Bestraalde champignons langer houdbaar 11 £EDERT enkele dagen zijn in de supermarkets van een grootwinkelbedrijf bestraalde cham pignons voor de consument verkrijgbaar. Albert Heijn heeft er een contract voor gesloten met het proefbe drijf Voedselbestraling in Wageningen. De bestraalde champignons zullen in vele filialen in het hele land worden verkocht, altijd naast onbestraalde en altijd voor dezelfde prijs. Dat kan doordat bestraalde cham pignons een week langer houdbaar zijn dan gewone, daardoor bij de distributie wat minder voorzichtig behandeld behoeven te worden en zodoende hun eigen bestralingskosten goedmaken. De bestraalde cham pignons zullen herkenbaar zijn aan het door de over heid voorgeschreven beeldmerk voor bestraalde levensmiddelen, een bloemvignet. Van Nederland uit worden pogingen gedaan van dit vignet een inter nationaal beeldmerk te maken. Naast de bestaande conserveringsmethoden van levensmiddelen zoals zouten, inblikken, roken, diep vriezen en drogen, wordt de laatste jaren dit nieuwe procédé de bestraling van produkten toegepast. In het algemeen wordt bestraling toegepast wanneer met de andere methoden niet het gewenste effect wordt be reikt. Tot nu toe zijn voor distributie in onbeperkte hoeveelheden aardappelen, champignons en steriele diepvriesmaaltijden voor ziekenhuizen van overheids wege vrijgegeven. Verwacht wordt, dat binnenkort ook graan in deze categorie kan worden opgenomen. Distributie in beperkte hoeveelheden geldt tot nu toe voor aardbeien, asperges, cacaobonen, grondnoten en gemengde kruiden. Niet en wel bestraalde champignons na opslag van 4 dagen. yEEL hangt af van het doel waarvoor men de be straling toépast. Bij afordappelen wordt de spruitvorming tegengegaan. Bij asperges en champig nons wordt de ongewenste doorgroei afgeremd. Bij aardbeien bereikt men langere houdbaarheid en voor komt men schimmelvorming. Bij graan en specerijen gaat het om het doden van schadelijke insecten of om ontsmetting. Een bindende voorwaarde bij de handel in bestraal de voedingsmiddelen is de duidelijke herkenbaarheid van deze produkten. Hiertoe is een vignet ontworpen, dat door de consument gemakkelijk kan worden her kend. Nadat jarenlang proefnemingen op laborato riumschaal zijn uitgevoerd, werd in 1968 het Proef bedrijf Voedselbestraling uit een samengaan van overheid en bedrijfsleven gesticht, teneinde de moge lijkheden voor een commerciële toepassing van de nieuwe conserveringsmethode nader te onderzoeken. Het bleek o.m., dat het verse produkt vers blijft en verpakt kan worden bestraald. Door een juiste keuze van de dosis straling wordt wel het groeimechanisme geremd, maar niet de eigenschappen van het produkt beïnvloed. Op 23 oktober vorig jaar werd de distributie van bestraalde champignons vrijgegeven. Albert Heijn is de eerste die daar gebruik van maakt. Voorlopig gaat het om maximaal vijf ton per week. De champignons worden van telers betrokken op basis van contract levering, waarna ze vervolgens door het Proefbedrijf •bestraald worden. Van de reacties van de huisvrouw zal afhangen of Albert Heijn misschien later zelf een bestralingsinstallatie zal bouwen. In het algemeen voelt dit bedrijf niet veel voor eigen produktie. Het Proefbedrijf, opgericht door zes produktschappen en de rijksoverheid, beschouwt zijn deelneming aan de commerciële produktie als een tijdelijke zaak en is het de bedoeling dat het bedrijfsleven e.e.a. mettertijd zelf ter hand neemt. (Vervolg van pag. 9) Monomat S. Bij deze machine worden de bietenplanten elektrisch afgetast. Wanneer een plantje wordt gevoeld, wordt een commando gegeven aan het regelmechanisme. Dit mechanisme laat dan een mes, dat zich vóór de taster bevindt, door de rij slaan. Doordat de bieten door de machine worden afge tast oogst deze machine veel sympathie bij de bietentelers. De dunintensiteit wordt bij deze machine bepaald door de afstand tussen taster en mes en de mesgrootte. Ook bij deze machine is controle door middel van plantentelling steeds noodzakelijk. Er zijn echter ook enkele punten die een algehele ver breiding van deze machine nog in de weg staan, o.a.: