Het bestuur van de Stichting Ont
wikkelings- en Saneringsfonds opperde de moge
lijkheid van een fonds waaruit bijzondere voorzie
ningen voor agrarische werknemers, eventueel in
verband met vervroegde pensionering, zouden kun
nen worden gefinancierd. ,rIndienaldus de brief
van het Ontwikkelings- en Saneringsfonds, „tot de
oprichting van een fonds in bovenbedoelde zin zou
worden besloten, acht het bestuur initiële steun
(aanloopsubsidie) in de vorm van een bijdrage niet
uitgesloten en is het gaarne bereid nadere voorstel
len te bezien in het kader van de taak van het
fonds".
jyE deur die aanvankelijk dicht leek te gaan,
werd aan het slot van de brief toch vriende
lijk opengehouden. Het dagelijks bestuur van het
Landbouwschap delegeerde de brief van het Ont
wikkelings- en Saneringsfonds aan zijn hoofdafde
ling Sociale Zaken met een verzoek om advies. Een
Commissie boog zich over de mogelijkheden en on
mogelijkheden en bracht in de zomer van 1969 een
tussentijds rapport uit aan het dagelijks bestuur.
Dit rapport kwam uiteindelijk weer bij het Ont
wikkelings- en Saneringsfonds terecht, waar de
zaak van'de oudere werknemers in de landbouw
opnieuw in studie werd genomen. Diverse verga
deringen werden eraan besteed. De situatie van de
werknemers in de land- en tuinbouw werd nog
maals grondig bestudeerd. Daarbij is interessant
cijfermateriaal ter tafel gekomen. Een telling op
basis van vaste geregistreerde jaarcontracten toont
aan dat er in 1959/1960 69.000 werknemers in de
agrarische sector waren. In 1969/1970 nog 41.000.
Dit is een af name van 40
Hieruit blijkt, dat ook de landarbeiders de ge
volgen van de snelle veranderingen in de landbouw
ondergaan. Voor velen van hen betekent dit het
afscheid van een beroep dat zij jarenlang met liefde
hebbèn uitgeoefend. Het stemt daarom tot voldoe
ning, dcft mede dankzij het aandringen van het
Landbouwschap de overheid hen in deze omscha
keling financieel tegemoet wil komen.
MINISTER LARDINOIS OVER DE VEREDELINGSSECTOR
„We moeten de veredelingssector niet laten ver
zuilen in een kunstmatige subsidiepolitiek. Dat is de
klok terugdraaien". Met deze uitspraak gaf de minis
ter van landbouw, ir. P. J. Lardinois, zaterdag te ken
nen weinig heil te zien in de plannen van de in de
Europese Commissie herbenoemde dr. S. L. Mansholt;
die wil veredelingsbedrijven die voor de helft de voe
dervoorziening van eigen bodem kunnen realiseren,
financieel tegemoet komen. De minister, die in deze
voorstellen ook een achterstelling van de kleine zand-
grondbedrijven ziet, sprak tijdens de viering van het
halve-eeuwfeest van de fabriek van mengvoeders
Koudijs N.V. te Barneveld.
Minister Lardinois zei verder in zijn toespraak
goede perspectieven te zien in de varkens- en kalver-
mesterij en de pluimveehouderij. Volgens de bewinds
man. die zei verheugd te zijn nu eens in een feeste
lijke omgeving te verkeren, zullen er zeker berg er
en dalen komen. Hij riep de agrariërs op zich daa^P
in te stellen. „Begin niet in deze agrarische sec"*®"
als u een periodie van enkele jaren met uw eië®n
kapitaal niet kunt overbruggen.
Wie dat niet kan vindt mogelijkheden ,,aeJ~""
tractensector, maar ook hier zijn gre^n, waar
schuwde de minister. De duizenden
hoorden minister Lardinois tot slot vS ^rteium aat
volgens hem de prijzen van de ei'fen de komende
winter vermoedelijk weer hoger
zuiveloverschotten zullen dit jaa vrijwel v j
zo voegde hij hieraan nog toe.