Het gewas moet on- kruidvrij zijn en er mogen geen kluitjes aan de oppervlakte liggen, zodat steeds een extra bewerking met de gladde rol noodzakelijk is. De bieten moe ten minstens in het 4 bladstadium verkeren voor er goed dunwerk mogelijk is terwijl er geen tweewassigheid mag voorkomen. Verder zullen de kosten per hectare door de hoge prijs en de relatief lage capaciteit beduidend hoger zijn dan bij blinde dunners. De bediening van de machine tijdens de demonstratie vond steeds door twee personen plaats. Als zesrijige uitvoering kost deze machine 12.300, excl. B.T.W. ALGEMEEN Er is bij deze demonstratie getracht de momenteel aan de markt zijnde machines aan de belangstellenden te tonen onder vergelijkbare omstandig heden. Het is een goede keuze geweest van het bastuur van de Stichting Landbouwkundig onderzoek in Zeeuwsch-Vlaanderen om deze demonstratie te organiseren. Ook de toelichting tijdens de pauze over teelttechnieken van de suikerbieten door ir. E. J. Kadijk van het Consulentschap voor hakvruch- ten had de volle aandacht. Als sluitstuk op de demonstratie gaf de heer J. T. Andringa, ing. van het Consulentschap voor landbouwwerktuigen te Wage ningen, nog een toelichting op de gedemonstreerde machines waarna ir. J. A. Hoenderken van het Consulentschap voor de akkerbouw en de rundveehou derij te Goes de demonstratie beëindigde met allen die hebben meegewerkt aan het welslagen van deze demonstratie dank te zeggen. Wanneer de bezoekers de behaalde resultaten van de machines op de juiste wijze interpreteren zullen de punten zoals die in het begin zijn vermeld voor de toekomstige bietenteler uitvoerbaar zijn DE BOEREN JONGER DAN 42 JAAR glJ de verbouw van gemechaniseerde teelten als graan, suikerbieten, aardappelen en andere zijn naar verhouding weinig arbeidsuren en grote werk tuigen nodig. Zo moeten in het voorjaar bij het kunst- imeststrooien, land klaarleggen, zaaien en poten en verder bij de oogst en afvoer van de geoogste pro dukten op éénzelfde tijdstip groot materieel en al gauw 3 k 4 man bedienend personeel worden ingezet. Het is zonder meer duidelijk, dat hiervoor op het kleinere éénmansakkerbouwbedrijf veel werktuigen en personeel van de loonwerker moet worden aange trokken. Naarmate de bedrijven groter zijn even tueel ook door samenwerking met één of meer colle ga's worden de mogelijkheden om het vaste perso neel en de eigen mechanisatie aan hun trekken te laten komen groter, hetgeen het bedrijfsinkomen gun stig beïnvloedt. Modern materieel; zoals trekkers die per jaar 250 uren draaien; maaidorsers waarmee men per jaar 25 ha oogst; aardappel- of bietenrooimachines voor 5 h. 10 ha aardappelen of suikerbieten; zijn op geen enkel bedrijf rendabel, integendeel zij kosten dan handen vol geld. De capaciteit van de eigen werk tuigen moet aangepast zijn aan de oppervlakte van de gewassen op het bedrijf. Uit de verkregen gegevens van de enquête komt naar voren, dat de arbeidsbezetting per bedrijf oploopt van 1,3 man op het gemiddeld 20,3 ha groot bedrijf tot 2,9 man op het gemiddelde bedrijf van 87,1 ha. Dit houdt in, diat de oppervlakte per man stijgt van ruim 16 ha tot 30 ha per man. De bedrijfsgrootteklas- se van 30 tot 40 ha is de overgang van het éénmans- naar het tweemansakkerbouwbedrijf. Als we de ge vonden gemiddelde cijfers globaal afronden, exploi teren de jonge boeren het 50 ha bedrijf als tweemans- bedrijf en het 90 ha bedrijf als driemansbedirijf. Bij een gelijk bouwplan van gemechaniseerde akker- ■bouwteelten kan de akkerbouwer op het driemans- bedrijf van 90 ha heel wat meer arbeid van het vast personeel en eigen mechanisatie benutten dan zijn collega op het tweemansbedrijf van 50 ha. De arbeids kosten per ha zijn op het 90 ha bedrijf 20 lager dan op het bedrijf van 50 ha. Immers één man op het 90 ha bedrijf bewerkt 5 ha (n.l. 30 ha minus 25 ha) meer, dan op het bedrijf van 50 ha. Als we het twee mansakkerbouwbedrijf met het éénmansakkerbouwbe drijf vergelijken, worden deze verschillen nog aan zienlijk groter dan die tussen hqt driemans- en twee mansakkerbouwbedrijf. BEDRIJFSGROOTTE EN BEDRIJFSVOERING Moderne werkmethoden in de akkerbouw vereisen goed geschoold personeel. Bij kleine bedrijven en kleine percelen brengt de uitvoering van dieze werk methoden relatief meer moeilijkheden en kosten met zich mee. Het resultaat van de bedrijfsexploitatie is voor de akkerbouwer gunstiger naarmate de bedrijfs- oppervlakte groter is. Bij de huidige stand van de produktietechniek kan één man wel 30 ha aan. Voor een efficiënte bedrijfsvoering komt men bij een 3 h 4 mansbedrijf dan terecht op een oppervlakte van 90 120 ha. Daar werktuigen als trekker, oogstmachines en andere denk maar aan trekkers van 100 pk, zesrijige bietenrooimachines continu een steeds grotere capaciteit hebben gekregen en dit proces be slist nog niet ten einde is, zal de oppervlakte per man en zijn vaardigheid ook moeten blijven stijgen. Voor het verkrijgen van een evenhoog inkomen is voor de bedrijven in de grootteklasse van 1530 ha een intensiever produktieplan nodig dan op het gro tere akkerbouwbedrijf. Dit komt neer op intensievere teelten hetzij planten, hetzij dieren met daarbij ook alle risico's van dien. Dit geldt ook, hoewel in min dere mate, voor het tweemansbedrijf van 50 ha in vergelijking met het driemansbedrijf van 90 ha. DE TOEKOMST VAN DE THUIS MEEWERKENDE ZOONS VAN DE OUDERE AKKERBOUWERS Voor de oudere akkerbouwers geeft het huidige in komen veelal geen problemen, wanneer geen der kin deren dit bedrijf overneemt. Als er op het bedrijf een zoon meewerkt, ligt dit toch heel anders. Voor de continuïteit van het bedrijf is het nodig dat de capa citeit van de op het bedrijf aanwezige arbeid tot uiting komt in de produktie. Dit is vaak niet het ge val, immers die oppervlakte per man is dooreengeno- men bij deze oudere boeren nogal wat lager dan die bij de jonge boeren. Het is zonder meer vanzelfspre kend dat een thuis meewerkende zoon evenveel thuis mag, ja moet verdienen als een arbeider op jaarcon tract. Dit wordt helaas nog maar al te gemakkelijk over het hoofd gezien. Dit is onbillijk voor de thuis meewerkende zoon. Voordat een meewerkende zoon het akkerbouwbe drijf van zijn ouders overneemt, moeten hij en ook zijn ouders er rekening mee houden, dat: 1) het akkerbouwbedrijf een lager bedrijfsresultaat oplevert naarmate het kleiner is, 2) de lasten van de overname van het bedrijf groter zijn naarmate de bedrijfsoppervlakte groter is. In veel boerengezinnen leeft men bij de bedrijfs opvolging nog te gemakkelijk langs de hier geschetste problematiek heen. Wordt aan de zoon geen of onvol doende beloning uitgekeerd voor het thuis meewer ken, dan achten de ouders het inkomen al gauw vol doende hoog voor hun gezin. Zij menen dat dit voor hun meewerkende zoon ook wel zo zal zijn als hij het bedrijf van hen heeft overgenomen. Dit is echter struisvogelpolitiek. De jonge akkerbouwer moet, zoals in dit artikel is toegelicht, meer uit zijn bedrijf halen dan zijn oudere collega. De thuis meewerkende zoon, die in de nabije toekomst het bedrijf van zijn ouders gaat overnemen, zal aan nog hogere eisen moeten voldoen ten aanzien van het ondernemerschap, algemene ken nis en vakbekwaamheid en het beschikken over finan ciële middelen, dan nu al bij de jonge zelfstandige akkerbouwers het geval is. Voor het verkrijgen van inzicht in deze materie is de cursus Economische Vorming Toekomstige Ondernemer, afgekort E.V.T.O.- cursus, een zeer goede leerschool. Indien hij hierbij inziet, dat het bedrijf van zijn vader hem voor de toekomst een onvoldoende inkomen, dus geen be staansmogelijkheid, oplevert, dan is er voor hem slechts één uitkomst en dit is ergens anders een be staansmiddel zoeken. Het is dan nodig, dat de ouders zich hiervan bewust worden en dat zij er naar streven deze uitkomst te verwezenlijken. Hoewel dit geen gemakkelijke opgave is, is dit toch wel de enige uit weg om veel persoonlijke ellende en schrijnend leed te voorkomen. Hoeveel jonge akkerbouwers zullen er zijn, die vaders bedrijf niet zouden hebben overgeno men, als zij een goed inzicht hadden gehad in de in komensmogelijkheden van het bedrijf?

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1970 | | pagina 11